5-680/1

5-680/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

25 JANUARI 2011


Voorstel van resolutie inzake de noodzaak van een nieuw internationaal beschermingsregime voor vluchtelingen

(Ingediend door de heer Yves Buysse c.s.)


TOELICHTING


Aanvankelijk was het toepassingsgebied van de Conventie van Genève betreffende de status van vluchtelingen uit 1951 beperkt tot situaties die hun oorsprong vonden in gebeurtenissen die zich vóór 1 januari 1951 voordeden in Europa. De totstandkoming van het verdrag moet gezien worden tegen de massa ontheemden in Europa na de Tweede Wereldoorlog. Het in New York in 1967 ondertekende aanvullende Protocol betreffende de status van vluchtelingen hief de oorspronkelijke temporele en geografische beperkingen op. Als gevolg van het feit dat België zowel partij is bij de conventie als bij het aanvullende protocol kunnen in principe vreemdelingen uit de hele wereld naar ons land komen om hier een asielaanvraag in te dienen.

De ervaring van decennia leert dat de meerderheid van de asielzoekers niet in aanmerking komen voor asiel (of subsidiaire bescherming), maar er enkel en alleen op uit zijn hun materiële levensomstandigheden te verbeteren. De vergelijking van het aantal ingediende asielaanvragen met het aantal gevallen waarin de vluchtelingenstatus wordt toegekend, toont de omvang aan van het oneigenlijke gebruik van de asielprocedure, dit wil zeggen van het gebruik van deze procedure door personen waarbij er geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens hun ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of hun politieke overtuiging. Tijdens de periode 1990-2009 werden 366 867 asielaanvragen ingediend — één aanvraag kan betrekking hebben op meerdere personen —, terwijl in diezelfde periode slechts 32 896 aanvragen uitmondden in een erkenning als vluchteling. Dit is nog geen 9 % van alle tussen 1 januari 1990 en 31 december 2009 ingediende aanvragen. In de praktijk wordt er een gedoogbeleid gevoerd tegenover de overgrote meerderheid van de uitgeprocedeerde asielzoekers en andere illegalen. Zo bleek uit het Statistisch en demografisch verslag 2008 van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding dat tijdens de jaren 2004-2008 amper 11,6 % van de uitgeprocedeerde asielzoekers gedwongen werd verwijderd. Van de overgrote meerderheid weet men eenvoudigweg niet of ze gevolg hebben gegeven aan het bevel om het grondgebied te verlaten dat hun na de afwijzing van hun asielverzoek werd betekend. Een deel vertrekt vrijwillig, maar duizenden anderen kiezen ervoor hun verblijf in ons land illegaal voort te zetten. Er zijn er die er alsnog in slagen een verblijfsrecht te verkrijgen door bijvoorbeeld een (schijn)huwelijk aan te gaan met een Belg of een legale vreemdeling of als gevolg van de inwilliging van een regularisatieverzoek.

Het grootschalige misbruik van de asielprocedure, zoals blijkt uit het zeer lage erkenningspercentage, betekent dat jaarlijks honderden miljoenen euro's worden uitgegeven aan « valse » asielzoekers. Alleen al de werking van het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil) is dit jaar goed voor 321 442 000 euro aan uitgaven. Ter vergelijking : de bijdrage van België aan het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) bedraagt 21 961 676 euro. Het totale budget van het UNHCR bedraagt voor 2010 ongeveer 3 miljard euro. Terwijl het UNHCR eind 2009 bijstand verleende aan 5 512 932 vluchtelingen en 15 628 057 ontheemden, telde België op dat ogenblik slechts 15 145 « echte », dit wil zeggen erkende, vluchtelingen. Niet alleen ondermijnt het lage erkenningspercentage het draagvlak voor het instituut « asiel » bij de publieke opinie, bovendien zou met de miljarden euro die het oneigenlijke gebruik van de asielprocedure in België en in de rest van de Westerse wereld kost, in de herkomstregio's zelf een doeltreffende bescherming kunnen geboden worden aan mensen die daar echt nood aan hebben.

