4-1357/4

4-1357/4

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

13 JANUARI 2010


Wetsontwerp ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen


AMENDEMENTEN


Nr. 11 VAN DE DAMES DEFRAIGNE EN CROMBÉ-BERTON

Art. 15

In het voorgestelde artikel 1322/1, het woord « onderhoudsbijdrage » vervangen door de woorden « uitkering tot onderhoud ».

Verantwoording

In zijn advies nr. 46.041/2 van 11 maart 2009, stelt de Raad van State vast dat momenteel de van rechtswege voorlopige tenuitvoerlegging van beslissingen tot veroordeling ter zake van een uitkering tot onderhoud in de ruime zin niet als algemene regel wordt voorgeschreven, maar alleen voor specifieke procedures :

— voorlopige maatregel die betrekking heeft op de persoon, op het levensonderhoud en op de goederen, zowel van de partijen als van de kinderen in geval van echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting, artikel 1280 Ger. W.;

— uitkering tot levensonderhoud tussen ex-echtgenoten op basis van artikel 301, § 12, van het Burgerlijk Wetboek.

Daarbij komen nog de beslissingen in kort geding (artikel 1039 van het Burgerlijk Wetboek), die als enige bij voorraad uitvoerbaar zijn tijdens het beroep, wat het paradoxale gevolg heeft dat dezelfde persoon, die tot dusver een voorlopige uitkering tot onderhoud ontving krachtens een beschikking in kort geding van de voorzitter en die dus kon rekenen op de uitbetaling van die uitkering, indien nodig onder dwang, zelfs wanneer zijn echtgenoot voor het hof van beroep tegen die beschikking in beroep ging, tot de vaststelling komt dat de uitkering die hem wordt toegekend om na de echtscheiding in dezelfde behoeften te voorzien, niet uitvoerbaar is en dat ze dus tijdens de hele beroepsprocedure niet wordt uitbetaald, hoewel zijn economische nood volstrekt even hoog is gebleven (1) .

Benevens deze specifieke procedures, moeten de onderhoudsgerechtigden om deze voorlopige tenuitvoerlegging verzoeken. De rechter kan ze niet ambtshalve uitspreken.

De Raad van State vindt dat een leemte die moet worden aangevuld.

Als antwoord op dat advies van de Raad van State heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers in artikel 15 van voorliggend ontwerp, een nieuw artikel 1322/1 ingevoegd, luidende : « De beslissing die uitspraak doet over een onderhoudsbijdrage is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad, tenzij de rechter hierover anders beslist op vraag van een van de partijen. ».

De indieners van onderhavig amendement menen dat de bijzondere aard van de alimentatievordering en meer bepaald de hoge nood die moet worden opgevangen, ongetwijfeld rechtvaardigt dat de van rechtswege uitvoerbaarheid bij voorraad de regel van gemeen recht wordt voor alle alimentatievorderingen.

Met het woord « onderhoudsbijdrage » wordt in het burgerlijk recht echter alleen de bijdrage voor de onderhouds- en opvoedingskosten van kinderen in de zin van artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek bedoeld, dat wil zeggen dat de bijdrage van de vader en de moeder in de schuld de verdeling tussen beiden is van de verplichting van artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek ten gunste van het kind, met uitsluiting van alle andere uitkeringen tot onderhoud.

Dat is heel nadelig, temeer omdat tegelijk artikel 301, § 12, van het Burgerlijk Wetboek betreffende de uitvoerbaarheid bij voorraad van de uitkering na een echtscheiding door voorliggend ontwerp wordt opgeheven.

Daarom breiden indieners van onderhavig amendement de uitvoerbaarheid bij voorraad uit tot alle uitkeringen tot onderhoud.

Bovenstaande ideeën worden uiteengezet door de hoogleraren Gallus en Van Gysel van de ULB, in Précis de Droit de la Famille (2e uitgave, Bruylant, 2009, blz. 600). Zij hebben de indieners van onderhavig amendement op het belang ervan gewezen.

Christine DEFRAIGNE
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON.

Nr. 12 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 14

Paragraaf 2 vervangen door wat volgt :

« § 2. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de commissie, die behalve uit een vertegenwoordiger van elk deelgebied dat betrokken is bij gezinszaken, uit een gelijk aantal leden van elk geslacht bestaat. ».

Verantwoording

Het is wenselijk dat de gemeenschappen en/of gewesten betrokken worden bij die commissie, omdat ze dichter bij de betrokken bevolkingen staan, hun levenswijze, hun gebruiken, de prijzen van huisvesting, de schommelingen in de kosten van levensonderhoud, en aldus ook dichter bij de financiële behoeften staan. Door hun aanwezigheid in de commissie zullen ze beter kunnen volgen wat een kind echt kost.

Hugo VANDENBERGHE
Tony VAN PARYS
Pol VAN DEN DRIESSCHE.

Nr. 13 VAN MEVROUW THIBAUT

(Subamendement op amendement nr. 12)

Art. 14

De woorden « behalve uit een vertegenwoordiger van elk deelgebied dat betrokken is bij gezinszaken » vervangen door de woorden « behalve uit drie vertegenwoordigers van verenigingen die gezinnen en ouders verdedigen die worden geconfronteerd met vragen omtrent de huisvesting van de kinderen en alimentatievorderingen alsook uit twee OCMW-vertegenwoordigers en een vertegenwoordiger van de DAVO ».

Cécile THIBAUT.

Nr. 14 VAN DE HEER VAN PARYS C.S.

