5-1434/1 | 5-1434/1 |
12 JANUARI 2012
Tijdens de top van Lissabon in november 2010 heeft de NAVO beslist om in 2014 de verantwoordelijkheid inzake veiligheid over te dragen aan de Afghaanse troepen. Na 2014 zou de internationale gemeenschap in het land een rol blijven spelen in het raam van een partnerschap op lange termijn tussen de NAVO en Afghanistan.
Secretaris-Generaal Rasmussen heeft de af te leggen weg (« way ahead ») van de NAVO tot in 2014 uitgestippeld. Enerzijds heeft hij gewezen op de noodzaak van een groeiende burgerlijke pijler in Afghanistan, en anderzijds op het feit dat de NAVO rekent op de militaire steun van de bondgenoten, waaronder dus ook België, die onontbeerlijk is om een veilige werkomgeving te waarborgen voor hulporganisaties. De burgerlijke en de militaire aanpak gaan dus hand in hand.
Het beleid van ons land in Afghanistan ligt in de lijn van het standpunt van de Europese Unie, die de overeenkomst van Bonn van december 2001 heeft bekrachtigd. De houding van België binnen de Europese Unie, de NAVO en de Verenigde Naties wordt gekenmerkt door een constructieve inzet op lange termijn in Afghanistan.
De dialoog en de politieke samenwerking zijn begonnen met de regimewissel. Minister Louis Michel is naar Kabul gereisd voor de eedaflegging van president Karzai in 2001, waarna de Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken meermaals een bezoek aan België heeft gebracht. Een groot aantal Afghaanse diplomaten werd in 2003 in België uitgenodigd voor een opleiding.
België draagt al sinds februari 2003 bij tot de heropbouw en de ontwikkeling van het land door 231 militairen naar Kabul te sturen in het kader van resolutie 1444 van de Veiligheidsraad van november 2002. De militaire aanwezigheid was aanvankelijk beperkt tot de hoofdstad, maar is sinds resolutie 1510 van de Veiligheidsraad van oktober 2003 uitgebreid tot het hele Afghaanse grondgebied.
De militaire samenwerking is geleidelijk aan toegenomen sinds de opstelling van de Internationale Strijdkracht voor veiligheidsbijstand (ISAF) die in de overeenkomst van Bonn was aangekondigd. Vanaf 11 augustus 2003 heeft de NAVO het bevel van de ISAF overgenomen. Provinciale wederopbouwteams (PRT) staan in voor de nieuwe opdrachten van de NAVO : zij moeten zorgen voor een veilige omgeving en de veiligheid van de burgerlijke wederopbouworganisaties waarborgen.
De Belgische financiële bijdrage aan de heropbouw van Afghanistan is in januari 2002 aangekondigd tijdens de conferentie van donorlanden in Tokyo. België kondigt een bijdrage van 30 653 miljoen euro aan, gespreid over de periode 2002-2006, en legt daarbij de nadruk op de versterking van het democratiseringsproces en de verbetering van de status van de vrouw.
Er wordt gerichte steun gegeven aan verschillende projecten van NGO's.
Op 16 november 2005 ondertekenen de Europese Unie en Afghanistan een gemeenschappelijke beleidsverklaring die de grondslag vormt van een nieuw partnerschap tussen beide partijen. Dit partnerschap is gebaseerd op het akkoord van Bonn en bepaalt gemeenschappelijke prioriteiten voor de volgende fase van de heropbouw van het land. Die gemeenschappelijke inspanningen betreffen verschillende domeinen, zoals politiek en economisch bestuur, de hervorming van de veiligheidsdiensten en justitie, de strijd tegen de drugshandel, ontwikkeling, mensenrechten, steun aan het maatschappelijk middenveld, terugkeer van vluchtelingen, onderwijs en cultuur. Er wordt overeengekomen dit partnerschap te evalueren in een politieke dialoog tussen Afghanistan en de Europese Unie, met jaarlijkse vergaderingen op ministerieel niveau.
Binnen dit Europees kader bepaalt de op 9 december 2005 door de Ministerraad aangenomen oriëntatienota dat deoperationele inzet van de Belgische Defensie in Afghanistan in 2006 gericht zal zijn op twee doelen : het voortzetten van de beveiligingsopdracht van de luchthaven van Kabul en een bijdrage aan de werking van de luchthaven. In de zone Noord zal België samen met Duitsland rechtstreeks deelnemen aan het Provinciale Wederopbouwteam.