De meeste vluchtelingen worden reeds opgevangen in de regio waar ze vandaan komen. Het zou dan ook logisch zijn dat de Westerse landen het vele geld dat nu wordt verkwist aan de opvang van personen die misbruik maken van de asielprocedure, zouden investeren in de versterking van de beschermingscapaciteit in de herkomstregio's. Om te bewerkstelligen dat het geld terechtkomt bij degenen die effectief nood hebben aan bescherming, moet er werk worden gemaakt van een nieuw internationaal beschermingsregime voor vluchtelingen, dat enerzijds gebaseerd is op het territorialiteitsbeginsel en anderzijds op het beginsel van burden sharing. Het territorialiteitsbeginsel houdt in dat elke regio instaat voor de opvang van de vluchtelingen die afkomstig zijn uit deze regio. Voor België zou dit concreet betekenen dat wij nog slechts Europese vluchtelingen opvangen. Aangezien het geenszins de bedoeling mag zijn dat regio's met veel vluchtelingen de daardoor veroorzaakte last alleen zouden dragen, moet de (her)invoering van het territorialiteitsbeginsel gepaard gaan met de uitwerking van een mechanisme van burden sharing. Dit kan het best worden bereikt door de behandeling van asielaanvragen en de opvang van asielzoekers in de herkomstregio's toe te vertrouwen aan het UNHCR en alle landen te laten bijdragen aan het UNHCR-budget in verhouding tot hun bbp. Dit systeem biedt tal van voordelen.

In de eerste plaats wordt het geld veel zinvoller besteed dan thans het geval is doordat oneigenlijk gebruik van de procedure aanzienlijk zal afnemen en opvang in de regio doorgaans heel wat minder kost. Het voorgestelde systeem is ook rechtvaardiger. Veel geld wordt thans immers besteed aan asielzoekers die het zich kunnen veroorloven naar Europa te komen, terwijl lotgenoten die in de regio achterblijven, doorgaans veel minder bemiddeld zijn. Het huidige systeem werkt bovendien mensensmokkel- en mensenhandel in de hand. Door de opvang te beperken tot vluchtelingen uit Europa, komt er een einde aan de pseudo-legale migratie van « valse » asielzoekers en zal de illegale immigratie kordater kunnen worden bestreden. Door toepassing te geven aan het principe dat vluchtelingen zo dicht mogelijk bij huis worden opgevangen, is verder de kans groter dat zij naar hun land terugkeren eens de situatie daar genormaliseerd is en de behoefte aan bescherming niet langer aanwezig is. Niet onbelangrijk is ten slotte dat het voorgestelde systeem, in tegenstelling tot het huidige, niet bijdraagt tot een sociale en culturele ontwrichting van onze samenleving.

Met het oog op de implementatie van de voorgestelde principes dringt een herziening van de Vluchtelingenconventie uit 1951 zich op. Indien dit streefdoel niet kan bereikt worden, dient de conventie opgezegd te worden en moeten onderhandelingen worden aangevat over een nieuw internationaalrechtelijk instrument dat de voorgestelde principes tot uitgangspunt neemt.

Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op het Internationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, gesloten in Genève op 28 juli 1951 en door België geratificeerd op 22 juli 1953;

B. gelet op het Protocol betreffende de Status van Vluchtelingen, gesloten in New York op 31 januari 1967, waartoe België is toegetreden op 8 april 1969;

C. gelet op de opheffing van de oorspronkelijke territoriale beperking van het toepassingsgebied van het Verdrag door dit Protocol;

D. gelet op het zeer lage erkenningspercentage, hetgeen blijkt uit het feit dat er tijdens de periode 1990-2009 366 867 asielaanvragen werden ingediend, terwijl slechts 32 896 aanvragen uitmondden in een erkenning als vluchteling;

E. gelet op het grootschalige misbruik dat van de asielprocedure wordt gemaakt;

F. gelet op het bestaan van door mensenhandel- en smokkel gevoede gemengde migratiestromen, die deels bestaan uit personen die op legitieme gronden internationale bescherming zoeken, en deels uit migranten die de asielprocedures gebruiken om toegang te krijgen tot het grondgebied om hun economische situatie te verbeteren;

G. gelet op het probleem dat gevormd wordt door de verwijdering van het grondgebied van afgewezen asielzoekers, in het bijzonder van personen waarvan de identiteit en/of de nationaliteit niet kan worden vastgesteld;

