4-1594/1

4-1594/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

7 JANUARI 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van het bestraffingsmechanisme van de overschrijding van de toegestane cumul van het rustpensioen met een beroepsinkomen

(Ingediend door mevrouw Els Schelfhout c.s.)


TOELICHTING


1. Algemene context

België is een welvaartsstaat en tracht onder meer via het socialezekerheidsstelsel het welzijn en de welvaart van de mensen te garanderen. Aangezien onze sociale zekerheid slechts stand houdt door zoveel mogelijk mensen blijvend aan het werk te krijgen, is het essentieel dat de werkgelegenheid wordt gevrijwaard. Om dit te bereiken worden vele maatregelen genomen. Er zal echter ook een mentaliteitsverandering moeten plaatsvinden, onder meer naar ouderen toe. Het is niet nieuw dat mensen langer aan het werk zullen moeten blijven om het socialezekerheidsstelsel te kunnen financieren en meer in het bijzonder het wettelijk pensioenstelsel.

Dit wetsvoorstel spitst zich toe op oudere personen met de pensioenleeftijd die reeds een pensioen genieten en die beroepsactiviteiten willen blijven verrichten. Momenteel mogen zij slechts beperkt bijverdienen (er wordt hier verder op ingegaan). Veel gepensioneerden balanceren op de armoedegrens en hebben het dus vaak financieel nodig om bij te klussen. Anderen voelen zich goed bij het werk dat ze verrichten en willen dat graag verderzetten. Het geeft hen gelegenheid tot het behouden van sociale contacten, ze voelen zich nodig en gewaardeerd om het werk dat ze verrichten.

De indieners van dit wetsvoorstel menen dat de cumulbeperking moet worden afgebouwd. Ze zetten hiertoe in dit wetsvoorstel een eerste stap die betrekking heeft op de bestraffing van het niet-respecteren van de cumulbeperking.

Dit initiatief is illustratief voor het belang dat wordt gehecht aan werkgelegenheid en draagt bij tot de mentaliteitsverandering inzake de tewerkstelling van oudere personen. Voorts betalen deze personen, die een rustpensioen genieten, bijdragen op hun bijkomend inkomen. Door beroepsactiviteiten te verrichten, blijven ze sociaal betrokken en deel uitmaken van de actieve maatschappij. Dat deze personen actief blijven op de arbeidsmarkt kan dan ook alleen maar worden toegejuicht.

De problematiek van de vergrijzing is gekend. De babyboom die zich voordeed na de Tweede Wereldoorlog en de stijgende levensverwachting zorgen ervoor dat het aandeel van senioren in de bevolkingssamenstelling stijgt. Dat zorgt in de huidige context voor een probleem vermits ons wettelijk pensioenstelsel wordt betaald door de actieve bevolking die relatief afneemt in verhouding tot de ouderen. Er zal een grondig debat moeten gevoerd worden om deze prangende problematiek in de maatschappij grondig aan te pakken. Vele mensen — zowel zij die reeds gepensioneerd zijn, als degenen voor wie het pensioen in zicht komt — maken zich immers zorgen over hun pensioen.

Door het bestraffingsmechanisme te wijzigen in geval van de overschrijding van het grensbedrag, wordt het signaal gegeven dat een bijkomend inkomen verwerven niet wordt bestraft. Deze stap draagt bij tot de mentaliteitswijziging die kan leiden tot stijging van de tewerkstellingsgraad van ouderen. Er werd al gewezen op de sociale voordelen die voortzetting van de beroepsactiviteiten met zich meebrengt. Dat is geen onbelangrijk gegeven in deze maatschappij waar een toenemende vereenzaming van ouderen een feit is.

De indieners zijn ervan overtuigd dat een betere regeling inzake de cumul van een rustpensioen voor personen met de pensioenleeftijd met een bijkomend inkomen kan leiden tot een hogere werkgelegenheidsgraad van ouderen. Dat heeft volgens hen voordelen voor zowel de betrokken groepen als voor de overheid. Extra inkomsten uit arbeid leiden tot hogere ontvangsten voor de sociale zekerheid en overheid. Het maakt een hogere consumptie mogelijk, wat gunstig is voor de economische groei.

