5-926/1

5-926/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

31 MAART 2011


Voorstel van resolutie tot invoering van een terugbetalingssysteem van anticoagulatiemeters die de patiënt toelaat zelf de INR-bloedwaarden te bepalen

(Ingediend door de heer Wouter Beke c.s.)


TOELICHTING


In België gebruiken meer dan 100 000 patiënten orale antistollingstherapie met vitamine K-antagonisten, meestal voor atriumfibrillatie, hartklepprothese, diepe veneuze trombose, longembolie of beroerte.

Een belangrijk aantal patiënten neemt deze orale anticoagulatiemedicatie meestal gedurende zeer lange periodes of zelfs levenslang. Deze behandeling verhoogt hun levensverwachting en vermindert het risico op thrombo-embolische accidenten, maar maakt een rigoureuze opvolging noodzakelijk. Diverse factoren, waaronder voeding en de inname van andere medicatie, kunnen de antistolling beïnvloeden waardoor de dosis regelmatig aangepast moet worden om bloedklonters of een bloeding te vermijden.

Een regelmatige controle van de behandeling, waarbij meestal de International Normalised Ratio (INR) wordt gemeten, is essentieel : door een hoge antistollingswaarde kunnen bloedingen optreden, terwijl een lage waarde bloedklonters kan veroorzaken. Bij deze patiënten wordt dan ook regelmatig, minstens een keer per maand, bloed geprikt om een correctie dosisaanpassing te kunnen doen

In de huidige zorg wordt door middel van een veneuze punctie een bloedstaal genomen, meestal door een huisarts. Dit wordt dan naar een laboratorium gezonden waar de INR-waarde wordt bepaald met een gekalibreerd laboratoriumtoestel. Het laboratorium deelt dan het INR-resultaat mee aan de huisarts die de patiënt contacteert en, indien nodig, de behandelingsdosis aanpast.

Deze opvolging neemt tijd en geld in beslag; daarbij zijn er niet veel mensen die het leuk vinden om regelmatig bloed te laten nemen.

Het beschikbaar worden van draagbare coagulatiemeters, voor point-of-care meting (POC) dit wil zeggen in aanwezigheid van de patiënt bruikbaar op eender welke plaats, kunnen de last van deze opvolging in belangrijke mate verminderen. Met deze apparaten kunnen patiënten de INR-waarde onmiddellijk bepalen met een druppel bloed.

Uit een studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg « Gebruik van point-of-care systemen bij patiënten met orale anticoagulatie : een Health Technology Assesment » van 12 november 2009, blijkt dat point-of-care testen in het algemeen een positieve invloed hebben op patiëntenuitkomsten, vooral bij patiëntzelfmanagement en in tweede orde bij patiëntzelfcontrole.

Patiëntzelfmanagement (PZM; de patiënt test zichzelf thuis en past ook de behandelingsdosis aan) is de eerste keuze met betrekking tot klinische uitkomsten (minder trombo-embolische accidenten en lagere totale mortaliteit) en vanuit het standpunt van de betaler aangezien het een kostenbesparende strategie is vergeleken met de gewone zorg. Het kan echter slechts toegepast worden door een klein aandeel van de patiënten.

Patiëntzelfcontrole (PZC; de patiënt test zichzelf, maar de behandelingsdosis wordt door een professionele zorgverlener aangepast) komt op de tweede plaats. Het vermindert het aantal trombo-embolische accidenten, maar niet de totale mortaliteit. Vanuit het standpunt van de betaler kan patiëntzelfcontrole kostenbesparend zijn in vergelijking met de gewone zorg afhankelijk van het aantal INR-testen en het aantal huisartsraadplegingen dat gehandhaafd blijft.

De mate waarin POC-testen worden terugbetaald door de publieke gezondheidszorg verschilt van land tot land, gaande van geen terugbetaling (België) tot volledige terugbetaling (Nederland).

Voorwaarden om terugbetaling te bekomen zijn onder andere verplichte succesvolle training, gegeven door een officiële organisatie, en regelmatige kwaliteitscontroles. Voor patiëntzelfmanagement en patiëntzelfcontrole worden bijkomende criteria aan de patiënt opgelegd, waaronder voldoende fysiek en cognitief vermogen om het POC-apparaat te gebruiken en de (lange termijn) antistollingstherapie te beheren.

Wouter BEKE
Cindy FRANSSEN
Rik TORFS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. vaststellende dat in België 100 000 patiënten worden behandeld met orale anticoagulantia, dat hun bloed dient behandeld te worden om bloedklontervorming te voorkomen omwille van verscheidene oorzaken (mechanische kleppen, hartritmestoornissen, aderverkalking, aangeboren stollingsafwijkingen, enz.) en dat voor de grote meerderheid onder hen deze therapie levenslang nodig is;

B. vaststellende dat naast de traditionele weg via de huisarts en het laboratorium in de loop der jaren oplossingen op de markt gekomen zijn waarbij de INR van patiënten in orale anticoagulatietherapie op een gedecentraliseerde wijze gevolgd kan worden;

C. vaststellende dat deze wijze van opvolging voor de patiënt tot gevolg heeft dat hij sneller zijn INR-resultaat kent, dat hij beter zijn medicatie kan aanpassen in functie van de uitslagen, dat de wachttijden en de stress die de INR-test met zich meebrengt verminderd wordt, dat het aantal trombose-ongevallen alsook bloedingen verminderen;

D. vaststellende dat reeds in vele Europese landen een terugbetalingssysteem bestaat waardoor de apparatuur beter toegankelijk wordt voor de betrokken patiënten;

E. vaststellende dat heel wat Europese studies aantonen dat het zelftesten en het inzetten van INR-point-of-care-toestellen een veilige manier zijn om het anticoagulatieprobleem aan te pakken;

F. vaststellende dat de introductie van het toestel in het zorgaanbod de rol van de huisarts en dus bijgevolg de eerstelijnszorg kan versterken;

G. vaststellende dat zowel op het niveau van de huisarts als bij de patiënten heel wat vragen bestaan rond orale anticoagulatie en een vitamine K-behandeling en dat er nood is aan training en educatie;

H. vaststellende dat de klinisch biologen zelf aangeven dat voor de komende jaren het aantal gevraagde INR-testen nog zal toenemen en dat zij vaststellen dat hiertegenover een tekort aan instroom van gekwalificeerd personeel staat en dat daarenboven de patiënten meer maatregelen eisen voor een hogere levenskwaliteit;

I. vaststellende dat door de invoering van INR-point-of-care-toestellen in ons gezondheidszorgaanbod, kostenbesparingen kunnen worden verwezenlijkt,

Vraagt de regering :

1. de organisatie van orale antistollingstherapie op lange termijn monitoring, op patiëntzelfmanagement en op patiëntzelfcontrole te richten;

2. te voorzien in de terugbetaling van patiënttraining, het POC-apparaat, de strips en de kwaliteitscontrole en het advies van een professionele zorgverlener;

3. te voorzien in een verplichte en gestandaardiseerde training van de patiënt;

4. te voorzien in de ontwikkeling van richtlijnen en training van professionele zorgverleners betrokken bij de controle van orale antistollingsbehandeling;

5. te voorzien in een externe kwaliteitscontrole van de POC-apparaten;

6. te voorzien in een regelmatige evaluatie op basis van de kosteneffectiviteit, onder meer in het kader van standaardisering van gebruik van nieuwe antistollingsmiddelen voor patiënten met een lange termijn orale antistollingsbehandeling.

23 februari 2011.

Wouter BEKE
Cindy FRANSSEN
Rik TORFS.