5-692/1

5-692/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

25 JANUARI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren

(Ingediend door de heer Jurgen Ceder c.s.)


TOELICHTING


In het koninklijk besluit van 27 april 2007 werden een aantal wijzigingen aangebracht aan de erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren met het oog op het dierenwelzijn, meer bepaald het beperken van het aantal huisdieren, vooral honden, die bij de dierenasiels worden afgeleverd. Men was er vooral op uit de impulsieve, ondoordachte aankoop van honden (en katten) af te remmen. Impulsieve aankoop wordt al voor een groot gedeelte beperkt door de aanzienlijke kostprijs en de bijkomende voorwaarden waaraan men moet voldoen als men een hond wil aankopen, maar er zijn nog een aantal andere te voorkomen redenen waardoor honden bij een asielcentrum worden afgeleverd. Vaak zijn het onaangepaste of agressieve gedrag van de hond de oorzaak. In vele gevallen vindt dit gedrag zijn oorzaak in een gebrekkige of verkeerde inprenting of socialisatie van het dier. Vanaf de leeftijd van drie tot twaalf weken situeren pups zich in de inprentingsperiode, ook wel primaire socialisatie genoemd. Tijdens die weken laten alle ervaringen een onuitwisbare indruk na in hun geheugen. Het is belangrijk dat zij vóór de leeftijd van twaalf weken in contact komen met allerlei zaken die ze ook later zullen tegenkomen, zodat ze een referentiekader kunnen opbouwen. Op dit moment kunnen zij concepten vormen, dit wil zeggen algemene beelden zodat ze kunnen veralgemenen. Na de twaalf weken is dit niet meer mogelijk.

Als de hond later in nieuwe situaties komt, gaat hij zoeken in zijn geheugen naar gelijkaardige ervaringen die hij heeft meegemaakt. Het vermogen om deze beelden op te slaan, begint al af te nemen rond de leeftijd van tien weken.

Een hond die te weinig positieve of neutrale ervaringen heeft gehad tijdens deze gevoelige periode, heeft later niets om op terug te vallen en er ontstaat angst. Hij kan dan nog wel wennen aan bepaalde situaties die zich telkens herhalen en dus op de duur vertrouwd worden, maar een slechte inprenting laat het leven lang sporen na. « Helemaal goed komt het nooit meer » zegt An Wezenbeek, dierengedragstherapeut in Woef nr. 542 van maart 2009. De hond kan niet meer veralgemenen en een nieuwe situatie zal dus telkens weer angst veroorzaken. Dergelijke honden kunnen over het algemeen ook moeilijker leren omdat ze steeds bezig zijn met de angsten die hen parten spelen. Ze lijken soms helemaal in zichzelf gekeerd, en als jonge hondjes, slaperig en depressief. Een slecht ingeprente hond doet ook makkelijker trauma's op omdat hij niet voldoende bagage heeft om negatieve ervaringen te verwerken. Bij deze honden komt er in de loop van het leven soms ook angstagressie voor (bijtincidenten ten aanzien van mensen en honden).

Het slecht voorbereid zijn van honden op het leven in de maatschappij, wat men met het koninklijk besluit van 27 april uitdrukkelijk wou bestrijden (ICDO Rapport 2008 p. 32) vindt ook vaak zijn oorsprong in een te vroeg bij de moeder weghalen van de pups. Daarom wordt in het koninklijk besluit dan ook uitdrukkelijk een verbod geplaatst op de verkoop van niet of te vroeg gespeende zoogdieren.

Dit terechte verbod wordt in de praktijk echter regelmatig overtreden onder andere als gevolg van de via Nederland ingevoerde pups uit Oostbloklanden. Zoals de Nederlandse Partij voor de Dieren het stelt : « Auto's met kofferbakken vol puppies die te jong bij hun moeder worden weggehaald en vaak dood- en doodziek zijn. De pakkans is een lachertje, alleen als je autopech krijgt loop je het risico te worden aangehouden. Bij toeval. De handelsroutes zijn bij iedereen bekend. » ... ook bij Belgische kwekers. De pups krijgen, zoals mij werd bevestigd door de FOD dierenwelzijn in Nederland een nieuw paspoort, waarvan de identiteitsgegevens zoals de geboortedatum niet meer overeenkomen met de gegevens die overeenkomen met het chipnummer. In België worden de pups dan als jongere of oudere Nederlandse pups verkocht zodat de koper zich helemaal niet bewust is van de problemen waarmee ze mogelijk zullen af te rekenen hebben als gevolg van onvoldoende of verkeerde inprenting en socialisering.

Eigenaars van zulke vaak nog duur betaalde honden voelen zich ten einde raad, al dan niet na een of ander incident, vaak genoodzaakt zich van hun troeteldier te ontdoen, het te laten inslapen of naar het dierenasiel te brengen met alle onaangename gevolgen van dien voor mens en dier.

De kweker of verkoper van de slecht ingeprente en gesocialiseerde honden, die gewoonlijk de verantwoordelijke is voor zulke situaties, kan vandaag niet aansprakelijk gesteld worden. Hij is volgens het koninklijk besluit van 12 april 2007 immers enkel verplicht de gezondheid van het verkochte dier te garanderen bij middel van een garantiecertificaat, waarop geen verwijzing is terug te vinden naar de geestelijke gezondheid van de hond. Daarnaast is het hem in artikel 27 van hoofdstuk IV, afdeling 1, wel verboden dieren te verkopen :

— met duidelijke ziektesymptomen of aangeboren zichtbare gebreken;

— die een niet-toegestane amputatie hebben ondergaan;

— die frauduleus ingevoerd en illegaal gehouden zijn;

— die niet of te vroeg gespeend zijn.