2. Stand van zaken cumul pensioen-arbeidsinkomen

Personen die een rustpensioen genieten mogen slechts onder bepaalde voorwaarden beroepsactiviteiten verrichten en een beroepsinkomen genereren.

Vooreerst geldt er een voorafgaandelijke aangifteplicht van de beroepsactiviteiten bij de respectieve diensten : de Rijksdienst voor pensioenen (RVP) voor werknemers, het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) voor zelfstandigen en de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS) voor ambtenaren. De aangifteplicht geldt niet voor personen, ouder dan 65 jaar, die een beroepsactiviteit verrichten en reeds een pensioen ontvangen.

Voorts mag het beroepsinkomen op jaarlijkse basis een bepaald grensbedrag niet overschrijden.

Het maximale inkomen uit arbeid dat een nabestaande mag bijverdienen hangt af van de leeftijd van de betrokkene (jongeren of ouder dan 65 jaar), van de eventuele kinderlast en van het statuut waarin de betrokkene bijverdient (werknemer of zelfstandige). Recentelijk besloot de huidige regering om de grensbedragen inzake cumulatie van rust- en overlevingspensioenen en inkomens uit arbeid te verhogen. Deze verhogingen waren echter substantiëler voor de mensen die blijven werken na de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar (+ 25 %), dan voor de personen, jonger dan 65 jaar, die enkel van een overlevingspensioen genieten (+ 8 %).

Dit verschil in procentuele verhoging heeft niet enkel te maken met de hoogte van de respectieve enveloppen maar ook met de vrees om een nieuwe werkloosheidsval te creëren voor mensen met een overlevingspensioen, jonger dan 65 jaar. Deze vrees werd ook zo geformuleerd in het regeerakkoord van de regering Leterme-I van 18 maart 2008 : « De regering zal de toegelaten arbeid verder vrijmaken voor de begunstigden van een rustpensioen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt. Een eerste aanzet werd gegeven met de beslissing van het begrotingsconclaaf om deze grenzen met 25 % te verhogen. Ook zullen de cumulatiegrenzen voor het overlevingspensioen worden opgetrokken, al mag dit niet leiden tot een inactiviteitsval. De termijn voor de indiening van de aanvraag voor een overlevingspensioen zal worden verlengd. ».

Schematisch kunnen de grensbedragen als volgt worden weergegeven :

Toegestaan bijkomend inkomen voor personen die een rustpensioen genieten :

vóór pensioenleeftijd vanaf pensioenleeftijd
als werknemer (bruto-inkomen)
— zonder kinderlast
— met kinderlast
— 7 421,57 euro
— 11 132,37 euro
— 21 436,50 euro
— 26 075,00 euro
als zelfstandige (netto-belastbaar inkomen)
— zonder kinderlast
— met kinderlast
— 5 937,26 euro
— 8 905,89 euro
— 17 149,19 euro
— 20 859,97 euro

Indien een gepensioneerde bijkomende beroepsinkomsten genereert die de hierboven vermelde grensbedragen met meer dan 15 % overschrijden, dan wordt zijn pensioen volledig geschorst voor het betrokken kalenderjaar. Indien het grensbedrag wordt overschreden met minder dan 15 %, dan wordt zijn pensioen evenredig verminderd met het percentage waarmee de toegelaten jaargrens werd overschreden.

3. Een aantal cijfers

Het is niet eenvoudig om cijfergegevens te bekomen met betrekking tot cumul pensioen en beroepsinkomen. Dit zijn beperkte cijfers die werden verkregen via een schriftelijke vraag (nr. 4-3039).

