5-1435/1

5-1435/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

13 JANUARI 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat de afschaffing van de Staatsveiligheid betreft

(Ingediend door mevrouw Anke Van dermeersch c.s.)


TOELICHTING


Uit een audit, uitgevoerd tussen oktober 2008 en april 2009, bleek dat het management van de Staatsveiligheid te wensen overlaat. Voor 2009 werd geen actieplan opgesteld en het plan van 2009 vertoonde formele gebreken. Ook bleek dat een op de vijf chefs de operationele doelstellingen onvoldoende of zelfs helemaal niet kent. Verder stond in de audit dat de leiding van de inlichtingendiensten weinig vertrouwen bij het personeel geniet et dat er geen sprake is van een positief arbeidsklimaat.

Enige tijd geleden raakte bekend dat er in Marokko een islamitisch terreurnetwerk was opgerold. De leider van die bende zou de Belgische Marokkaan Abdelkader Belliraj zijn. Hij werd samen met een dertigtal andere verdachten, waaronder verschillende met de Belgische nationaliteit, opgesloten op verdenking van het plannen van terreuraanslagen. Belliraj is niet alleen een vermeende moordenaar, maar volgens de Marokkaanse autoriteiten ook het brein achter een grootschalige roof- en witwasorganisatie. Volgens de minister van Binnenlandse Zaken van Marokko heeft Belliraj bekend dat hij eind de jaren tachtig in ons land zes moorden heeft gepleegd. Het Marokkaanse ministerie van Binnenlandse Zaken linkt de groep rond Belliraj aan Al Qaida. Zijn netwerk zou ook verantwoordelijk zijn voor verschillende overvallen die dienden om vanuit België de internationale terreur te financieren.

Belliraj woonde al die tijd ongestoord in ons land. De laatste jaren zelfs in een rustige villawijk in Evergem.

Meer dan twintig jaar lang kon deze man vanuit België ongestoord terroristische activiteiten uitvoeren, over en weer reizen naar Marokko met zijn dubbele nationaliteit, in een villa wonen zonder te werken en contacten hebben met personen die al veroordeeld waren voor zwaar banditisme.

De klap op de vuurpijl kwam even nadien toen uitlekte dat Belliraj als informant voor de Staatsveiligheid werkte en daar zelfs op regelmatige basis voor betaald werd.

Deze informatie werd vreemd genoeg helemaal niet doorgespeeld volgens de gebruikelijke kanalen. De Staatsveiligheid zou de status van Belliraj als informant verzwegen hebben en niet hebben doorgegeven aan het Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD), speciaal opgericht om de doorstroming van inlichtingen tussen de verschillende diensten mogelijk te maken.

Daarenboven kan men zich de vraag stellen of de Staatsveiligheid op de hoogte was of een vermoeden had van de terroristische activiteiten van Belliraj. Elk antwoord op die vraag is even erg. Als de Staatsveiligheid op de hoogte was dan had ze dat moeten melden aan het parket. En als ze dit niet wist, dan deed ze haar job niet goed.

Het dossier Belliraj mag zonder meer worden toegevoegd aan een lange lijst van blunders die de Staatsveiligheid door de jaren heen heeft opgebouwd. De Staatsveiligheid blijkt inderdaad een patent te hebben op onfrisse zaken.

In de jaren zeventig was er de zaak van de sigarettensmokkel in de haven van Antwerpen. Onder het toeziende oog van de Staatsveiligheid zouden toen sigaretten werden verhandeld waarvan de opbrengst moest dienen voor de wapenaankopen van de ETA.

Ook in het dossier van de Bende van Nijvel is de Staatsveiligheid verschillende keren in opspraak gekomen, zo onder meer bij de moord op FN-ingenieur Juan Mendez en de geheime gehuurde garageboxen om « aangebrande » wapens te verbergen.

In 2000 beschuldigde de Staatsveiligheid vier Chinezen die in Brussel een miljardenproject uit de grond wilden stampen, ten onrechte van witwaspraktijken en banden met de Chinese maffia. Het project sprong daarop af.

In de zaak van het spraaktechnologiebedrijf Lernout & Hauspie keek de Staatsveiligheid de andere kant op. Nochtans heeft de Staatsveiligheid ook tot opdracht om het economische en wetenschappelijke potentieel van ons land te beschermen. Na het faillissement van L&H vroeg de minister van Economische Zaken informatie aan de staatsveiligheid. « Er werd echter geen enkel analyseverslag bezorgd aan de betrokken overheden », constateert het Comité I. « Nochtans bevat dit dossier elementen die erop wijzen dat op verschillende momenten en om uiteenlopende redenen buitenlandse inlichtingendiensten belangstelling zouden hebben gehad voor de firma L&H ».

