4-1590/1 | 4-1590/1 |
6 JANUARI 2010
Overeenkomstig artikel 81 van het Gerechtelijk Wetboek is de arbeidsrechtbank samengesteld uit een beroepsrechter en twee lekenrechters in sociale zaken. In geschillen betreffende de sociale verkiezingen moet één van de rechters in sociale zaken benoemd zijn als werkgever en de andere als werknemer. Ook het Arbeidshof kent in dergelijke geschillen een gelijkaardige samenstelling (1) .
De rechter in sociale zaken die zetelt in de hoedanigheid van werknemer wordt benoemd door de Koning op voordracht van een representatieve werknemersorganisatie (2) .
In geschillen waarbij representatieve werknemersorganisaties een zeker belang hebben of zelf betrokken partij zijn, bijvoorbeeld bij rechtsvorderingen betreffende hun monopoliestatuut, kan men dus ernstige vraagtekens zetten achter hun veronderstelde onpartijdigheid.
Er is nochtans sprake van partijdigheid niet alleen bij een bewezen objectieve partijdigheid, maar ook bij subjectieve partijdigheid : dat is, wanneer bij de rechtzoekende de schijn gewekt wordt dat een rechter niet onpartijdig zal kunnen oordelen.
Overeenkomstig de artikelen 828 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek kunnen partijen wel een procedure tot wraking van de rechter(s) opstarten maar de rechtspraak leert ons echter dat dit verzoek, in zaken die verband houden met sociale verkiezingen, zelden of nooit wordt ingewilligd (3) . Er wordt telkenmale uitgegaan van de principiële onpartijdigheid van de raadsheer in sociale zaken.
Door de manifeste onwil van de hogere rechtshoven om de mogelijke partijdigheid van de lekenrechters te erkennen wensen de indieners van onderhavig voorstel de samenstelling van de arbeidsrechtbank te wijzigen bij geschillen over de sociale verkiezingen. Door de lekenrechters te vervangen door drie professionele rechters zullen de rechten van de verdediging beter gevrijwaard worden en wordt alvast de schijn van partijdigheid weggenomen.
Jurgen CEDER Anke VAN DERMEERSCH Hugo COVELIERS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 81 van het Gerechtelijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt :
A) in het zevende lid vervallen de woorden « 582, 3º en 4º, »;
B) het artikel wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt :
« In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 582, 3º en 4º bestaat de kamer uit drie rechters in de arbeidsrechtbank. ».
Art. 3
Artikel 104 van het hetzelfde Wetboek wordt gewijzigd als volgt :
A) in het vierde lid vervallen de woorden « 582, 3º en 4º, »;
B) het artikel wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt :
« De Kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid bedoeld in artikel 582, 3º en 4º bestaan uit drie raadsheren bij het arbeidshof. ».
16 december 2009.
Jurgen CEDER Anke VAN DERMEERSCH Hugo COVELIERS. |
(1) Artikel 104 van het Gerechtelijk Wetboek.
(2) Artikel 199 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek.
(3) Bv. Cass., 2 juni 2008 en Arbeidshof, 29 april 2008.