5-205/1 | 5-205/1 |
4 OKTOBER 2010
Dit wetsvoorstel neemt de tekst om van een voorstel dat reeds op 27 januari 2009 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1146/1 - 2008/2009).
« Gelijke kansen » voor vrouwen en mannen is een vorm van eenvoudige sociale rechtvaardigheid. De weg ernaartoe is moeilijk geweest, en we zijn er nog niet. De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is in het verleden zo gigantisch groot geweest dat het pad om de ongelijkheden te herstellen wel bijzonder moeilijk te bewandelen is. De juridische en principiële gelijkheid vormt geen probleem meer. Zij wordt tegenwoordig vrij algemeen erkend. De feitelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen is op vele punten nog niet gerealiseerd » (M. Michielsens, 175 jaar vrouwen — Gelijkheid en ongelijkheid in België 1830-2005, Raad van Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen)
Hoewel het principe van « gelijk loon voor gelijk werk » reeds lang verworven is, verdient de gemiddelde vrouw vandaag nog steeds minder dan de gemiddelde man. Het probleem van het loonverschil, de loonkloof, is gekend.
Tal van studies brengen verschillende cijfers over de loonkloof naar voor. Er bestaat immers geen eenduidige analyse van de loonkloof aangezien dit geen objectief gegeven is en de resultaten onder meer afhangen van het loonbegrip dat wordt gehanteerd, alsook van de invalshoek van de studie.
In 2006 gaf de federale regering aan het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (verder : IGVM) de opdracht een jaarlijks rapport over de loonkloof op te maken. Later verscheen het tweede rapport dat betrekking heeft op de gegevens van 2005 (De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België — Rapport 2008, Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2008). Het geeft een wetenschappelijk onderbouwd overzicht van de loonkloof vanuit verschillende invalshoeken en rekening houdend met verschillende factoren. De cijfers die de initiatiefnemers gebruiken zijn dan ook afkomstig uit dit rapport.
Enkele cijfers met betrekking tot de loonkloof :
Vrouwen | Mannen | Loonkloof | |
Gem. brutomaandloon voltijdse werknemers | 2 387 € | 2 807 € | 15 % |
Gem. bruto-uurloon voltijdse werknemers | 14,38 € | 16,68 € | 14 % |
Gem. brutojaarloon voltijdse werknemers | 31 317 € | 36 819 € | 15 % |
Gem. bruto-uurloon voltijdse/deeltijdse werknemers | 13,78 € | 16,54 € | 17 % |
Gem. brutomaandloon voltijdse/deeltijdse werknemers | 2 049 € | 2 720 € | 25 % |
Totaal | Vrouwen | Mannen | |
Totale loonmassa | 86 541 415 000 € | 36,68 % | 63,32 % |
Gem. bruto-uurloon voltijdse-deeltijdse werknemers naar statuut
Privé-sector | Publieke sector | Totaal | |||
Arbeiders | Bedienden | Contractuelen | Statutairen | ||
Vrouwen | 10,24 € | 14,28 € | 13,67 € | 17,26 € | 13,98 € |
Mannen | 12,50 € | 20,19 € | 15,01 € | 17,24 € | 16,00 € |
Loonkloof | 18 % | 29 % | 9 % | 0 % | 13 % |
Op welke manier en vanuit welke invalshoek de loonkloof ook wordt bekeken, de conclusie blijft dat er een loonkloof bestaat en deze de jongste jaren niet, of slechts nauwelijks is afgenomen.
« De strijd tegen de loonkloof blijft een strijd om meer gelijkheid en rechtvaardigheid. »
(De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België — Rapport 2008, Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen)
Slechts een kleine helft van het loonverschil (46 %) kan verklaard worden aan de hand van verschillende factoren. Zo onder meer werken de gezinssituatie, het feit dat vrouwen vaker deeltijds werken, meer werken in minder betaalde sectoren (horizontale segregatie) en dat vrouwen moeilijker doorstromen naar leidinggevende beroepen (verticale segregatie) het loonverschil tussen de gemiddelde vrouw en de gemiddelde man in de hand. Dit betekent uiteraard niet dat het deel van de loonkloof dat verklaard kan worden ook aanvaardbaar en rechtvaardig is. Wel integendeel, een aantal oorzaken maken juist deel uit van het probleem. Een glazen plafond dat vrouwen ervan weerhoudt om door te stromen naar leidinggevende functies kan niet aanvaard worden. Er is dus zeker ook een mentaliteitsverandering nodig. De andere helft van de loonkloof (54 %) kan niet verklaard worden.