Onder te vroeg gespeende honden verstaat men in het algemeen honden die vóór de acht weken uit het nest gehaald zijn. Dit wordt afgeraden omdat deze pups meer en onaangepast bijtgedrag vertonen dan pups die tot acht weken bij de moeder blijven. Te vroeg gespeende honden treft men vaak aan bij frauduleus ingevoerde honden. Deze komen dan ook nog eens vaak in grote getallen tussen de leeftijd van acht weken en twaalf weken bij kwekers terecht, die niet altijd over het nodige personeel beschikken om zich in deze uiterst belangrijke periode intensief met de pups bezig te houden, zodat de dieren maar aan een heel beperkt aantal prikkels worden blootgesteld. Tegen wanneer de dieren verkocht geraken en bij hun definitieve eigenaar terechtkomen is de inprentings- en socialisatieperiode al lang en onherroepelijk voorbij, met de hoger geschetste problematiek als gevolg.

Om deze ongewenste situatie te vermijden, onnodig leed voor mens en dier te voorkomen en oneerlijke concurrentie met hondenkwekers en verkopers die wel voldoende tijd en aandacht besteden aan de verzorging en socialisatie van hun pups uit te sluiten, stellen we voor dat in de wetgeving ook wordt bepaald dat hondenpups die niet of onvoldoende ingeprent of niet gesocialiseerd zijn en ouder zijn dan tien weken niet mogen worden verkocht.

Kwekers of verkopers, die naast pups van eigen vrouwelijke fokdieren in het voorbije jaar gemiddeld per maand ook nog meer dan twintig pups van andere, al dan niet particuliere kwekers aanhouden, zouden voor elke bijkomende groep van twintig pups vier uur extra aan verzorging moeten besteden teneinde erkend te kunnen worden. Het is immers aan deze pups die oud genoeg zijn om bij de moeder weggenomen te worden (acht weken) dat het meeste tijd moet worden gespendeerd, maar waarmee in de huidige wetgeving geen rekening wordt gehouden.

Het garantiecertificaat dat de verkoper aflevert moet dan ook de vermelding bevatten dat de aangekochte pup nog niet te oud is om door de nieuwe eigenaar te worden ingeprent en gesocialiseerd of dat de nodige maatregelen werden getroffen om de pup ouder dan twaalf weken bij de kweker te socialiseren. Bovendien moet het garantiecertificaat naast de geboortedatum ook de geboorteplaats van de pup vermelden, wie de eigenaar van de moederhond van de verhandelde pups is en waar deze verblijft.

Zolang er geen uniforme Europese wetgeving is in verband met verhandeling van honden en katten en in tegenstelling met wat in België het geval is, (buiten België onder andere in Nederland) een wisseling van een hondenpaspoort wel toegestaan wordt en het paspoort niet gekoppeld wordt aan een nationale registratieplicht wat een verdere controle mogelijk maakt, moet de verkoper geacht worden na te trekken of de identiteit vermeld op het garantiecertificaat en het paspoort overeenstemt met de identiteit verbonden aan het identificatieteken. De verkoper moet hiervoor verantwoordelijk gesteld worden.

Jurgen CEDER
Yves BUYSSE
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 8, tweede lid, van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren, opgeheven bij het koninklijk besluit van 18 maart 2009, wordt hersteld in de volgende bewoordingen :

« In honden- en kattenkwekerijen waar tien tot twintig vrouwelijke fokdieren worden gehouden, is een persoon ten minste vier uur per dag bezig met de verzorging van de dieren. Van eenentwintig tot en met vijftig fokdieren is een persoon ten minste acht uur per dag bezig met de verzorging van de dieren. Wanneer meer dan vijftig vrouwelijke fokdieren worden gehouden, wordt voor elke bijkomende groep van maximaal vijftig dieren, vier uur extra besteed aan hun verzorging.

Indien behalve de pups van eigen vrouwelijke fokdieren tijdens het afgelopen jaar per maand gemiddeld meer dan twintig andere pups worden aangehouden, moet voor elke bijkomende groep van twintig pups vier uur per dag extra worden besteed aan de verzorging van de dieren. »

Art. 3

Artikel 27, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 maart 2009, wordt aangevuld met een vijfde gedachtestreepje, luidend als volgt :

« — niet of onvoldoende ingeprente of niet gesocialiseerde hondenpups ouder dan tien weken. »

Art. 4

In artikel 30, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zinnen :

« Bij de verkoop van een hond waarborgt hij tevens dat de aangekochte pup niet te oud is om door de nieuwe eigenaar te worden ingeprent of gesocialiseerd of dat de nodige maatregelen werden getroffen om de pup ouder dan twaalf weken bij de kweker te socialiseren. Bovendien staat hij in voor de overeenstemming van de identiteit die wordt vermeld op het garantiecertificaat en het paspoort met de identiteit verbonden aan het identificatieteken. »;

2º het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin :

« Het garantiecertificaat vermeldt in ieder geval de geboorteplaats en de geboortedatum van het dier en, in voorkomend geval, wie de eigenaar is van de moederhond van de verhandelde pups en waar deze verblijft. »

Art. 5

Bijlage XI bij hetzelfde koninklijk besluit wordt in overeenstemming gebracht met het bepaalde in artikel 4 van deze wet.

Art. 6

De Koning kan de bepalingen die door deze wet worden gewijzigd, opnieuw wijzigen, opheffen, aanvullen of vervangen.

13 januari 2011.

Jurgen CEDER
Yves BUYSSE
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.