5-1029/1

5-1029/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

16 MEI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen met het oog op de afschaffing van de afwijkingsmogelijkheid voor levensverzekeringen

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s.)


TOELICHTING


De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (1) zette de richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen (2) om in Belgisch recht.

Deze richtlijn heeft tot doel een kader te creëren voor de bestrijding van de discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, zodat in de lidstaten het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen toegepast kan worden.

Inzake verzekeringsovereenkomsten is in artikel 5.1 van voornoemde richtlijn voorzien dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat in alle contracten die na 21 december 2007 worden gesloten, het gebruik van sekse als factor bij de berekening van premies en uitkeringen in het kader van verzekeringsdiensten en aanverwante financiële diensten niet resulteert in verschillen in de premies en uitkeringen van individuele personen.

Artikel 5.2 van voornoemde richtlijn voorzag echter in een afwijkingsmogelijkheid. De lidstaten kunnen vóór 21 december 2007 besluiten proportionele verschillen en premies en uitkeringen voor individuele personen toe te staan in de gevallen waarin de sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële gegevens. In het artikel 5.2 van voornoemde richtlijn is bovendien voorzien dat de betrokken lidstaten nauwkeurige gegevens, die relevant zijn voor het gebruik van sekse als een bepalende actuariële factor, moeten bijhouden, bekendmaken en actualiseren. De lidstaten moeten daarenboven de afwijkingsmogelijkheid vijf jaar na 21 december 2007 (uiterste omzettingsdatum richtlijn) evalueren en moeten hierbij rekening houden met de opmerkingen van de Europese Commissie.

De Belgische wetgever maakte gebruik van deze afwijkingsmogelijkheid met de wet van 21 december 2007 tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen wat betreft het geslacht in verzekeringsaangelegenheden (3) . Het artikel 10 van deze wet voorzag dat er proportioneel een direct onderscheid kan worden gemaakt op grond van het geslacht voor de bepaling van verzekeringspremies en -prestaties, als het geslacht een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt enkel voor levensverzekeringsovereenkomsten.

Naar aanleiding van een beroep tot vernietiging ingesteld door de VZW Belgische Verbruikersunie Test-Aankoop tegen de wet van 21 december 2007 tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen wat betreft het geslacht in verzekeringsaangelegenheden, stelde het Grondwettelijk Hof op 18 juni 2009 enkele prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Het Hof heeft als taak ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving in alle EU-landen op dezelfde manier wordt geïnterpreteerd en toegepast, zodat de wet voor iedereen gelijk is. Zo zorgt het Hof er bijvoorbeeld voor dat nationale rechters over dezelfde kwestie geen verschillende uitspraken doen via het systeem van de prejudiciële vragen.

In haar arrest van 1 maart 2011 sprak het Hof van Justitie zich uit over de prejudiciële vragen gesteld door het Grondwettelijk Hof (zaak C-236/09). Het Hof verklaart voor recht : « Artikel 5, lid 2, van richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, is met ingang van 21 december 2012 ongeldig. ».

Aangezien de Europese rechtelijke basis voor de afwijkingsmogelijkheid in artikel 10 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen wegvalt, wordt in huidig wetsvoorstel de Belgische regelgeving aangepast om het in overeenstemming te brengen met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 2011 (zaak C-236/09).

Tot slot kan worden vastgesteld dat huidig wetsvoorstel dat de afwijkingsmogelijkheid op het non-discriminatiebeginsel afschaft overeenstemt met de eerder uitgedrukte visie van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Senaat dat zich duidelijk uitsprak tegen de ingevoerde afwijkingsmogelijkheid voor levensverzekeringen :

« Het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen adviseert bijgevolg om in de toekomst geen enkele afwijking op basis van gender toe te staan.

Wanneer bij het verlenen van een advies inderdaad uitgegaan wordt van het gelijkheidsprincipe, dan moet vastgesteld worden dat het voorliggende wetsvoorstel ontegensprekelijk het creëren of continueren van een vorm van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen impliceert. Uitgaande van het gelijkheidsprincipe kan het advies van het Adviescomité over het voorliggende wetsvoorstel dan ook niet anders dan negatief zijn.

Dit Advies heeft geen invloed op de handelsargumenten die tijdens de bespreking in de Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden kunnen worden aangevoerd (4) . ».

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Het artikel past het artikel 10 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen aan om het in overeenstemming te brengen met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 2011 (zaak C-236/09).

