5-717/1 | 5-717/1 |
27 JANUARI 2011
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 5 november 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-993/1 - 2008/2009).
Enkele maanden nadat de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, beter bekend als de abortuswet, in werking trad, werd een wet aangenomen die voorzag in de oprichting van een Nationale Commissie voor de evaluatie van deze wet.
De Nationale Evaluatiecommissie inzake de toepassing van de wetgeving betreffende de zwangerschapsafbreking van 3 april 1990 bestaat uit zestien leden die de nodige expertise over de materie bezitten. Hun opdracht bestaat erin om tweejaarlijks een verslag aan het parlement voor te leggen, waarin statistisch een weergave wordt gegeven over het aantal zwangerschapsafbrekingen in ons land. De commissie brengt eveneens verslag uit over de toepassing van de wet en de ontwikkelingen die plaatsvinden. Aansluitend bij dit verslag brengt zij ook aanbevelingen uit, die kunnen leiden tot het terugdringen van het aantal zwangerschapsafbrekingen en tot een betere begeleiding en opvang van vrouwen in een noodsituatie.
Deze aanbevelingen richt de Evaluatiecommissie aan de beleidsverantwoordelijken van ons land. Op die manier kunnen zij via een wetgevend initiatief of via preventiemaatregelen in het uitvoerend beleid tegemoetkomen aan de opmerkingen van de commissie.
In haar achtste en negende verslag, uitte de commissie vooral haar bezorgdheid over de verzamelde gegevens die zij ter beschikking kreeg. De belangrijkste conclusie die zij hieruit trok, was dat men zeker geen wetenschappelijke waarde mocht hechten aan de cijfers uit haar statistisch verslag, laat staan beleidsconclusies hieraan kon verbinden.
De commissie merkte onder meer op dat de door haar verstrekte cijfergegevens niet vergeleken werden met gegevens van andere instanties en dat hierdoor het risico bestond dat foutieve conclusies op demografisch, socio-economisch, politiek en cultureel vlak getrokken zouden kunnen worden.
De wet bepaalt onder meer dat melding moet gemaakt worden van de burgerlijke staat van de vrouw die om een zwangerschapsafbreking verzoekt. In de realiteit komt dit echter neer op de vermelding dat het gaat om een vrouw die gehuwd is of niet. Belangrijk voor een evaluatie is echter dat men ook weet of vrouwen die niet gehuwd zijn, ook effectief alleenstaand zijn dan wel (wettelijk of feitelijk) samenwonend zijn. De voorbije vijftien jaar is de wetgeving ter zake ook geëvolueerd.
Eenzelfde opmerking maakt de commissie als het erom gaat om meer informatie te kunnen verzamelen over de socio-economische achtergrond van een vrouw. Zonder te vervallen in stigmatiserende conclusies, kan het belangrijk zijn om te weten wat haar socio-economische achtergrond is. Op het vlak van preventie zou men dan veel betere resultaten kunnen bereiken als men doelgroepgericht tewerk kan gaan.
Hetzelfde geldt inzake de postcode en de vraag of een vrouw reeds eerder een zwangerschapsafbreking onderging.
Met de voorstelling van haar verslag maakte de commissie ook nog de opmerking dat de wettelijke termijn waarbinnen het moet ingediend worden, met name 31 augustus, moeilijk realiseerbaar is. Een belangrijk deel van de evaluatie vervalt omdat, volgens de commissie, de termijn te krap is. Zij stelt dan ook voor om deze wettelijke termijn te wijzigen in 15 oktober.
Dit wetsvoorstel wil een antwoord bieden op de aanbevelingen die de Evaluatiecommissie in haar vorige verslagen en bij haar toelichting aan het parlement maakte. Verbeteringen van de wet van 13 augustus 1990 moeten de Evaluatiecommissie in staat stellen haar werk nog grondiger te verrichten. Hierdoor kan een beter beleid worden gevoerd inzake preventie, gezinsplanning, begeleiding en opvang van vrouwen in een noodsituatie, beter inspelend op de juiste noden, wat een gunstig effect zou kunnen hebben op het terugdringen van het aantal zwangerschapsafbrekingen.
Artikel 2
Om een goede en volledige evaluatie van de gegevens te maken, wordt de termijn waarbinnen het verslag door de Evaluatiecommissie ingediend moet worden, verlengd. De datum van neerlegging is niet langer 31 augustus maar wordt 15 oktober.
