4-1053/10

4-1053/10

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

12 JANUARI 2010


Wetsontwerp betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten


AMENDEMENTEN


Nr. 149 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 2

In artikel 2, § 1, een vijfde lid toevoegen, luidende :

« De verzamelde gegevens moeten worden vernietigd als de bedreiging op grond waarvan die gegevens zijn verzameld, niet blijkt te bestaan. »

Verantwoording

Zoals de orde van Vlaamse balies onderstreept, moeten de verzamelde gegevens worden vernietigd en mogen ze niet worden gebruikt in een gerechtelijk onderzoek of in een ander onderzoek wanneer blijkt dat het gedrag dat aanleiding heeft gegeven tot het opstarten van een methode voor het verzamelen van gegevens geen gevaar inhoudt.

Nr. 150 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 3

In het voorgestelde artikel 3, 15º, de woorden « mentaal gevormd wordt of bereid is tot het plegen van terroristische handelingen » vervangen door de woorden « erop wordt voorbereid terroristische handelingen te plegen ».

Verantwoording

De al te ruime definities die in artikel 8 van de wet van 30 november 1998 worden gegeven, met name de definities van het « terrorisme » en van « de activiteit die bedreigt of zou kunnen bedreigen » beschrijven in combinatie met de definitie van het radicaliseringsproces waarvan hier sprake is, een groot aantal te vage gedragingen.

Artikel 18/9, § 1, van het ontwerp geeft de Staatsveiligheid de mogelijkheid om uitzonderlijke methoden te gebruiken voor het verzamelen van gegevens wanneer er ernstige bedreigingen bestaan voor de inwendige veiligheid van de Staat, het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de uitwendige veiligheid van de staat en de internationale betrekkingen of het wetenschappelijk of economisch potentieel, en wanneer die bedreigingen betrekking hebben op een activiteit die verband houdt met spionage, terrorisme, hieronder begrepen het radicaliseringsproces, enz.

Een dergelijke definitie van het radicaliseringsproces biedt Staatsveiligheid de mogelijkheid in te ruime situaties gebruik te maken van uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens, met het risico dat ze er vaak gebruik van zal maken omdat de definitie in hoge mate subjectief is.

Het begrip « individu of groep van individuen mentaal gevormd of bereid tot » verwijst immers niet naar welbepaalde handelingen. Aangezien het zonder fysieke daad niet mogelijk is de mentale vorming of de bereidheid van een individu of een groep te kennen, kan de poging om die zogenaamde bedreiging te kennen, de diensten ertoe brengen pseudo-technieken voor het bewaken van het denken te ontwikkelen.

Het is dan ook belangrijk een nauwkeuriger definitie te geven van het radicaliseringsproces, opdat alleen situaties met concrete gegevens dat tot de daad wordt overgegaan, aanleiding geven tot het gebruik van uitzonderlijke methoden, die ingrijpende gevolgen voor het privé-leven hebben.

Nr. 151 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 3/1 (nieuw)

Een artikel 3/1 invoegen, luidende :

« Art. 3/1. — In artikel 8, 1º, c, van dezelfde wet, de woorden « anarchistische, nationalistische, » weglaten. ».

Verantwoording

1) Heel wat parlementsleden vallen onder de huidige definitie. Een niet te veronachtzamen deel van de politieke vertegenwoordigers van het land, maar ook anderen, verklaren zich aanhanger van het nationalisme in een of andere vorm.

Het nationalisme hoeft geen vrijheidsbeknottende leer te zijn.

2) Ook het anarchisme is een stroming in de politieke filosofie dat stoelt op een aantal anti-autoritaire theorieën en praktijken. De opname ervan in deze lijst valt niet te verantwoorden.

Nr. 152 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 3/2 (nieuw)

Een artikel 3/2 invoegen, luidende :

« Art. 3/2. In artikel 8, 1º, van dezelfde wet, het woord « , inmenging » en in punt g) de definitie van inmenging weglaten. ».