Art. 3

In het 2º, voorgestelde artikel 203bis, § 4, tweede lid, het woord « maandelijks » invoegen tussen het woord « het » en het woord « tijdstip ».

Verantwoording

Dit amendement houdt rekening met de suggestie van de Hoge Raad voor de Justitie, om te voorzien dat de betalingen maandelijks dienen te gebeuren, teneinde in voorkomend geval klacht en vervolging wegens familieverlating op grond van artikel 391bis van het Strafwetboek te vermijden, daar in dat artikel sprake is van maandelijkse betalingen.

Nr. 15 VAN DE HEER VAN PARYS C.S.

Art. 4

In het voorgestelde artikel 203ter, het tweede lid aanvullen met de woorden « uitgezonderd ingeval de rechter anders oordeelt, wegens uitzonderlijke omstandigheden eigen aan de zaak ».

Verantwoording

In zijn advies haalt de Hoge Raad voor de Justitie aan dat de ontvangstmachtiging geen automatisme mag zijn omdat de theoretische mogelijkheid bestaat dat de onderhoudsplichtige te goeder trouw zou zijn.

De betekening van de ontvangstmachtiging aan de werkgever zou aanleiding kunnen geven tot nadelige en onevenredige gevolgen voor de onderhoudsplichtige werknemer.

Daarom moet de rechter een appreciatiemogelijkheid krijgen, om in uitzonderlijke omstandigheden af te wijken van de principiële ontvangstmachtiging.

Tony VAN PARYS
Pol VAN DEN DRIESSCHE
Yoeri VASTERSAVENDTS.

Nr. 16 VAN DE HEREN MAHOUX EN COLLIGNON

Art. 1/1 (nieuw)

In het voorgestelde hoofdstuk 2, een artikel 1/1 invoegen, luidende :

« In Boek I, Titel V, Hoofdstuk V van het Burgerlijk Wetboek wordt een artikel 202bis ingevoegd, luidende :

« Voor de toepassing van dit artikel worden als vader en moeder beschouwd, alle personen die mogelijk onderhoudsgeld verschuldigd kunnen zijn voor een kind. ». »

Verantwoording

De terminologie die het Burgerlijk Wetboek gebruikt, is verouderd en stemt niet meer overeen met de wettelijke realiteit.

Het spreekt voor zich dat de onderhoudsplicht ten opzichte van kinderen uitsluitend beperken tot de vader en moeder van de kinderen geen zin meer heeft. Voortaan hebben koppels van hetzelfde geslacht de mogelijkheid een kind op te voeden en bijgevolg ieder volgens hun eigen middelen bij te dragen aan de onderhouds- en opvoedingskosten van het kind wanneer hun relatie eindigt. Dit gegeven dient dan ook in het Wetboek te worden opgenomen, zodat er geen enkele betwisting mogelijk is met betrekking tot de verplichting van de ouder om zijn kind te onderhouden, ongeacht zijn geslacht.

Aangezien men in het Frans geen equivalent kan vinden voor de term « ouders » — de term « parent » verwijst in de zin van het Burgerlijk Wetboek immers naar een breder begrip dan hetgeen hier wordt bedoeld —, stellen de indieners van het amendement voor om hier te verwijzen naar het begrip personen die onderhoudsgeld verschuldigd zijn, teneinde alle mogelijke situaties te omvatten en zo in het belang van alle kinderen rechtszekerheid te garanderen.

Philippe MAHOUX.
Christophe COLLIGNON.

Nr. 17 VAN DE HEREN VAN DEN DRIESSCHE EN VASTERSAVENDTS

Art. 14

Paragraaf 2 vervangen door wat volgt :

« § 2. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de commissie, die behalve uit een vertegenwoordiger van elk deelgebied dat betrokken is bij gezinszaken, uit een gelijk aantal leden van elk geslacht bestaat. ».

Verantwoording

Omdat heel wat administraties van de gemeenschappen en/of de gewesten knowhow hebben ontwikkeld in verband met de kostprijs van een kind (voorbeelden : Kind en Gezin voor participatie van de ouders in de opvang, de gewesten voor tegemoetkomingen bij gezinshulp, voor vergoedingen en premies inzake huisvesting, schoolkosten, openbaar vervoer, enz ...), is het wenselijk hen bij die commissie te betrekken. Omdat ze tevens de betrokken bevolkingen, hun levenswijze, hun gebruiken, de prijzen van huisvesting, de schommelingen in de kosten van levensonderhoud, en dus de financiële behoeften beter kennen, zullen ze door hun aanwezigheid in de commissie beter kunnen volgen wat een kind echt kost.

Pol VAN DEN DRIESSCHE
Yoeri VASTERSAVENDTS.

Nr. 18 VAN MEVROUW FREMAULT EN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 14

Paragraaf 2 vervangen door wat volgt :

« § 2. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de commissie die uit een gelijk aantal leden van elk geslacht bestaat.

Hij verzoekt elk deelgebied dat betrokken is bij gezinszaken, deel te nemen aan de werkzaamheden van die commissie. ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 17.

Céline FREMAULT.
Yoeri VASTERSAVENDTS.

(1) Die persoon kan weliswaar op grond van artikel 1401 van het Gerechtelijk Wetboek, eisen dat de voorlopige tenuitvoerlegging hem wordt toegekend zodra het beroep aanhangig wordt gemaakt, maar de rechtspraak interpreteert die bepaling heel restrictief (Zie : Brussel, 10 september 1991, J.T., 1991, blz. 679).