Werknemers Overheidssector
Aantal volledige schorsingen 2006 : 736
2007 : 892
2008 : 1 530
Aantal pro-rataschorsingen 2006 : 1 966
2007 : 1 671
2008 : 240
Aantal gepensioneerden die cumuleren 2006 : 26 259
2007 : 29 100
2008 : 35 027
2008 : 13 542
Aantal schuldbetekeningen 2006 : 3 196 (ca 10,5 milj. €)
2007 : 2 843 (ca 10,2 milj. €)
2008 : 2 896 (ca 12,9 milj. €)
2008 : ca 40,7 milj. €

4. Wetsvoorstel

Volgens de indieners van het wetsvoorstel is de regeling inzake het rustpensioen niet langer aangepast aan de omstandigheden van de huidige, moderne samenleving. Gepensioneerden die meer wensen bij te verdienen dan 15 % boven de drempel inzake toegelaten arbeid verliezen hun ganse pensioen. De indieners vinden dit een te drastische ingreep in het inkomen van gepensioneerden met de pensioenleeftijd en pleiten daarom voor een veel geleidelijkere afbouw van het rust- en overlevingspensioen.

Het wetsvoorstel wordt opgebouwd langs twee assen.

[1] In eerste instantie wordt ingevoerd dat personen met een pensioenleeftijd die een rustpensioen genieten onbeperkt mogen bijverdienen. Zij hebben immers een volledige loopbaan achter de rug en mogen niet gehinderd worden om verder te werken. Er mag niet geraakt worden aan hun verworven pensioen.

[2] De huidige beperking — waarbij bij overschrijding van de grensbedragen met meer dan 15 % het volledige pensioen wordt geschorst en bij overschrijding met minder dan 15 % het pensioen slechts pro rata wordt geschorst — blijft behouden voor personen die een rustpensioen genieten, maar nog niet de pensioenleeftijd hebben bereikt. Het kan immers niet de bedoeling zijn om mensen te stimuleren om vervroegd met pensioen te gaan en toch te blijven werken.

We benadrukken dat deze maatregel slechts een eerste stap is. Zoals reeds uiteengezet, is een grondig debat nodig om de vergrijzingsproblematiek globaal aan te pakken en een geïntegreerd beleid te kunnen voeren dat het welzijn en de welvaart van de mensen garandeert.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

In dit artikel wordt de cumulregeling voor werknemers van een pensioen met een beroepsinkomen geïmplementeerd rond twee assen. De cumulregeling waarvan sprake voor werknemers wordt geregeld in artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967. De wijzigingen worden dan ook in dit artikel doorgevoerd.

In eerste instantie wordt bepaald dat personen met de pensioenleeftijd die een rustpensioen genieten onbeperkt mogen bijverdienen. Dit wordt ingeschreven in artikel 2, 1º, van dit wetsvoorstel door de invoering van een nieuwe paragraaf. Dit heeft tot gevolg dat de beperkingen die nu bestaan in het koninklijk besluit moeten geschrapt worden. Dit gebeurt in artikel 2, 2º, van het wetsvoorstel.

Vervolgens blijft de huidige 15 %-regel behouden voor personen die nog niet de pensioenleeftijd hebben bereikt en die een rustpensioen genieten. Dit wordt geregeld in artikel 2, 3º, van het wetsvoorstel.

Artikel 3

In dit artikel wordt de cumulregeling voor zelfstandigen van een pensioen met een beroepsinkomen geïmplementeerd rond twee assen, naar analogie met het vorige artikel. De cumulregeling waarvan sprake voor zelfstandigen wordt geregeld in artikel 107, § 4, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rustpensioen der zelfstandigen.

Artikel 4

In dit artikel wordt de cumulregeling voor ambtenaren van een pensioen met een beroepsinkomen geïmplementeerd rond twee assen. De cumulregeling waarvan sprake voor ambtenaren wordt geregeld in de artikelen 4, 6 en 7 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen. De reglementering voor ambtenaren is anders gestructureerd dan voor werknemers en zelfstandigen. De toelichting bij dit wetsartikel wordt dan ook volledig uiteengezet.