Verantwoording

Deze definitie behelst in haar huidige formulering een aantal situaties die geen gevaar voor de samenleving vormen, maar die integendeel ressorteren onder de uitoefening van de fundamentele rechten door de burgers. Onder meer de vakbonden beantwoorden duidelijk aan alle criteria van deze definitie; om beslissingsprocessen te beïnvloeden, gebruiken zij middelen (stakersposten, betogingen enzovoort) die kunnen worden beschouwd als ongeoorloofd of clandestien.

Nr. 153 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/3, § 1, tweede lid, de woorden « na kennisgeving van deze beslissing aan de commissie » vervangen door de woorden « na eensluidend advies van de commissie conform artikel 18/10 ».

Verantwoording

Gelet op de impact die de specifieke methoden op met name de eerbiediging van het privéleven kunnen hebben, strekt het amendement ertoe de controleprocedure voor de specifieke methoden af te stemmen op die voor de uitzonderlijke methoden, door vóór enige aanwending het voorafgaand advies van de commissie te vragen, die de inachtneming van het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel kan controleren.

Nr. 154 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1. in het eerste lid, tussen de woorden « het aanwenden van de » en de woorden « uitzonderlijke methode », de woorden « specifieke of » invoegen;

2. in het vierde lid, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode ».

Verantwoording

Het betreft technische wijzigingen die gerechtvaardigd zijn door de vereiste voorafgaande controle van de specifieke methoden door de commissie.

Nr. 155 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 2, de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) in het 1º, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

b) in het 2º, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

c) in het 3º, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

d) in het 4º, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

e) in het 5º, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

f) in het 6º, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode ».

Verantwoording

Het betreft technische wijzigingen die gerechtvaardigd zijn door de vereiste voorafgaande controle van de specifieke methoden door de commissie.

Nr. 156 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 3, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in het tweede lid, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

2º in het vierde lid, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode »;

3º in het vijfde lid, de woorden « uitzonderlijke methode » vervangen door de woorden « specifieke of uitzonderlijke methode ».

Verantwoording

Het betreft technische wijzigingen die gerechtvaardigd zijn door de vereiste voorafgaande controle van de specifieke methoden door de commissie.

Nr. 157 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 38/1 (nieuw)

Een nieuw artikel 38/1 invoegen, luidende :

« Art. 38/1. De bepalingen van deze wet worden ten laatste drie jaar na de inwerkingtreding ervan geëvalueerd ».

Verantwoording

Het gaat om een bijzondere delicate aangelegenheid. Bovendien zijn de specifi eke en uitzonderlijke methoden uiterst ingrijpend en biedt het wetsontwerp de mogelijkheid er in tal van situaties gebruik van te maken, ook ten aanzien van artsen, advocaten en journalisten. Om al die redenen is het uiterst belangrijk dat die wet na een proefperiode kan worden geëvalueerd.

Benoit HELLINGS.
Cécile THIBAUT.

Nr. 158 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 18

In het voorgestelde artikel 43/5, § 4, derde lid de woorden « voor de bescherming van de bronnen, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden of de vervulling van de opdrachten van de inlichtingen en veiligheidsdiensten als gedefinieerd in de artikelen 7, 8 en 11 » vervangen door de woorden « voor de fysieke integriteit van derden ».

Verantwoording

Het aan de leden van de inlichtingendiensten toekennen van meer dan één grond om niet te hoeven getuigen ten aanzien van het Vast Comité I bij geval van klacht, is niet in overeenstemming met de geest van de rest van het wetsontwerp dat aan het Vast Comité I de meest verregaande bevoegdheden verleent.

Er is geen reden waarom de bevoegdheden van het Vast Comité I op dergelijke ruimere wijze zouden moeten beknopt worden. De leden van de inlichtingendiensten worden door het Vast Comité I gehoord buiten aanwezigheid van de klager of diens advocaat.

Enkel de fysieke integriteit van derden is een geldige uitzonderingsreden.

Bovendien voorziet het huidige artikel 48, § 2, derde lid van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, eveneens enkel in de uitzondering van de fysieke integriteit.