Op dat ogenblik (de oriëntatienota Operationeel engagement 2007 wordt op 12 januari 2007 door de Ministerraad goedgekeurd), zijn eenentwintig Belgische militairen onder Duits commando actief in de PRT van Kunduz en Faizabad. Er is ook een EOD-team (Explosive Ordnance Disposal) dat explosieven en munitie moet opsporen en onschadelijk maken. Ten slotte zijn er specialisten die operationele steun leveren op het vlak van informatie, Belgische militairen die het beveiligde computernetwerk van de PRT beheren en Belgische leden van de militaire politie die ingelijfd zijn bij de PRT. Er zijn ook drie Belgische militairen op post in de commandoketen van het noorden van Afghanistan, in Mazar-e-Sharif.
Midden maart 2007 worden twee MMPV Dingo 2s geleverd aan de Belgische compagnie die in de luchthaven van Kabul is gelegerd. In mei 2007 beschikt zij over vier van deze voertuigen.
Vanaf oktober 2007 voert België voor zes maanden het bevel over de luchthaven, met ongeveer veertig bijkomende militairen.
Voor België blijft er een duidelijk onderscheid bestaan tussen de opdrachten van ISAF enerzijds en de opdrachten van Enduring Freedom anderzijds. Er kan geen sprake zijn van een gemeenschappelijk commando voor beide, omdat die opdrachten totaal van elkaar verschillen en de minste verwarring gevaarlijk kan zijn.
De voorbereiding van de NAVO-top in Straatsburg en Kehl (3-4 april 2009) biedt de gelegenheid de richtlijnen van de Belgische regering betreffende ons optreden in Afghanistan in herinnering te brengen. Het land bereidt zich voor op een kiescampagne (presidents- en provincieraadsverkiezingen in augustus 2009 en programma voor parlementsverkiezingen in 2010), die bijkomende veiligheidsmaatregelen vereisen. Bovendien heeft president Obama besloten een duidelijke politieke prioriteit te maken van de stabilisering en wederopbouw van Afghanistan. Bijgevolg drijven de Amerikanen hun inspanningen aanzienlijk op en verwachten zij hetzelfde van hun Amerikaanse bondgenoten.
In deze context heeft België zijn aanwezigheid willen bevestigen en versterken.
Wij menen dat de bijdrage van de internationale gemeenschap toegespitst moet zijn op het versterken van de Afghaanse overheidsdiensten en het Afghaanse middenveld zodat zij duurzame oplossingen kunnen vinden voor de problemen van hun land zonder de mensenrechten in het gedrang te brengen.
Om de krachten beter te bundelen, ons optreden zichtbaarder te maken en onze activiteiten op een doeltreffende manier logistiek te ondersteunen is het meer dan ooit wenselijk onze inspanningen toe te spitsen op een bepaalde geografische zone op regionaal of provincieniveau.
België beoogt een combinatie van burgerlijke en militaire acties met multisectorale benaderingen op burgerlijk vlak. Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking maken dan ook jaarlijks 7 miljoen euro vrij voor burgerlijke wederopbouwprojecten. België speelt een niet verwaarloosbare rol, gelet op het feit dat Afghanistan niet een van onze achttien partnerlanden is.
In 2009 blijven onze troepen deelnemen aan de beveiliging van de luchthaven van Kabul. De belangrijkste versterking is de toevoeging van een zogenaamde « OMLT » (Operational Mentor and Liaison Team) in Kunduz. Een burgerlijk-militaire aanpak beantwoordt het beste aan de behoeften in Afghanistan, waar alles met elkaar is verweven : heropbouw, veiligheid, bestrijding van het verbouwen van opium en de drugshandel, heropbouw van de samenleving, strijd tegen corruptie en bevordering van de mensenrechten.
Dit OMLT is belast met het samenstellen, opleiden en steunen van Afghaanse infanteriebataljons voor operaties vanuit Kunduz. Deze opdracht is in januari 2009 begonnen, met twintig mentoren en negenenveertig militairen voor logistieke steun.
De opdracht van deze teams bestaat uit het begeleiden en coachen van een Afghaanse brigadestaf en een Afghaans bataljon.
De begeleiding van het Afghaanse bataljon gebeurt op basis van de opdrachten die ISAF toekent aan het Afghaanse leger (AENA). Onze militairen gaan nooit alleen op patrouille. Hun opdracht bestaat in het verlenen van advies aan de pelotonscommandanten die deel uitmaken van het bataljon. AENA voert de opdrachten uit en wij begeleiden hen.