Europa heeft als eerste het principe van « gelijk loon voor gelijk werk » gelanceerd. Reeds in het Verdrag van Rome van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap werd de gelijke beloning voor mannen en vrouwen bedongen. Het Europese wetgevende kader heeft dit principe sindsdien steeds verder gespecificeerd. De richtlijn nr. 75/117 van de Raad van de Europese Gemeenschap van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, verplichtte alle lidstaten om de nodige maatregelen te nemen om discriminaties tussen mannen en vrouwen op het gebied van loonongelijkheid op te heffen. België zette deze richtlijn om in de cao nr. 25 en in de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. In deze richtlijn werd onder meer gewezen op het probleem van de segregatie en het belang van de zoektocht naar sekseneutrale functiewaarderingsmethodes.
Het principe van de gelijke beloning wordt op Europees niveau niet alleen in verschillende documenten verankerd, de realisatie ervan wordt daarenboven nauwgezet opgevolgd en geëvalueerd. Zo onder meer maakt de Europese Commissie op vraag van de Europese Raad een jaarlijks rapport op met betrekking tot gendergelijkheid in de Europese Unie. In het rapport 2008 staat te lezen dat de werkzaamheidsgraad van de vrouwen aanzienlijk is toegenomen, maar dat de loonkloof de laatste jaren nagenoeg gelijk is gebleven (Report on equaliy between women and men 2008, European Commission). De Commissie engageert zich om deze problematiek aan te pakken.
Dat de loonkloofproblematiek op Europees niveau moet opgevolgd worden, blijkt onder meer uit het feit dat zelfs in de Scandinavische landen, die vaak als voorbeeld dienen omdat economische efficiëntie in die landen hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en er algemeen een hoge levenskwaliteit is, een loonverschil bestaat tussen de mannen en vrouwen (zie onder meer : « Kan het Scandinavisch Model ons redden ? », Vrouw & Maatschappij, 2007, p. 23).
Ons land is Europa in de strijd tegen de loonongelijkheid tussen mannen en vrouwen gevolgd. Het principe van « gelijk loon voor gelijk werk » kan gekaderd worden in alle regelgeving met betrekking tot het non-discriminatiebeginsel dat een Grondwettelijk basisbeginsel is en is uitgewerkt in verschillende meer specifieke contexten, onder meer met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden of toegespitst op de gelijkheid man-vrouw.
De loonkloofproblematiek is ondertussen al lange tijd een bezorgdheid van de Belgische overheid en staat reeds jaren op de politieke agenda. Zo onder meer heeft Miet Smet, eerst als federaal staatssecretaris van Maatschappelijke Emancipatie (1985-1992) en nadien als minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijke Kansen (1992-1999) aandacht besteed aan de functiewaardering als instrument in het streven naar gelijke verloning voor mannen en vrouwen. Vandaag is er nog steeds geen sprake van genderneutrale functieclassificaties.
In een functieclassificatiesysteem worden verschillende functies, die worden opgedeeld in verschillende niveaus, gekoppeld aan een loonbarema. Een werknemer wordt aldus afhankelijk van zijn/haar functie ingeschaald in een bepaald loonbarema. Vele ondernemingen trachten met een functieclassificatiesysteem een objectief en transparant verloningssysteem te installeren. De waardering van typische mannelijke functies en de onderwaardering van bepaalde vrouwelijke vaardigheden leiden er evenwel toe dat vele functieclassificaties discriminerend zijn. Het is vanuit die optiek dat reeds geruime tijd wordt gestreefd naar genderneutrale functieclassificatiesystemen.
Ook de sociale partners erkennen de problematiek van de loonkloof. De Nationale Arbeidsraad sloot op 15 oktober 1975 in uitvoering van de Europese richtlijn nr. 75/117 (zie hierboven) de cao nr. 25 betreffende de gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, gewijzigd door de CAO nr. 25bis van 19 december 2001 en de CAO nr. 25ter van 9 juli 2008. De jongste jaren wordt ook in de interprofessionele akkoorden aandacht besteed aan de loonkloof. Een cao op nationaal niveau en een interprofessioneel akkoord dat geen bindende werking heeft, doch slechts de sociale partners tracht te stimuleren, heeft er niet toe geleid dat de loonkloof daadwerkelijk werd aangepakt. Het is dan ook van belang om de loonkloofproblematiek bij elke onderhandeling van een cao, ook op sectoraal en ondernemingsvlak, aan bod te laten komen.
De minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, alsook de minister van Werk engageerden zich meer bepaald tijdens de duur van de interimregering (21 december 2007 — 20 maart 2008) nog in het loonkloofrapport van 2008 « om er alles aan te doen om de geformuleerde beleidsaanbevelingen in de praktijk te brengen ».