Nr. 159 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 15/1 (nieuw)

Een artikel 15/1 invoegen luidende :

« Art. 15/1. — Het ministerieel comité moet binnen de maand na de inwerkingtreding van de hier voorliggende wet, de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 20,§ 3 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uitvaardigen en overmaken aan de vaste commissie van de Senaat die belast is met de begeleiding van het Vast Comité I. »

Verantwoording

Zoals uit de hoorzitting bleek laat het ministerieel comité tot op vandaag na de voorwaarden te bepalen waaronder de Staatsveiligheid en ADIV kunnen samen werken met buitenlandse inlichtingendiensten.

Nochtans betreft het hier geen facultatieve opdracht van de wetgever aan het ministerieel comité, maar wel een verplichting (Art. 20 van de huidige wet stelt « Het ministerieel Comité bepaalt ... »).

Het hier voorliggende amendement strekt er toe een deadline op te leggen : het ministerieel comité moet binnen de maand na inwerkingtreding van de wet de voorwaarden voor samenwerking uitvaardigen. Het parlement waakt er — via het de vaste begeleidingscommissie van de Senaat — over dat het ministerieel comité zich aan deze wettelijke verplichting houdt.

Nr. 160 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 17

In het voorgestelde artikel 43/1, § 1, zesde lid, de tweede zin vervangen door de zin « De effectieve leden hebben de hoedanigheid van rechter, waarvan minstens één de hoedanigheid van onderzoeksrechter. ».

Verantwoording

De rol van het federaal parket is niet éénduidig. Er wordt zowel in contact getreden met het federaal parket wanneer een strafrechtelijk onderzoek parallel loopt met een onderzoek van de veiligheids- en inlichtingendiensten, alsook wordt in geval van misdrijven een niet-geclassificeerd proces-verbaal aan de Procureur des Konings of het federaal parket over gemaakt (toegevoegd artikel 19/1 — ook de verdediging zal kennis nemen van dit niet-geclassificeerd pv).

Het federaal parket kan dus tegelijk betrokken worden in een overleg inzake parallelle onderzoeken en in kennis worden gesteld van nieuwe strafbare feiten.

Bovendien maakt een lid van het (federaal ?) parket deel uit van de toezichtscommissie, en neemt hij dus kennis van alle uitgevoerde specifieke en uitzonderlijke methoden.

Er kan een procesrechtelijk belang bestaan bij de commissie om groen licht te geven voor uitzonderlijke methoden — teneinde bewijsmateriaal te bekomen zonder de procedurele restricties van de Bijzondere Opsporingmethoden zoals bepaald in het strafrecht.

De aanwezigheid van het parket in de commissie wekt minstens de indruk van dergelijke belangenvermenging.

Nr. 161 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 14/1 (nieuw)

Een artikel 14/1 invoegen, luidende :

« Art. 14/1. — In artikel 19, tweede lid van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt :

« De administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat en de chef van de algemene Dienst inlichting en veiligheid, of de persoon die elk van hen aanwijst, kan met instemming van de commissie en indien het openbaar belang dit vereist, aan de pers gegevens verstrekken. Hij waakt voor de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de betrokkene en derden, het privé-leven en de waardigheid van personen. Voor zoveel als mogelijk wordt de identiteit van de in het dossier genoemde personen niet vrij gegeven. »

Verantwoording

Huidig artikel 19 van de organieke wet van 30 november 1998 verzet er zich niet tegen dat een administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat publiekelijke verklaringen aflegt over de identiteit van een persoon waar naar een onderzoek loopt.

Voorts beperkt huidig artikel 19 de mogelijkheid tot publieke verklaringen niet tot die situaties waarin dit vereist is voor het publieke belang.

Huidig artikel 19, tweede lid luidt immers :

« Met eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de personen en voor zover de voorlichting van het publiek of het algemeen belang dit vereist, mogen de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat en de chef van de algemene Dienst inlichting en veiligheid, of de persoon die elk van hen aanwijst, inlichtingen aan de pers mededelen. »

In vergelijking met artikel 57, § 3, van het wetboek van Strafvordering, mag de de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat dan ook veel meer meedelen dan een procureur des Konings.