Bovendien beslist de Belgische regering in november en december 2008 om vier F-16's in te zetten in het raam van ISAF. Belgische teams worden ook ingezet in AWACS-missies (Airborne Warning and Control System) die het Afghaanse luchtruim controleren. Ten slotte voert Defensie verschillende opdrachten van interne steun uit.
Gemiddeld zijn er in 2009 485 Belgische militairen aanwezig in Afghanistan.
De inspanningen van de Europese Unie om Afghanistan te stabiliseren met een EUPOL-politieopdracht (bestaande uit meer dan tweehonderd manschappen) ligt in dezelfde lijn. EUPOL heeft voor Afghanistan zes doelstellingen vastgesteld, met name politieactiviteiten betreffende inlichtingen, het commando-, controle- en communicatieketen van de politie, de gerechtelijke onderzoeken, de strijd tegen corruptie, de banden tussen politie en justitie en het eerbiedigen van de mensenrechten en de gelijkheid van mannen en vrouwen binnen de Afghaanse politiediensten.
Op 4 december 2009 heeft ons land beslist drie politiemensen naar Afghanistan te sturen. Deze drie politiedeskundigen trainen en leiden de Afghaanse politie op in het noorden van Afghanistan of in Kabul.
In 2010 zijn iets meer dan zeshonderd Belgische militairen in Afghanistan gelegerd. Voor dit engagement zijn er vier redenen.
Ten eerste wordt de aanwezigheid van de internationale gemeenschap gewettigd doordat stabiliteit in dit land en in de regio een meerwaarde biedt op het vlak van internationale veiligheid. Wij zijn daar om bij te dragen tot deze stabiliteit. Wij moeten voorkomen dat Afghanistan weer een vrijhaven voor terroristen wordt. Een Afghanistan waar minimale rechten worden gewaarborgd, waar een vorm van goed bestuur heerst en de drugshandel efficiënt wordt aangepakt zal een veiliger land zijn voor de buitenwereld dan een vrijhaven voor extremisten en terroristen. Wij herinneren eraan dat 80 à 90 % van de in ons land en omringende landen verhandelde illegale verdovende middelen uit die regio afkomstig is. Dit is een heel belangrijk aspect.
Ten tweede willen wij op een solidaire manier bijdragen tot de uitvoering van een aantal resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Er zijn ondertussen negen resoluties van toepassing op de ISAF, waar wij deel van uitmaken. Tot de drieënveertig deelnemende landen behoren alle lidstaten van de NAVO.
Ten derde is er de solidariteit met de EU- en NAVO-bondgenoten. De EUPOL Afghanistan-missie wil een duurzame civiele politiedienst opbouwen en een aangepaste interactie ontwikkelen met het bredere rule of law-systeem onder Afghaans ownership. Dit strookt met onze visie op het evenwicht tussen de civiele en militaire inspanningen. De militaire inspanningen blijven noodzakelijk, maar de benadering moet ook evolueren. De focus van de aandacht moet worden verlegd van het veiligheidsaspect naar een civiele en militaire benadering, teneinde te zorgen voor veiligheid en duurzame ontwikkeling en een « Afghanisering » van het land te bevorderen.
In het debat over het evenwicht tussen civiele en militaire inspanningen wordt te vaak uit het oog verloren dat civiele inspanningen onmogelijk zijn als de veiligheid niet wordt gegarandeerd. Er is dus steeds een belangrijke militaire aanwezigheid vereist.
De opleiding van de Afghaanse troepen moet worden voortgezet. De Londenconferentie heeft in januari 2010 de hoofdlijnen voor de evolutie en de aanpak uitgetekend. België neemt hier actief aan deel. ISAF houdt zich vooral bezig met de opleiding en de training van de Afghaanse politie en strijdkrachten, en daarom werd België gevraagd een bijkomende bijdrage te leveren door instructeurs in te zetten.
Er worden tien instructeurs ingezet in de logistieke school van het Afghaanse leger in Kabul. Zij staan de Afghaanse onderrichters bij met hun technische en administratieve expertise, voornamelijk in het domein van de basisinstructie voor wielvoertuigen. Tien andere instructeurs van de genietroepen worden ingezet om een opleidings- en trainingsteam in het domein van de bouw van wegen en infrastructuur te vormen. Het team zal werken in de genieschool van Mazar-e-Sharif. Het begeleidt ook Afghaanse genie-eenheden op werven buiten de genieschool. Twee instructeurs maken deel uit van het intellectual and development team in Kabul. Dat team moet de procedures ontwikkelen die aan bod komen in voormelde genieschool. Deze instructeurs en begeleiders worden in het tweede semester van 2010 ingezet.
