5-467/1

5-467/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

10 NOVEMBER 2010


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 56 van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht, zie « Belgisch Staatsblad » nr. 135, Ed. 2 van 7 mei 2010)


Voorstel tot herziening van artikel 56 van de Grondwet, teneinde de Senaat af te schaffen


(Ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.)


TOELICHTING


Dit voorstel moet worden samen gelezen met ons voorstel nr. 5-466/1 betreffende de herziening van artikel 195 van de Grondwet, waarvan de aanneming moet voorafgaan aan de stemming van dit voorstel.

Er bestaat in Vlaanderen een vrij brede consensus over de noodzaak tot een grondige hervorming van de instellingen van dit land. Één van de hervormingen waarover ter zake een vrij grote eensgezindheid bestaat, is de afschaffing van de Senaat, die immers wordt beschouwd als een vrij overbodige instelling.

Geruime tijd heeft de Belgische Senaat, in het kader van een volwaardig tweekamerstelsel, dezelfde bevoegdheden gehad als de Kamer van volksvertegenwoordigers. Dit tweekamerstelsel werd door zijn voorstanders gerechtvaardigd met het argument dat ook de wetgever enige controle nodig heeft en dat het zodoende past dat de tweede kamer zich eventueel nog eens uitspreekt over de door de eerste kamer gestemde wetten. Tegenstanders verwijzen naar de hoge kostprijs van dit stelsel, naar de vertragingen op wetgevend vlak en naar het feit dat niet bewezen is dat een tweekamerstelsel beter zou functioneren dan een eenkamerstelsel.

Met de staatshervorming en de grondwetsherziening van 1993 is de rol van de Senaat grondwettelijk beperkt tot een tweederangskamer, in grote mate ondergeschikt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. De grote debatten gebeuren in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De regering kan trouwens niet door de Senaat ten val worden gebracht. De regering laat dit trouwens zeer duidelijk blijken uit de manier waarop ze de Senaat behandelt. Zowel de twee regeringen-Verhofstadt als de regeringen-Leterme stuurden bij vragen om uitleg telkens een staatssecretaris van dienst om het antwoord af te lezen. De Senaat is ook niet meer bevoegd voor de begroting, wat opnieuw een belangrijke minderwaarde voor deze parlementaire assemblee betekent. Bovendien blijkt uit de artikelen 77 en 78 van de Grondwet overduidelijk dat de Kamer bij meningsverschillen met de Senaat altijd het laatste woord heeft.

Om de Senaat toch nog enige zin te geven, kreeg hij onder meer een communautaire pacificatierol toegemeten. Door zijn samenstelling zou de Senaat bij voorkeur geschikt zijn om problemen tussen de verschillende gemeenschappen op te lossen. De Senaat is immers voor een deel samengesteld uit volksvertegenwoordigers die verkozen zijn in hun regionaal parlement en van daaruit zijn afgevaardigd in de Senaat. In de praktijk is echter gebleken dat de Senaat deze pacificerende communautaire rol omzeggens nooit heeft kunnen waarmaken. Wanneer adviezen moeten worden gegeven om zogenaamde belangenconflicten tussen Vlamingen en Franstaligen op te lossen, dan beperkt de Senaat zich ofwel tot een verwijzing naar één of andere nietszeggende tekst, ofwel doodgewoon tot de vaststelling dat hij geen advies kan geven bij gebrek aan eensgezindheid tussen Vlaamse en Franstalige senatoren. De opdracht om als verzoener op te treden, is dan ook manifest mislukt.

Een andere opdracht die de Senaat bij de meest recente staatshervorming meekreeg, was die van reflectiekamer. Ook wat dit betreft, is de productie erg mager gebleken. Er zijn weliswaar in de Senaat debatten geweest die enige weerklank konden vinden, bijvoorbeeld het debat over het stemrecht voor niet-Belgen die de Belgische nationaliteit weigeren, het euthanasiedebat, en zo meer. Maar al deze debatten werden ook steeds opnieuw overgedaan in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De maatschappelijke relevantie van de herhaling van deze debatten in beide kamers kan ten zeerste worden betwijfeld omdat zij in beide kamers volgens dezelfde lijnen verlopen, vermits het vooral de partijen en veel minder de individuele parlementsleden van Kamer of Senaat zijn die de vormgeving en de inhoud van de debatten bepalen.

In het huidige België is een tweekamerstelsel dan ook een loutere verspilling van overheidsgelden, aangezien zowel qua kwaliteit als qua kwantiteit aan het wetgevende werk en de controle-opdracht van de wetgever niets wordt toegevoegd. Het beste is dan ook dat de Senaat wordt opgeheven. Zeker in deze tijden van crisis kan dit immers een grote besparing opleveren voor de staatsfinanciën, vermits de Senaat de schatkist jaarlijks om en bij de 64 miljoen euro kost.

Huidige voorstel beperkt zich zuiver tot een afschaffing van de Senaat. De indieners van dit voorstel verhelen weliswaar niet dat zij een aantal van de hier in herziening gestelde artikelen van de Grondwet met het oog op de afschaffing van de Senaat ook op een aantal andere punten zouden willen hervormen of zelfs opheffen, en dat zij ook de andere instellingen van dit land zouden willen hervormen en/of opheffen, maar hebben ervan afgezien om de discussie daarover in dit voorstel te openen omdat daarover minder of geen consensus bestaat en dit bijgevolg tot oeverloze discussies en onnodige vertragingen voor wat de afschaffing van de Senaat zou leiden. Zodoende kan er, gelet op de brede consensus daarover, alvast al snel werk worden gemaakt van de afschaffing van de Senaat.

Bart LAEREMANS
Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Filip DEWINTER
Anke VAN DERMEERSCH.

VOORSTEL


Enig artikel

In artikel 56 van de Grondwet worden de woorden « Elke Kamer » vervangen door de woorden « De Kamer van volksvertegenwoordigers ».

29 september 2010.

Bart LAEREMANS
Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Filip DEWINTER
Anke VAN DERMEERSCH.