5-1420/1

5-1420/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

3 JANUARI 2012


Voorstel van resolutie ter aanmaning van de regering om dringend werk te maken van nationale en internationale wettelijke initiatieven en maatregelen om de OCMW-diensten in de mogelijkheid te stellen om een echt vermogensonderzoek te voeren naar eigendommen in het buitenland van aanvragers van een leefloon

(Ingediend door de heer Yves Buysse c.s.)


TOELICHTING


Uit navraag bij de OCMW-diensten van een aantal grote steden in Vlaanderen blijkt duidelijk dat er in de praktijk geen onderzoek wordt gedaan naar buitenlandse eigendommen van aanvragers van een leefloon.

De wet (1) stelt nochtans onder andere dat in het kader van de berekening van de bestaansmiddelen « de in het buitenland gelegen onroerende goederen in aanmerking worden genomen overeenkomstig de bepalingen die toepasselijk zijn op de in België gelegen onroerende goederen. »

Dat de OCMW-diensten uit deze bepaling de bevoegdheid zouden kunnen putten om actief na te gaan of een aanvrager ook in het buitenland over eigendommen beschikt, is momenteel een illusie. De OCMW-diensten hebben eenvoudigweg niet de « rechtsmacht » om dergelijk onderzoek te voeren.

In de praktijk wil dat zeggen dat er vrijwel nooit onderzoek gebeurt naar het feit of een kandidaat-steuntrekker heeft gezwegen over buitenlandse eigendommen.

De sanctie op het verzwijgen van buitenlands vermogen is daarenboven behoorlijk mild. Als er al een vaststelling volgt dat bepaalde inlichtingen werden verzwegen, dan wordt het leefloon eventueel slechts voor een korte tijd geschorst. Aldus worden in werkelijkheid meestal geen sancties verbonden aan het niet respecteren van de op eed afgelegde verklaringen en inlichtingen (2) . Dat heeft tot gevolg dat heel wat mensen het zich kunnen veroorloven om niet eerlijk te zijn tegenover het OCMW.

In Nederland daarentegen concludeerde een commissie, die in opdracht van het Nederlandse ministerie van sociale zaken de uitvoering van de algemene Bijstandswet doorlichtte, reeds in 1993 dat zeker een kwart van de bijstandstrekkers fraudeert.

Uit het « Opsporingsbeleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2003 » van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Nederland blijkt het volgende :

« Gemeenten hebben in 2002 in samenwerking met het Bureau Buitenland van de gemeente Den Bosch in het kader van het project « controle op vermogen in het buitenland » verificatieonderzoeken laten instellen naar vermogensfraude van bijstandsgerechtigden in het buitenland. Het project richtte zich in eerste instantie op Marokko en Turkije, gelet op het aantal bijstands-gerechtigden uit deze landen. Aanvragen voor een verificatieonderzoek zijn onder andere ingediend als er feitelijk onderbouwde aanwijzingen waren over de aanwezigheid van vermogen en/of inkomen dat niet is opgegeven bij de sociale dienst of als er vermoedens van fraude waren die voortkomen uit onderzoeken van de politie of andere organisaties. »

In Nederland bestaat overigens ook een landelijk « inlichtingenbureau » dat gegevens van bijstands-gerechtigden vergelijkt met gegevens van andere instanties. Het werd opgericht in 2001 door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Vereniging Nederlandse gemeenten. Het bureau helpt gemeenten bepalen op welke ondersteuning burgers recht hebben, zoals bijvoorbeeld bijstandsuitkering, bijzondere bijstand of kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Enerzijds gaat het na of mensen die geld ontvangen van de gemeente daar ook daadwerkelijk recht op hebben (rechtmatigheidscontrole) en anderzijds door te kijken of ze geld laten liggen, zoals huur- en zorgtoeslag. Om te bepalen waar mensen recht op hebben brengt het inlichtingenbureau de situatie van die mensen in kaart door de gegevens die bij de gemeenten bekend zijn te vergelijken met de gegevens van tal van andere organisaties, zoals de belastingdienst, het uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en de Sociale Verzekeringsbank.

Daarenboven zijn de sancties op allerhande vormen van uitkeringsfraude er niet mild. Die kunnen gaan van terugvordering over verlaging of stopzetting van de uitkering, een boete voor het niet nakomen van de wettelijke informatieplicht, tot zelfs strafrechtelijke sancties in sommige gevallen.

Hieruit blijkt duidelijk dat de problematiek zich eveneens stelt in Nederland, doch dat hij er wordt onderzocht en dat men ervan overtuigd is dat hij ook dient te worden aangepakt.

De indieners van het voorstel zijn daar evenzeer van overtuigd. Het heeft in onze samenleving immers geen zin om steevast pleidooien te voeren voor meer financiële middelen voor de gemeenten die dienen te voorzien in sociale bijstand, terwijl de lokale diensten die bevoegd zijn voor het verstrekken van sociale bijstand onvoldoende wettelijke middelen en mogelijkheden hebben om de aanpak ernstig te nemen van bepaalde vormen sociale fraude en profitariaat.

Er vloeien aldus jaarlijks wellicht vele tientallen miljoenen euro's naar mensen die gewoon geen recht hebben op sociale bijstand.

De indieners stellen daarom voor dat, naar analogie van andere wetgeving waar er sprake is van omkering van de bewijslast telkens wanneer een bijzonder bewijs moeilijk is te leveren, dat de kandidaat-uitkeringsgerechtigde die gedurende een bepaalde periode in het buitenland heeft verbleven, zou worden verplicht om het bewijs te leveren dat hij geen buitenlandse (voornamelijk onroerende) eigendommen bezit die hem zouden verhinderen te voldoen aan de criteria voor het bekomen van sociale bijstand.

Misbruik, fraude en profitariaat in deze sector van het sociale beleid van een overheid niet bestrijden, is onverantwoord in een land als België waar de fiscale en parafiscale druk op de schouders van vele eerbare burgers tot de hoogste ter wereld mag worden gerekend.

Yves BUYSSE.
Bart LAEREMANS.
Anke VAN DERMEERSCH.
Filip DEWINTER.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

gelet op de plicht tot zorgvuldigheid en zuinigheid die bij de overheid berust in haar aanwending van de middelen die haar door de belastingbetaler zijn toegewezen,

Vraagt de regering :

1. om de nodige nationale en internationale initiatieven en maatregelen te nemen die het mogelijk maken voor de bevoegde OCMW-diensten om de opsporing te vergemakkelijken van buitenlandse vermogens van aanvragers van een bijstandsuitkering;

2. om te voorzien in voldoende afschrikwekkende sancties voor sociale fraudeurs;

3. om te voorzien in de omkering van de bewijslast wat betreft het aantonen of weerleggen van het in eigendom hebben van buitenlands onroerend goed voor kandidaat-uitkeringsgerechtigden die een bepaalde periode in het buitenland hebben verbleven.

21 december 2011.

Yves BUYSSE.
Bart LAEREMANS.
Anke VAN DERMEERSCH.
Filip DEWINTER.

(1) Artikel 25, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 11 juli 2002.

(2) Artikel 6, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit stelt immers : « De inlichtingen en verklaringen die het voorwerp uitmaken van de punten 1o, 2o en 3o van § 1 worden door de betrokkene als oprecht en volledig verklaard, gedagtekend en ondertekend. »