Op 19 maart 2010 beslist de regering dat België tot eind 2011 in Afghanistan aanwezig zou blijven, met maximaal 626 militairen : in Kabul, in het Regional Command North in Kunduz waar een hondertal militairen aanwezig zijn, een Provincial Recontstruction Team en twee Operational mentoring and Liaison Teams en ons F-16-escadrille in Kandahar, ondersteund door een detachement van honderdvijfentwintig militairen (voornamelijk piloten, technici, missieplanners en ondersteuningspersoneel). De F-16's voeren verkenningsvluchten uit en ondersteunen de grondtroepen vanuit de lucht. Dank zij de rules of engagement en de door België opgelegde restricties kunnen ze hun opdrachten vervullen in het welomschreven kader van de ISAF-operaties en indien nodig hulp bieden aan de geallieerde militairen. Die operatie draagt de naam Operation Guardian Falcon.
Op 19 maart 2010 beslist de regering om achtentwintig onderrichters en ondersteuningspersoneel te sturen voor de mentoring van Afghaanse militairen in de domeinen van geniewerk en logistiek. Hierdoor nemen in totaal vierenveertig militairen deel aan opleidingsopdrachten.
Op 13 oktober beslist ons land enkele bijkomende missies te aanvaarden, maar het aantal ingezette militairen blijft onder de 626. Concreet gaat het om dus om zestien bijkomende militairen, air mentoring teams om Afghanen onderricht te geven over taken die verbonden zijn aan de vliegoperaties op luchthavens. Anderzijds begeleidt een Belgisch liaison team een peloton van de republiek Mongolië bij de uitvoering van een opdracht ter bescherming van de luchthaven.
We beschikken over drieëntwintig Multi Purpose Protected Vehicles (MPPV) in Kabul en acht in Kunduz; tien van onze Light Multirole Vehicles (LMV) worden gebruikt in Kabul en vierentwintig in Kunduz. Deze voertuigen worden vooral ingezet als commando- en liaisonvoertuigen of om gespecialiseerde eenheden te vervoeren, zoals ontmijners of OMLT's.
België handelt in overeenstemming met de civiel-militaire overgangsstrategie bepaald tijdens de NAVO-top in Straatsburg-Kehl, de conferentie van Londen of de EU-Raad algemene Zaken en Externe Betrekkingen in oktober 2009. Centraal in de uitkomst van de Conferentie van Londen staat de geleidelijke overdracht van verantwoordelijkheid aan de Afghaanse autoriteiten op het vlak van veiligheid en van bestuur, het zogenaamde Afghaniseringsproces. Hiertoe opteert de internationale gemeenschap voor een civiel-militaire aanpak, want dit is de enige mogelijke weg : het is zinloos te denken dat men een civiele maatschappij kan opbouwen in een onveilig land.
De kosten van ons militair optreden zijn als volgt : 50,3 miljoen euro netto in 2009, een geraamde 53 miljoen euro netto in 2010. Op grond van de beslissingen van de Ministerraad was er volgens een eerste raming sprake van 51,6 miljoen euro netto voor 2011.
Er wordt meer nadruk gelegd op de opleiding van Afghaanse soldaten en politieagenten. Tezelfdertijd gaat de Afghaanse overheid een reeks belangrijke verbintenissen aan in het raam van de overgangsstrategie, inzonderheid op het vlak van goed bestuur en corruptiebestrijding. België heeft er op alle mogelijke manieren op aangedrongen dat op dit punt absoluut concrete resultaten moeten worden geboekt en gecontroleerd.
Zoals de Verenigde Staten zullen België en de andere EU-lidstaten hun troepen geleidelijk aan terugtrekken in 2012, 2013 en 2014. Het overleg hierover moet binnen de NAVO plaatsvinden. België zal zijnbondgenoten voorstellen het Belgische contingent dat sinds 2003 zorgt voor de bescherming van de luchthaven te Kabul, in 2012 volledig terug te trekken. Deze geleidelijke terugtrekking uit de streek van Kabul heeft te maken met de verbeterde veiligheidstoestand en het feit dat meer en meer veiligheidsopdrachten aan de Afghanen kunnen worden overgedragen. België zal ook voorstellen om actief te blijven in Kunduz en Kandahar, respectievelijk voor de opleiding van het Afghaanse leger en voor de voortzetting van de luchtoperaties van onze F-16's.