Dit blijkt ook uit de recente publieke verklaringen omtrent imam Nordine Taouil, en de wel zeer ruime interpretatie die de huidige regering in de nasleep van dit incident geeft aan het artikel 19. Een interpretatie die veel ruimer gaat dan de wetgever destijds ooit bedoeld had. Dit betekent een ernstige verstoring van een breekbaar evenwicht.

Het amendement strekt er toe aan de administrateur-generaal en de chef van de ADIV gelijkwaardige voorwaarden op te leggen zoals bepaald in artikel 57, § 3 Sv.

De gebruikte woordkeuze is naar analogie met art. 57, § 3 Sv.

Nr. 162 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 2

In § 3, eerste lid, de woorden « de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, » doen vervallen en het woord « wettelijk » vervangen door het woord « legitiem ».

Verantwoording

Het Europees Hof stelde op 29 juni 2006 in de zaak Weber en Saravia v. Duitsland het volgende : « As soon as notification can be carried out without jeopardising the purpose of the restriction after the termination of the surveillance measure, information should, however, be provided to the persons concerned ».

Vraag is of artikel 2, § 3 van de wet voldoende zal tegemoet komen aan deze notificatieverplichting.

Artikel 2, § 3, eerste lid voorziet dat de notificatie moet gebeuren « Onverminderd de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. »

Dit betekent dat telkens wanneer een gegeven een classificatie draagt, niets meer mag worden meegedeeld.

Hierdoor wordt de notificatieverplichting volledig uitgehold, aangezien de inzet van specifieke en uitzonderlijke methoden zeer dikwijls het voorwerp zal zijn van classificatie.

Het hier voorliggende amendement strekt er toe de classificatie als uitzonderingsgrond te schrappen.

Voorts wordt het woord « wettig » vervangen door « legitiem », wat een ruimere betekenis heeft.

Nr. 163 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 2

In § 3, eerste lid, 2º, in fine de woorden « via een specifieke of uitzonderlijke methode » toevoegen.

Verantwoording

Het kan niet de bedoeling zijn dat elke daad van gegevensverzameling, tot het voegen van een krantenknipsel in het dossier toe, een beletsel vormt voor de notificatie.

Nr. 164 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 2

In § 3, derde lid, na de woorden « informeert de commissie » de woorden « en het Vast Comité I » invoegen.

Verantwoording

Het Vast Comité I dient als controleorgaan een volledig en rechtstreeks zicht te krijgen op de naleving van de notificatieplicht.

Nr. 165 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 3

In het 15º, de woorden « terroristische handelingen » vervangen door de woorden « terroristische misdrijven ».

Verantwoording

Terroristische misdrijven is als term gedefinieerd in artikel 137 Sw. De strafwetgever geeft reeds een ruime notie aan dit begrip.

Terroristische handelingen daarentegen is een ongedefinieerd begrip, dat de indruk geeft nog ruimer te zijn dan terroristische misdrijven.

Het hier voorliggende amendement strekt er toe aan te sluiten bij de term zoals gebruikt in het Strafwetboek.

Nr. 166 VAN DE HEER SWENNEN

Art. 9

In het sub 4º van het voorgestelde artikel 14, vierde lid, de woorden « openbare sector » vervangen door de woorden « de gerechtelijke overheden en openbare diensten, met inbegrip van de politiediensten ».

Verantwoording

De term « openbare sector » is een ongedefinieerd begrip, dat de indruk geeft zeer ruim te zijn. Het hier voorliggende amendement strekt er toe aan te sluiten bij de diensten zoals reeds bepaald in het eerste lid van artikel 14 van de wet.

Guy SWENNEN.

Nr. 167 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 2

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbregen :

1º) in de ontworpen § 3, de woorden « en op verzoek van iedere natuurlijke persoon met een wettelijk belang, » doen vervallen.