Hetzelfde geldt voor de corruptiezaak omtrent Tractebel in Kazachstan. Volgens het Comité I had de Staatsveiligheid geen enkele terzake doende informatie verstrekt aan de betrokken onderneming en de toenmalige premier. Toen in april 2001 de Bijzondere Belastinginspectie meer dan 150 miljoen euro vorderde van Tractebel, wegens het opmaken van valse contracten om geheime commissielonen in Kazachstan te betalen, heeft de Staatsveiligheid weliswaar de minister van Justitie en de nationale magistraat « in kennis gesteld van de bezorgdheid die er heerst in de banksector over het risico dat door maffiose groepen betaalde particulieren kunnen infiltreren in de bankinstanties ».

In 2003 mocht de Vlaamse folkzangeres Soetkin Collier niet mee met haar groep Urban Trad naar het Eurovisiesongfestival nadat er commotie was ontstaan over haar mogelijke politieke overtuigingen. De Staatsveiligheid had bewust, met de bedoeling haar deelname te verhinderen, informatie naar buiten gebracht waaruit moest blijken dat zij « extreemrechtse sympathieën » koesterde. Omwille van haar verleden zou de zangeres een gevaar voor de democratie betekend hebben. Deze informatie bleek later onjuist. Volgens het Comité I was het onderzoek « ongenuanceerd ». Het Comité I merkt nog op dat inlichtingendiensten « erover moeten waken om niet nodeloos particulieren, zelfs als ze bekend zijn om hun extremisme, bloot te stellen aan de belangstelling van andere overheden als dat niet vereist is in een hoger belang ».

De Staatsveiligheid blundert in 2004 in twee onderzoeken naar fraude met valse visa en identiteitspapieren. Het Comité I stelt dat de Staatsveiligheid ervan wist, maar niets ondernam.

Begin 2006 raakte bekend dat de Staatsveiligheid een tip van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA, over de uitvoer naar Iran van een machine die ook voor nucleaire doeleinden kan worden gebruikt, naast zich neerlegde. Het ging om een isostatische pers die de Vlaamse firma Epsi leverde aan Iran. De pers kan ook voor nucleaire doeleinden worden gebruikt en valt dus onder het non-proliferatieverdrag. De machine werd in november 2005 toch uitgevoerd, ondanks de vraag van de Amerikaanse inlichtingendiensten om op te treden.

Eén van de taken van de Staatsveiligheid is om de uitvoer van nucleaire technologie en know-how te verhinderen. Het Comité I vatte dit als volgt samen : « Aangezien de Veiligheid van de Staat de bevoegde overheden en zijn toezichthoudende minister niet correct heeft ingelicht, is deze dienst onbetwistbaar in gebreke gebleven zijn opdracht inzake het bezorgen van informatie aan de overheden uit te voeren. In deze zaak heeft deze dienst blijk gegeven van een gebrek aan efficiëntie. »

Op 28 februari 2006 slaagde de Turkse extreem-linkse militante Fehriye Erdal erin, om één dag voor haar veroordeling wegens terroristische activiteiten, te ontsnappen aan de agenten van de Staatsveiligheid die geacht werden haar te schaduwen. Welgeteld 32 agenten waren aangesteld om haar te schaduwen en niet uit het oog te verliezen. Het was voor opticien Pearl de aanleiding om in een reclamespotje de spot te drijven met de « blinde » agenten van de Staatsveiligheid. Tot op de dag van vandaag is Erdal nog steeds spoorloos.

Nog in 2006 hekelde het Comité I de manier waarop de Belgische inlichtingendiensten hun onderzoek naar mogelijke CIA-vluchten in België deden. De speurders zouden nauwelijks meer hebben gedaan dan kranten lezen. Tijdens zijn ondervraging door het Comité I nam Koen Dassen, de voormalig chef van de Staatsveiligheid o.a volgende bewoordingen in de mond : « Onbegonnen werk », « een onmogelijke opdracht », « veronderstellingen die wij niet kunnen onderzoeken », « we zijn niet bevoegd », « we kregen geen precieze instructies »... Bij een eerdere ondervraging van het Comité I in december 2005 had Dassen om onduidelijke redenen verzwegen dat zijn dienst op dat moment al van de regering de opdracht had gekregen om uit te zoeken of ons land betrokken was bij de CIA-vluchten. « Het is voor mij onmogelijk om uitspraken te doen over welke onderzoeksdaden de regering wel of niet expliciet heeft gevraagd », antwoordde Dassen op de vraag waarom hij dat had verzwegen.