Voor 2011 heeft België 1,3 miljoen euro vrijgemaakt voor burgerlijke bijstand. Het ministerie van Buitenlandse Zaken verhoogt hiervoor het budget voor de consolidatie van de vrede van 2,5 miljoen euro naar 3,5 miljoen euro. De nadruk ligt op de verbetering van het goed bestuur via programma's en projecten van internationale organisaties en NGO's. Gelet op de reeds geleverde financiële inspanningen en de financiering door andere donoren, is ons land niet van plan bij te dragen aan het verzoeningsfonds.
Ons land versterkt op 2 april 2011 zijn diplomatieke aanwezigheid in Kabul door zijn voormalig bureau om te vormen tot een ambassade. Op 2 februari 2011 komt de aangewezen ambassadeur, de heer Michel Lastschenko, aan in Kabul. De aanwezigheid van een volwaardige ambassadeur kan het sluiten van een « memorandum of understanding » betreffende de terugkeer van afgewezen Afghaanse asielzoekers, alsook een « memorandum of understanding » betreffende de transfer van gevangenen, versnellen.
Het mandaat van bijzonder vertegenwoordiger voor Afghanistan/Pakistan wordt verlengd tot 2011.
Het is interessant om de evolutie na te gaan van de middelen die België op burgerlijk vlak heeft ingezet.
Tussen 2002 en 2008 heeft België in Afghanistan gemiddeld 6 miljoen euro besteed aan burgerlijke initiatieven, overeenkomstig de verbintenissen die de Belgische regering is aangegaan tijdens de Conferentie van Tokyo (30 miljoen euro in vijf jaar) en de hernieuwde verbintenissen voor hetzelfde bedrag in 2006, tijdens de Conferentie van Londen. Bovenop dit oorspronkelijke bedrag komt 20 % voor de periode 2009-2011 in het raam van de tweede verbintenis van 30 miljoen euro die dus verhoogd wordt op 36 miljoen euro. De bijkomende 6 miljoen euro komen volledig ten laste van het budget van Ontwikkelingssamenwerking.
In april 2009 beslist de Ministerraad deze bijdrage voor 2009 op te trekken tot 12 miljoen euro, waarvan 7,5 miljoen euro ten laste van Ontwikkelingssamenwerking. Op grond van deze beslissing en die van het kernkabinet van 19 maart 2010 bedraagt de Belgische burgerlijke bijstand in 2010 14,5 miljoen euro, waarvan 12 miljoen euro (86 %) ten laste van Ontwikkelingssamenwerking. Ten opzichte van de burgerlijke middelen voor Afghanistan in de periode 2002/2008 is dat een stijging met 240 %.
In 2009 hebben wij 2 miljoen euro gegeven aan onderwijsprojecten van UNICEF, 2 miljoen euro aan een project van de Wereldbank, 2 miljoen euro aan voedselhulp, 1 miljoen euro voor de verkiezingen en 1 miljoen euro aan de Aga Khan Foundation (in 2010 : 2,5 miljoen euro aan een project ter verbetering van de tuinbouwproductie van boeren in het noorden van Afghanistan. Dit project vult andere initiatieven aan die reeds door de DGOS werden gefinancierd). In 2010 wordt een deel van deze projecten uitgevoerd in het kader van de humanitaire hulp in de strikte zin van het woord. Enkele voorbeelden : CICR : 1 miljoen euro voor bijstand aan gewonden, invaliden en ziekenhuizen; FAO : 700 000 euro voor de verbetering van de voedselzekerheid; UNHCR : 1 miljoen euro voor bijstand aan ontheemden in eigen land en vluchtelingen; UNICEF : 280 000 euro in 2010 en 2011 voor het bestrijden van ernstige schendingen van kinderrechten, met inbegrip van seksueel geweld in gewapende conflicten.
Voor de gedelegeerde samenwerking met Duitsland wordt in 2010 een bedrag van 3 miljoen euro besteed uit het totaalbudget van 14,5 miljoen euro. Ons doel is de hulpcoördinatie te verbeteren en constant te evalueren om de middelen zoveel mogelijk toe te spitsen op ofwel grote internationale organisaties die ter plaatse werkzaam zijn, ofwel grote NGO's. Dat is de bedoeling van de bilaterale samenwerking met Duitsland. Via die weg steunen wij voornamelijk projecten in de voeding- en landbouwsector.