H. gelet op het feit dat volgens het Statistisch en demografisch verslag 2008 van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding tijdens de periode 2004-2008 amper 11,6 % van de uitgeprocedeerde asielzoekers gedwongen werd verwijderd van het grondgebied en dat van de overgrote meerderheid niet bekend is of zij gevolg hebben gegeven aan een bevel om het grondgebied te verlaten;

I. gelet op het feit dat zeer veel afgewezen asiel-zoekers hun verblijf in ons land illegaal voortzetten;

J. gelet op het feit dat alleen al de werking van het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers volgens de aangepaste begroting dit jaar 321 442 000 euro kost;

K. gelet op het feit dat het totale budget van het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) in 2010 3 miljard euro bedraagt, en op het feit dat het UNHCR eind 2009 bijstand verleende aan 5 512 932 vluchtelingen en 15 628 057 ontheemden;

L. gelet op het feit dat België jaarlijks honderden miljoenen euro's uitgeeft aan personen die oneigenlijk gebruik maken van de asielprocedure, hetgeen het maatschappelijk draagvlak voor het instituut « asiel » ondermijnt;

M. gelet op het feit dat de meeste vluchtelingen in de wereld worden opgevangen in de regio waaruit ze afkomstig zijn;

N. overwegende dat de miljarden euro's die het misbruik van de asielprocedure jaarlijks aan België en de rest van de wereld kost, beter zouden worden geïnvesteerd in de versterking van de beschermingscapaciteit in de herkomstregio's opdat het geld zou terechtkomen bij degenen die effectief nood aan bescherming hebben;

O. overwegende dat de behandeling van asielaanvragen en de opvang van vluchtelingen in de regio bij voorkeur dient te worden toevertrouwd aan het UNHCR, waardoor meer mensen kunnen geholpen worden met minder middelen;

P. overwegende dat het huidige asielsysteem onrechtvaardig is doordat het mensen aantrekt die het zich kunnen veroorloven naar Europa te komen, terwijl degenen die het meest hulpbehoevend zijn achterblijven in hun regio;

Q. overwegende dat vluchtelingen best zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis worden opgevangen;

R. overwegende dat het huidige asielstelsel mensensmokkel en mensenhandel in de hand werkt;

S. overwegende dat de strijd tegen illegale mensenhandel eenduidiger en daadkrachtiger kan worden gevoerd indien het principe wordt toegepast van opvang van vluchtelingen in de regio;

T. overwegende dat het huidige asielstelsel leidt tot een sociale en culturele ontwrichting van onze samenleving;

U. overwegende dat vluchtelingen dienen terug te keren naar hun land van herkomst van zodra de situatie daar genormaliseerd is en de reden voor bescherming is weggevallen en dat de terugkeer gemakkelijker zal worden verwezenlijkt in geval van opvang en bescherming in de regio;

V. gelet op het feit dat de versterking van de opvangcapaciteit in de regio behoort tot de prioriteiten van het UNHCR;

W. overwegende dat het wenselijk is regionale beschermingsgebieden in te stellen in de herkomstregio's opdat op een snelle manier adequate bescherming kan geboden worden aan personen met een gegronde vrees voor vervolging;

X. overwegende dat een mechanisme van burden sharing dient te worden geïmplementeerd, gebaseerd op het beginsel van internationale solidariteit;

Y. overwegende dat het wenselijk is dat alle landen bijdragen tot het UNHCR in evenredigheid met hun bbp;

Z. overwegende dat het huidige internationale beschermingsregime ondoelmatig is en neerkomt op een gigantische verspilling van financiële middelen,

Vraagt de regering :

1. voorstellen uit te werken tot een herziening van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, gebaseerd op het principe van de opvang van vluchtelingen in de regio (territorialiteitsbeginsel) en op de implementatie van een mechanisme dat voorziet in een billijke en evenwichtige verdeling van de lasten (burden sharing);

2. deze voorstellen, eens opgesteld, te bezorgen aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 45 van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen :

3. een zo breed mogelijk internationaal draagvlak te creëren voor deze voorstellen, in eerste instantie door actief overleg in Europees verband;

4. het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen overeenkomstig de in artikel 44 uiteengezette procedure op te zeggen indien een herziening ervan onmogelijk blijkt, en zich in voorkomend geval in te spannen voor de totstandkoming van een nieuw internationaalrechtelijk instrument dat voorziet in een internationaal beschermingsregime dat gebaseerd is op de genoemde principes.

13 januari 2011.

Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.