2º) in het derde lid, de woorden « Het diensthoofd van de betrokken dienst informeert de commissie over elk verzoek om informatie en over het geleverde antwoord » vervangen door de woorden « De betrokken persoon kan aan de commissie informatie vragen over de aard en de duur van de gebruikte methoden, hun doel en het behaalde resultaat ».

3º) het laatste lid vervangen door de volzin « Wanneer de commissie beslist om bepaalde informatie vertrouwelijk te houden, moet zij haar beslissing tegenover de betrokkene met redenen omkleden ».

Verantwoording

Het is belangrijk dat de particulier op wie specifieke of uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens zijn toegepast, na een termijn van 5 jaar automatisch op de hoogte wordt gebracht van het gebruik van die methoden en niet alleen op zijn verzoek, zoals het ontwerp bepaalt.

De procedure die in het ontwerp wordt voorgesteld is problematisch, omdat de betrokkene meestal niet zal weten dat op hem onderzoeksmethoden zijn toegepast. En wanneer hij vermoedt dat dit het geval is geweest, weet hij daarom nog niet wanneer daar een eind aan gekomen is. Het voorgestelde artikel verplicht hem dus zijn verzoek blindweg in te dienen en te herhalen.

In het amendement wordt voorgesteld het proces om te keren : de betrokkene wordt er na vijf jaar automatisch van op de hoogte gebracht dat de methode tegen hem gebruikt is en dat hij het recht heeft de commissie meer uitleg te vragen.

Om redenen van nationale veiligheid kan de commissie beslissen bepaalde informatie niet vrij te geven. Ze moet in dat geval haar weigering die informatie bekend te maken, motiveren.

Benoit HELLINGS.
Cécile THIBAUT.

Nr. 168 VAN MEVROUW TAELMAN

Art. 24

Het 1º vervangen door wat volgt :

« 1º het tweede lid, eerste zin wordt aangevuld met het volgende zinsdeel : « en de relevante reglementen, richtlijnen en documenten die uitgaan van andere overheidsorganen. ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt nog duidelijker de wettelijke toegang te garanderen voor het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten tot alle documenten die de diensten en hun leden als taakgevende opdracht (kunnen) beschouwen. Het mag duidelijk zijn dat hierbij een belangrijke bron de richtlijnen en definiëringen van het ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid zijn. Het volstaat hier om in de Wet van 18 juli 1991 artikel 33 te amenderen door na de woorden « alle documenten die de handelswijze van die diensten regelen « de volgende woorden toe te voegen : « en de relevante reglementen, richtlijnen en documenten die uitgaan van andere overheidsorganen. »

Martine TAELMAN.

Nr. 169 VAN DE HEER HELLINGS EN MEVROUW THIBAUT

Art. 24

In de eerste zin van het 1º, tussen de woorden « de bestuurlijke overheden » en de woorden « de mededeling », de woorden « en de andere overheidsinstellingen » invoegen.

Verantwoording

Sinds vele jaren kampt het Vast Comité I met de onmacht om zijn wettelijke opdracht ten volle uit te oefenen indien het geen kennis heeft van de richtlijnen van het ministerieel Comité.

Het ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid weigert deze richtlijnen vrij te geven aan het Vast Comité. Zowel de voorzitter van dit Comité, zijnde de eerste minister, als de twee toeziende ministers, namelijk de ministers van Defensie en Justitie, alsook de Veiligheid van de Staat en de algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht weigeren pertinent deze richtlijnen systematisch aan het Comité I mee te delen. De twee laatstgenoemde diensten zijn van oordeel dat het niet gaat om interne documenten, maar documenten afkomstig van andere diensten, waarbij ze zich blijkbaar niet verplicht voelen om deze ten aanzien van het Comité I vrij te geven.

Het amendement wil een einde maken aan deze controverse door duidelijk in de wet te bepalen dat het Comité I de mededeling kan vragen van reglementen, richtlijnen en andere documenten van de andere overheidsinstellingen, en bijgevolg ook die van het ministerieel Comité.

Benoit HELLINGS.
Cécile THIBAUT.