Artikel 3
De Evaluatiecommissie vult het statistisch verslag van de aan haar verstrekte gegevens van geneesheren en centra voor zwangerschapsafbreking aan met de gegevens inzake zwangerschapsafbreking die zij ontvangt van het Nationaal Instituut voor de statistiek (NIS) en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). De matching van de afzonderlijk verkregen gegevens met de gegevens inzake bijvoorbeeld terugbetaling, kan de wetenschappelijke waarde van het verslag alleen maar doen toenemen. De Koning bepaalt in deze welke gegevens opportuun zijn en hoe die overgezonden worden.
Artikel 4
De gegevens over de burgerlijke staat worden door de wet duidelijker gepreciseerd. Er zal nauwkeurig een onderscheid gemaakt moeten worden of de vrouw alleenstaand is, dan wel wettelijk of feitelijk samenwonend.
Artikel 5
Dit artikel breidt de huidige bepalingen verder uit. Beroepsactiviteit en de postcode van de woonplaats van de vrouw zijn belangrijke gegevens om een beeld te krijgen over de socio-economische achtergrond van de vrouw. Wanneer men hier over meer precieze gegevens beschikt, kan het beleid ook doelgerichter inspelen op de noden van de vrouwen die een beroep doen op een zwangerschapsafbreking.
Zowel de vermelding van de kennis van de vrouw over voorbehoedsmiddelen, van het aantal zwangerschapsafbrekingen dat ze in het verleden al heeft ondergaan, van het feit of de zwangerschap aanvankelijk al dan niet door de vrouw gewenst was, als de vermelding dat de zwangerschap voldragen zou zijn bij afwezigheid van materiële, culturele of andere problemen, zijn essentiële gegevens om te begrijpen hoe en waarom de vrouw tot abortus heeft besloten. Aan de hand van die context kan men de preventie verbeteren.
Nele LIJNEN François BELLOT Jacques BROTCHI Christine DEFRAIGNE Guido DE PADT Martine TAELMAN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1, § 3, eerste lid, eerste zin, van de wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348, 350, 351 en 352 van het Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « 31 augustus 1992 » vervangen door de woorden « 15 oktober 2010 ».
Art. 3
Artikel 1, § 3, eerste lid, a), van dezelfde wet, wordt aangevuld als volgt :
« In dit verslag werd deze informatie tevens aangevuld met de informatie die aan de commissie ter beschikking wordt gesteld door het Nationaal Instituut voor de statistiek en door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). De Koning bepaalt de wijze waarop de informatie van het Nationaal Instituut voor de Statistiek en de informatie van het RIZIV ter beschikking wordt gesteld aan de commissie, onverminderd de bepalingen in artikel 1, § 3, laatste lid, van deze wet. »
Art. 4
De bepaling onder artikel 2, eerste lid, 2), van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
« 2) de leeftijd, het aantal kinderen van de vrouw die om een zwangerschapsafbreking verzoekt en haar feitelijke burgerlijke staat, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen alleenstaand, wettelijk of feitelijk samenwonend. »
Art. 5
In artikel 2, eerste lid, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º er wordt een bepaling onder 2/1) ingevoegd, luidende :
« 2/1) in voorkomend geval, de beroepsactiviteit van de vrouw die om een zwangerschapsafbreking verzoekt; »
2º in de bepaling onder 3), worden de woorden « de postcode van de woonplaats van de vrouw, » ingevoegd voor de woorden « de provincie of »;
3º in de bepaling onder 7), wordt de zinsnede « de vermelding van de kennis van de vrouw over voorbehoedsmiddelen en » ingevoegd voor de woorden « de vermelding »;
4º het lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 9), 10) en 11), luidende :
« 9) in voorkomend geval, het aantal zwangerschapsafbrekingen dat zij in het verleden al heeft ondergaan;
10) de vermelding van het feit of de zwangerschap aanvankelijk al dan niet door de vrouw gewenst was;
11) de vermelding of de zwangerschap voldragen zou zijn bij afwezigheid van materiële, culturele of andere problemen. »
Art. 6
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
19 januari 2011.
Nele LIJNEN François BELLOT Jacques BROTCHI Christine DEFRAIGNE Guido DE PADT Martine TAELMAN. |