Ten slotte engageerde de vorige regering zich in het regeerakkoord van 18 maart 2008 om te streven naar een gelijke verloning voor de gemiddelde vrouw :
« De regering trekt besluiten uit het verslag over gelijke lonen en neemt maatregelen om op dat vlak de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te realiseren. » (pagina 5 van het regeerakkoord van 18 maart 2008)
« De regering versterkt de gelijke kansen tussen man en vrouw. » (pagina 21 van het regeerakkoord van 18 maart 2008)
Ondanks de jarenlange bezorgdheid en het plaatsen van de problematiek op de politieke agenda, blijven de resultaten uit. Dit toont aan dat een politieke oproep niet volstaat.
In ons land ontfermen de sociale partners zich over deze materie. De initiatiefnemers willen evenwel bekomen dat de sociale partners verplicht worden om de loonkloof au sérieux te nemen en daadwerkelijk aan te pakken.
De initiatiefnemers van dit wetsvoorstel willen op voluntaristische wijze uitvoering geven aan het regeerakkoord en opteren voor het opleggen van een onderhandelingsplicht aan de sociale partners en een rapporteringsplicht aan de werkgevers. Deze initiatieven zijn niet nieuw. Een vergelijkbare onderhandelingsplicht is onder meer in de Franse Code du travail terug te vinden. Een rapporteringsverplichting voor de werkgevers geldt onder meer in Italië en Portugal (J. Plantenga en C. Remery (eds.), The gender pay gap — Origins and policy responses. A comparative review of 30 European countries, European Commission, 2006).
Dit voorstel mag uiteraard slechts een klein aspect vormen van een globaal integratiebeleid waarbij op alle niveaus de nodige initiatieven moeten genomen worden om te streven naar gelijke kansen voor vrouwen en mannen. ABVV-Vrouwen organiseerde samen met ZIJ-KANT op 31 maart 2008 voor de vierde keer op rij een Equal Pay Day, een jaarlijkse actiedag voor meer loongelijkheid tussen vrouwen en mannen naar Amerikaans voorbeeld. Ook de KAV en het ACV organiseerden voor de tweede keer een dergelijke Equal Pay Day, dit op 17 maart 2008. Het is belangrijk dat de mensen worden geconfronteerd met de bestaande problematiek zodat een mentaliteitsverandering kan plaatsvinden, niet alleen ten aanzien van vrouwen (bijvoorbeeld de perceptie van vrouwen als leidinggevende figuren), maar ook voor de vrouwen zelf (bijvoorbeeld harder onderhandelen bij loonbespreking).
Artikelen 2 en 3
Deze artikelen strekken ertoe loongegevens van de werknemers, opgesplitst tussen mannen en vrouwen, op te nemen in de sociale balans. Op die manier willen de initiatiefnemers de werkgevers bewustmaken van de loonpolitiek die zij voeren en de loonverschillen die zouden bestaan tussen de vrouwelijke en de mannelijke werknemers.
Bovendien zou door de verdere opsplitsing van de gegevens (per type overeenkomst, per studieniveau en per beroepscategorie) studiemateriaal worden verzameld dat een verder en meer precies onderzoek van de problematiek mogelijk zou maken.
Artikelen 4 en 5
Deze artikelen strekken ertoe de problematiek van de loonkloof verplicht op de onderhandelingstafel te leggen van de sociale partners. In de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, wordt bepaald dat de sociale partners op alle niveaus thema's als werkgelegenheidsmaatregelen en loonkostenontwikkeling moeten bespreken en verwerken in akkoorden.
De initiatiefnemers vinden het dan ook opportuun om de problematiek van het loonverschil tussen mannen en vrouwen toe te voegen aan deze thema's.
Aangezien een genderneutrale functieclassificatie voor de ondernemingen een onontbeerlijk instrument is in de strijd tegen de loonkloof, wordt dit expliciet opgenomen in het wetsvoorstel.
Sabine de BETHUNE Dirk CLAES Cindy FRANSSEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 45, eerste lid, van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« — en van de loongegevens van de werknemers volgens het geslacht. »
Art. 3
In artikel 45 van dezelfde wet, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :
« Het in het eerste lid bedoelde overzicht van de loongegevens van de werknemers herneemt het gemiddeld maandloon volgens het geslacht per type overeenkomst, per studieniveau en per beroepscategorie. »
Art. 4
Artikel 6, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen wordt aangevuld met de volgende zin :
« Er wordt eveneens aandacht besteed aan de strijd tegen het loonverschil tussen mannen en vrouwen door maatregelen te onderhandelen, in het bijzonder om de functieclassificatie te herzien. »
Art. 5
Artikel 8, § 1, eerste zin, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin :
« Er worden eveneens collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten met betrekking tot de strijd tegen het loonverschil tussen mannen en vrouwen, in het bijzonder met betrekking tot maatregelen om de functieclassificatie te herzien. »
20 juli 2010.
Sabine de BETHUNE Dirk CLAES Cindy FRANSSEN. |