In 2010 wordt 1,5 miljoen euro vrijgemaakt voor voedselhulp in Afghanistan. Deze bijdrage wordt door het Wereldvoedselprogramma beheerd zonder dat wij hen verplichten om in een bepaald gebied in Afghanistan te werken. Dit programma bepaalt immers zelf zijn prioriteiten en de middelen die het inzet op grond van de noden die het heeft vastgesteld en zijn ervaring te velde.
België is in de eerste plaats uit internationale solidariteit aanwezig in Afghanistan. Tweeënveertig landen zijn er actief. Wij konden niet wegblijven. Net als andere landen zijn wij een welvarend land dat projecten moet hebben zodat de welvaart die wij genieten wordt uitgevoerd naar andere landen van de wereld.
Het is ook een bewuste keuze van de regering geweest, om onze reputatie als betrouwbare partner hoog te houden, ook al zijn wij een klein land. Dit geldt voor onze engagementen in alle internationale organisaties, zoals de NAVO, de VN en de Europese Unie.
Iedereen is het erover eens dat het exporteren van terrorisme moet stoppen. De regio mag niet eens te meer een broeinest van terrorisme worden. De internationale gemeenschap wil niet langer passief toekijken op de terugkeer van een vreselijk, schrikwekkend bewind dat de fundamentele rechten van de mens met voeten treedt.
Een andere overweging is dat de stabilisering van Afghanistan bijdraagt tot de stabilisering van de hele regio.
Ons doel in Afghanistan is duidelijk : de oprichting van een onafhankelijke en duurzame Afghaanse rechtsstaat aan wie de internationale gemeenschap haar opdrachten zal kunnen overdragen : dat is ons enige richtsnoer.
François BELLOT. | |
Gérard DEPREZ. | |
Richard MILLER. | |
Dominique TILMANS. |
De Senaat vraagt de regering :
1. de concrete betrokkenheid te bevorderen van het maatschappelijk middenveld, intellectuelen en de traditionele elite in het verzoeningsproces dat is opgestart tijdens de conferentie van Londen in januari 2010; met dit doel voor ogen, de werkzaamheden van de High Peace Council te steunen met inachtneming van de tribale evenwichten op politiek en economisch vlak;
2. de Afghaanse regering aan te zetten de corruptie efficiënt te bestrijden, en het goed bestuur en de bescherming van de mensenrechten te versterken;
3. een constructieve dialoog met de Afghaanse overheid aan te gaan inzake het bankenbeheer, de mijnsector, de invoer van brandstof, de houthandel, en inzake de drugsproductie en -handel.
4. bij te dragen tot een doeltreffende coördinatie van de 60 geldschieters in Afghanistan;
5. een strategie te ontwikkelen met onze partners ter plaatse en de Afghaanse overheid om het werk van de provinciale wederopbouwteams (PRT) in de tijd te bestendigen;
6. na te gaan of wij ons engagement kunnen voortzetten in de Trust Fund van de Wereldbank voor de wederopbouw van Afghanistan (twee miljoen euro in 2011), die het grote voordeel heeft het herstelplan van de Afghaanse regering te volgen;
7. erop toe te zien dat de vrijgemaakte financiële middelen concrete en werkbare resultaten opleveren, in de wetenschap dat de opbouw van een professioneel en integer burgerlijk bestuur en een onafhankelijk en doeltreffend gerecht noodzakelijk zijn voor een goede aanwending van internationale hulp;
8. onze deelname aan de opleiding van het Afghaanse leger voort te zetten na de Conferentie van Bonn begin december 2011; te herinneren aan het belang van een burgerlijke controle op het leger en van een blijvende financiering ervan;
9. een proces van ontwapening van de milities op te starten, aangezien veiligheid een basisvoorwaarde is voor ontwikkeling;
10. de inachtneming van de rechten van de mens en van vrouwen te bestendigen;
11. de Afghaanse regering te helpen in de ontwikkeling van de volgende sectoren : vervoer, mineralen, bouw, landbouw en stadsdiensten;
12. erop toe te zien dat het behoud van het Belgische engagement in Afghanistan na 31 december 2011 wordt ingeschreven in het regeerakkoord van de regering;
binnen de Europese Unie, in het bijzonder tijdens de gezamenlijke vergaderingen van de ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, bij te dragen tot de totstandbrenging van gezamenlijke Europese standpunten over de burgerlijke bijstand aan Afghanistan; de zichtbaarheid van de initiatieven van de Europese Unie en haar lidstaten in dat land vergroten.
11 oktober 2011.
François BELLOT. | |
Gérard DEPREZ. | |
Richard MILLER. | |
Dominique TILMANS. |