In eerste instantie wordt bepaald dat personen met de pensioenleeftijd die een rustpensioen genieten onbeperkt mogen bijverdienen. Dit wordt ingeschreven in artikel 4, 1º, van dit wetsvoorstel door de invoering van een nieuwe paragraaf. Dit heeft tot gevolg dat de beperkingen die nu bestaan in het koninklijk besluit moeten geschrapt worden. Dit gebeurt in artikel 4, 2º, van het wetsvoorstel.

De huidige 15 %-regel blijft behouden voor personen die nog niet de pensioenleeftijd hebben bereikt en die een rustpensioen genieten. Dit wordt geregeld in artikel 4, 3º, van het wetsvoorstel.

Els SCHELFHOUT
Wouter BEKE
Dirk CLAES
Sabine de BETHUNE
Nahima LANJRI
Hugo VANDENBERGHE
Pol VAN DEN DRIESSCHE
Tony VAN PARYS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 2, vervangen en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 november 2002 en 21 augustus 2008, wordt de bepaling onder A. voorafgegaan door de bepaling onder AA., luidende :

« AA. De gerechtigde op een rustpensioen die, naar gelang het geval, één van de in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 bedoelde leeftijden heeft bereikt, mag onbeperkt een beroepsbezigheid uitoefenen. »;

2º de inleidende zin van paragraaf 2, A. wordt vervangen als volgt :

« De gerechtigde op een overlevingspensioen die, naargelang het geval, één van de in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 bedoelde leeftijden heeft bereikt, mag, mits voorafgaande verklaring en onder de in deze paragraaf bepaalde voorwaarden : »;

3º de inleidende zin van paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :

« Indien het beroepsinkomen, naar gelang van het geval, de in § 2, B vastgestelde bedragen, eventueel verhoogd overeenkomstig § 3, overschrijdt : ».

Art. 3

In artikel 107 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 2, vervangen en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 november 2002 en 21 augustus 2008, wordt de bepaling onder A. voorafgegaan door de bepaling onder AA., luidende :

« AA. De gerechtigde op een rustpensioen die, naargelang het geval, één van de in de artikelen 3 en 16 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 of in artikel 92 bedoelde leeftijden heeft bereikt, mag onbeperkt een beroepsbezigheid uitoefenen. »;

2ºde inleidende zin van paragraaf 2, A. wordt vervangen als volgt :

« De gerechtigde op een overlevingspensioen die, naargelang het geval, één van de in de artikelen 3 en 16 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 of in artikel 92 bedoelde leeftijden heeft bereikt, mag, mits voorafgaande verklaring en onder de in deze paragraaf bepaalde voorwaarden : »;

3º de inleidende zin van paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :

« Indien het beroepsinkomen, naar gelang van het geval, de in § 2, B vastgestelde bedragen, eventueel verhoogd overeenkomstig § 3, overschrijdt : ».

Art. 4

In de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in artikel 4, vervangen en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 2002, 13 december 2006 en 1 september 2008, wordt paragraaf 1 voorafgegeaan door de de bepaling onder A., luidende :

« A. De gerechtigde op een rustpensioen die, naargelang het geval, één van de in de artikelen 3 en 16 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 of in artikel 92 bedoelde leeftijden heeft bereikt, mag onbeperkt een beroepsbezigheid uitoefenen. »;

2º in inleidende zin van artikel 4, § 1, wordt vervangen als volgt :

« Voor de kalenderjaren die volgen op dat waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, mag de persoon die een overlevingspensioen met een rustpensioen cumuleert : »;

3º in artikel 4, § 7, eerste en het tweede lid, worden tussen de woorden « § 1 » en de woorden « of § 5 » telkens de woorden « ,met uitsluiting van het overlevingspensioen » ingevoegd.

1 juli 2009.

Els SCHELFHOUT
Wouter BEKE
Dirk CLAES
Sabine de BETHUNE
Nahima LANJRI
Hugo VANDENBERGHE
Pol VAN DEN DRIESSCHE
Tony VAN PARYS.