De Staatsveiligheid zou ook soms sjoemelen met rapporten om de politieke opdrachtgevers plezier te doen. Gewezen agent van de Staatsveiligheid Robert Chevalier heeft ooit in een interview het volgende verklaard : « In de periode dat de socialisten in de oppositie zaten, hielden wij dossiers bij van Philippe Moureaux (PS) die we verdachten van extreemlinkse bindingen. Toen hij in 1980 minister van Justitie werd (en dus voogdijminister van de Staatsveiligheid) moesten wij de stukken die voor hem bezwarend waren, uit zijn dossier halen. » Een ander voorbeeld van de politieke spelletjes van de Staatsveiligheid : nadat ex-hoofdcommissaris Johan Demol zijn overstap naar het toenmalige Vlaams Blok bekendmaakte, pakte het extreem-linkse blad Solidair uit met een vertrouwelijk rapport van de Staatsveiligheid.

De Veiligheid van de Staat blijft de uitschuivers dus opstapelen, speelt cavalier seul en komt niet eens zijn wettelijke verplichtingen inzake informatieverstrekking na. Vooral de manifeste onwil tot communicatie, onder andere met OCAD, en de huivering tegenover elk toezicht kunnen niet langer worden getolereerd. Het zogeheten parlementair toezicht via de begeleidingscommissie Comité I van de Senaat blijkt waardeloos, veel documenten blijven ontoegankelijk en de parlementaire oppositie wordt niet eens vertegenwoordigd in voormelde parlementaire commissie. Kortom, de Belgische Staatsveiligheid draait al vele jaren vierkant, maakt ons tot de risee van Europa en het is dan ook aangewezen om deze instelling af te schaffen. In de onontbeerlijke opvolging kan voorzien worden door de politiediensten, zoals dat bijvoorbeeld in Denemarken (Politiets Efterretningstjeneste) of de Verenigde Staten (Federal Bureau of Investigation) het geval is. Bevoegdheden en personeel kunnen overgeheveld worden naar de federale politie, meerbepaald naar de algemene directie van de bestuurlijke politie (die nu al bewakingsopdrachten uitvoert) en naar de Federale gerechtelijke politie (waar nu reeds zaken als terrorisme, drugstrafieken en wapenhandel onderzocht worden).

Anke VAN DERMEERSCH.
Bart LAEREMANS.
Yves BUYSSE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 2, § 1, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, gewijzigd bij de wet van 4 februari 2010, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Deze wet is van toepassing op de algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht. »

Art. 3

In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in de bepaling onder 5º worden de woorden : « de minister van Justitie voor wat de Veiligheid van de Staat betreft » opgeheven;

b) in de bepaling onder 8º worden de woorden : « enerzijds, de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of, bij verhindering, de dienstdoende administrateur-generaal, en anderzijds, » opgeheven.

c) in 9º wordt de bepaling onder a) opgeheven;

d) de bepaling onder 18º wordt opgeheven.

Art. 4

In hoofdstuk II van dezelfde wet wordt afdeling 1, dat de artikelen 4 tot 9 bevat, opgeheven.

Art. 5

In artikel 11, § 3, van dezelfde wet wordt het eerste lid opgeheven.

Art. 6

In artikel 18/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 4 februari 2010, wordt de bepaling onder 1º opgeheven.

Art. 7

In artikel 18/9 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 4 februari 2010, wordt in paragraaf 1 de bepaling onder 1º opgeheven.

Art. 8

In artikel 18/17, ingevoegd bij de wet van 4 februari 2010, worden in paragraaf 4, tweede lid de woorden : « of, naargelang het geval, in zijn opdracht door de directeur Operaties of de persoon die hij daartoe heeft aangewezen voor de Veiligheid van de Staat, » opgeheven.

Art. 9

In artikel 19 van dezelfde wet worden in het tweede lid de woorden « mogen de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat en » vervangen door de woorden « mag de ».

Art. 10

Artikel 22 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 11

In artikel 23 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 12

In artikel 37 van dezelfde wet worden de woorden « van de Veiligheid van de Staat of » opgeheven.

Art. 13

In artikel 31 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 2006, wordt de bepaling onder 4º opgeheven.

10 januari 2012.

Anke VAN DERMEERSCH.
Bart LAEREMANS.
Yves BUYSSE.