De afwijkingsmogelijkheid voor levensverzekeringsovereenkomsten voorzien in artikel 10, § 1, tweede lid van voornoemde wet wordt afgeschaft. De bepalingen in het artikel die rechtstreeks verband houden met de afgeschafte afwijkingsmogelijkheid voor levensverzekeringsovereenkomsten, namelijk de gegevensinzameling door de CBFA, de rapporteringsplicht aan de Europese Commissie en de evaluatie door de wetgevende kamers, worden afgeschaft. Deze bepalingen werden immers ingevoerd om tegemoet te komen aan de vereisten gesteld in artikel 5.2 van de richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten om te kunnen afwijken van het principiële discriminatieverbod. In het artikel 5.2 van voornoemde richtlijn is voorzien dat de betrokken lidstaten nauwkeurige gegevens, die relevant zijn voor het gebruik van sekse als een bepalende actuariële factor, moeten bijhouden, bekendmaken en actualiseren. De lidstaten moeten daarenboven de afwijkingsmogelijkheid vijf jaar na 21 december 2007 (uiterste omzettingsdatum van de richtlijn) evalueren en moeten hierbij rekening houden met de opmerkingen van de Europese Commissie.

In het artikel wordt het bestaande verbod om kosten die verband houden met zwangerschap en moederschap vanaf 21 december 2007 nog in rekening te brengen voor het berekenen van verzekeringspremies en -prestaties echter wel behouden. Deze bepaling vindt immers rechtstreeks en letterlijk haar oorsprong in het artikel 5.3 van de richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (5) .

Artikel 3

Het artikel heeft tot voorwerp een overgangsbepaling in te voeren om de administratieve implementatie van eventuele premiewijzigingen die voortvloeien uit de toepassing van deze wet nader te regelen.

De premiewijzingen, die in voorkomend geval ontstaan door de toepassing van deze nieuwe wettelijke bepalingen, worden toegepast vanaf de eerste contractuele jaarvervaldag vanaf de inwerkingtreding van deze wet. Indien de eerste contractuele jaarvervaldag echter op 21 december 2012 valt, dan wordt de premiewijziging onmiddellijk, dat is op 21 december 2012, toegepast.

De verzekeringsonderneming is ingevolge het artikel 19 en 20 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit (« koninklijk besluit Leven ») verplicht om, afhankelijk van de aard van de levensverzekering, minstens jaarlijks bepaalde inlichtingen te verstrekken aan de verzekeringnemer. Het betreft onder meer informatie inzake het bedrag van de gestorte premies, het bedrag van de prestaties, de afkoopwaarde, het bedrag van de winstdeling, enzovoort.

Door het koppelen van de premiewijziging aan de contractuele jaarlijkse vervaldag kan de verzekeringsonderneming de kennisgeving van de premiewijziging op hetzelfde moment laten plaatsvinden als de jaarlijkse informatieverstrekking als voorzien in het koninklijk besluit Leven. Op deze wijze wordt de administratieve last en kostprijs voor de verzekeringsondernemingen tot een minimum beperkt.

Artikel 4

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de wet.

In punt 33 van het antwoord op de prejudiciële vragen in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 2011 (zaak C-236/09) stelt het Hof dat artikel 5, eerste lid van de richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ongeldig wordt geacht bij het verstrijken van een passende overgangsperiode. Het Hof stelt dat artikel 5, tweede lid, van richtlijn 2004/113 met ingang van 21 december 2012 ongeldig is. In huidig artikel wordt daarom ook voorzien dat de wet in werking treedt op 21 december 2012.

Sabine de BETHUNE
Vanessa MATZ
Cindy FRANSSEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 10 van de wet 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, vervangen bij de wet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de paragrafen 1, 3, 4, 5 en 6 opgeheven.

Art. 3

Premiewijzigingen die voortvloeien uit de toepassing van deze wet op een levensverzekeringsovereenkomst worden toegepast vanaf de eerstvolgende contractuele jaarvervaldag volgend op de inwerkingtreding van deze wet, tenzij de jaarvervaldag samenvalt met de dag van inwerkingtreding van deze wet in welk geval de premiewijziging wordt toegepast op datum van inwerkingtreding van deze wet.

De verzekeringsonderneming stelt de verzekeringnemer in kennis van de premiewijziging die voortvloeit uit de toepassing van deze wet op zijn levensverzekeringsovereenkomst en van de criteria aan de hand waarvan deze premiewijziging werd berekend. Deze kennisgeving gebeurt op het moment waarop de verzekeringsonderneming de inlichtingen als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit aan de verzekeringnemer verstrekt.

Art. 4

Deze wet treedt in werking op 21 december 2012.

30 maart 2011.

Sabine de BETHUNE
Vanessa MATZ
Cindy FRANSSEN.

(1) Belgisch Staatsblad, 30 mei 2007.

(2) PB EG 21 december 2004, L 376/37-43.

(3) Belgisch Staatsblad van 31 december 2007.

(4) Verslag namens het Adviescomité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen, Stuk Senaat, nr. 4-352/2, 3 december 2007.

(5) Artikel 5.3 van de richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten : « Kosten die verband houden met zwangerschap en moederschap, mogen in geen geval tot verschillen in premies en uitkeringen voor individuele personen leiden. »