4-1575/1

4-1575/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

22 DECEMBER 2009


Wetsvoorstel tot wijziging van titel 1, 2 en 3 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis en tot invoering van een crisispremie

(Ingediend door de heer Johan Vande Lanotte c.s.)


TOELICHTING


Omdat de arbeiders en de bedienden niet het slachtoffer mogen zijn van het laattijdige en incoherent optreden van de regering, dienen wij het onderdeel van het nog niet gestemde wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de verlenging van de tijdelijke werkloosheid en de ontslagpremie voor arbeiders, zelf in.

Johan VANDE LANOTTE
Myriam VANLERBERGHE
Fatma PEHLIVAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I — Wijziging van titel 1, 2 en 3 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis

Art. 2

In artikel 353bis/2 van de Programmawet (I) van 24 december 2002, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2009, worden de woorden « vóór 1 januari 2010 » vervangen door de woorden « voordat onderafdeling 8 van titel IV, hoofdstuk 7, afdeling 3 van de programmawet (I) van 24 december 2002, buiten werking treedt ».

Art. 3

In artikel 13, tweede lid, van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, worden de woorden « op 1 januari 2010 » vervangen door de woorden « met ingang van 1 juli 2010 ».

Art. 4

Artikel 14, § 4, van dezelfde wet, wordt gewijzigd als volgt :

1º in het eerste lid, wordt het 1º vervangen door de volgende bepaling :

« 1º de onderneming, in de zin van de juridische entiteit, met een substantiële daling van minimum 15 % van de omzet of de productie in één van de vier kwartalen voorafgaand aan het eerste gebruik van de vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden aan de crisis, vergeleken met hetzelfde kwartaal van het jaar 2008; als deze daling niet voortvloeit uit het laatste kwartaal voorafgaand aan het gebruik van de vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden aan de crisis, dan moet de dalende trend in het of de daaropvolgende kwarta(a)l(en) bevestigd worden voorafgaand aan het gebruik van de vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden aan de crisis. Als bewijs van daling in omzetcijfers wordt de btw-aangifte van de betreffende kwartalen als bijlage toegevoegd; »;

2º het eerste lid wordt aangevuld met een 3º, luidend als volgt :

« 3º De onderneming, in de zin van de juridische entiteit, met een substantiële daling van de bestellingen van minimum 15 % in één van de vier kwartalen voorafgaand aan het eerste gebruik van de vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden aan de crisis, vergeleken met hetzelfde kwartaal van het jaar 2008; als deze daling niet voortvloeit uit het laatste kwartaal voorafgaand aan het gebruik van de vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden aan de crisis, dan moet de dalende trend in het of de daaropvolgende kwarta(a)l(en) bevestigd worden voorafgaand aan het gebruik van de vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden aan de crisis. »;

3º tussen het eerste en tweede lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidend als volgt :

« De substantiële daling van de bestellingen bedoeld in het eerste lid, 3º, moet :

1º betrekking hebben op alle bestellingen van de onderneming;

2º bekomen worden door een weging in functie van de belangrijkheid van de diverse bestellingen en aanleiding geven tot een daaraan gerelateerde daling aan productieve arbeidsuren van de werknemers;

3º bewezen worden door de indiening van een dossier dat, naast ten indicatieve titel de btw-aangiften van alle betreffende kwartalen, ook alle documenten bevat die de vereiste daling inzake bestellingen aantonen en de gevolgde berekeningswijze toelichten, zoals boekhoudkundige stukken en verslagen overgemaakt aan de ondernemingsraad. »;

4º in het vroegere tweede lid, dat het derde lid is geworden, wordt de tweede zin opgeheven;

5º een vierde lid wordt ingevoegd, luidend als volgt :

« De nadere regels en modaliteiten bepaald door de Koning met toepassing van het vorig lid en met betrekking tot de substantiële daling van minimum 20 % van de omzet of de productie, zijn eveneens van toepassing voor de andere substantiële dalingen bedoeld in het 1º. ».

Art. 5

In hoofdstuk 1 van titel 2 van dezelfde wet wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 14bis. § 1. De duurtijd van een ondernemingsplan wordt automatisch verlengd onder de volgende voorwaarden :

1º de werkgever is gebonden op 31 december 2009 door een ondernemingsplan bedoeld in artikel 14, § 2, en dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 14, § 3;

2º de voorziene geldigheidsduur van het ondernemingsplan gaat verder dan 31 december 2009 of is verbonden aan de geldigheidsduur van de maatregelen van dit hoofdstuk.

De duurtijd van het ondernemingsplan wordt verlengd tot de duurtijd zoals voorzien in het ingediende ondernemingsplan maar loopt uiterlijk af op datum van buitenwerkingtreding van deze titel.

De directeur-generaal van de dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg stelt de betrokken onderneming in kennis van de automatische verlenging met vermelding van de einddatum van het ondernemingsplan en van het bedrag van het supplement bedoeld in artikel 23, § 7 dat door de onderneming moet worden gerespecteerd. Hij stelt eveneens de Commissie bedoeld in artikel 14, § 3, in kennis van de verlenging.

§ 2. De duurtijd van een ondernemingsplan wordt op aanvraag van de onderneming verlengd onder de volgende voorwaarden :

1º de werkgever is gebonden op 31 december 2009 door een ondernemingsplan bedoeld in artikel 14, § 2, en dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 14, § 3;

2º de aanvraag wordt bij aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;

3º de aanvraag vermeldt een aangepaste einddatum van het plan.

De duurtijd van het ondernemingsplan wordt verlengd tot de duurtijd zoals vermeld in de aanvraag tot verlenging van het ondernemingsplan maar loopt uiterlijk af op datum van buitenwerkingtreding van deze titel.

De directeur-generaal van de dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg stelt de betrokken onderneming in kennis van de verlenging met vermelding van de einddatum van het ondernemingsplan en van het bedrag van het supplement bedoeld in artikel 23, § 7, dat door de onderneming moet worden gerespecteerd. Hij stelt eveneens de Commissie bedoeld in artikel 14, § 3, in kennis van de verlenging.

§ 3. De commissie bedoeld in artikel 14, § 3, staat voor de ondernemingsplannen bedoeld in artikel 14, § 2, eerste lid, 3º, een afwijking toe op het minimumbedrag van het supplement bedoeld in artikel 23, § 7, derde lid, indien aan volgende voorwaarden is voldaan :

1º de onderneming heeft daartoe een akkoord gesloten met alle werknemers;

2º de onderneming toont aan dat er effectief overleg geweest is met alle werknemers uit de onderneming.

De commissie bedoeld in artikel 14, § 3, kan voor de ondernemingsplannen bedoeld in artikel 14, § 2, eerste lid, 2º en 3º, een afwijking toestaan op het minimumbedrag van het supplement bedoeld in artikel 23, § 7, derde lid, indien de commissie dit verantwoord acht. Deze beslissing moet bij unanimiteit genomen worden. ».

Art. 6

In artikel 23 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 7, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden :

« of, bij ontstentenis van dergelijke arbeiders, aan het supplement als bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het paritair orgaan waaronder de werkgever zou ressorteren indien hij arbeiders zou tewerkstellen. »;

2º § 7 wordt aangevuld met een derde lid, luidende :

« Onverminderd het eerste lid, en bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 5 december 1968, wordt het minimum bedrag van het supplement bepaald op 5 euro per dag waarop niet wordt gewerkt met toepassing van hoofdstuk 3. ».

Art. 7

In artikel 28, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « op 1 januari 2010 » vervangen door de woorden « met ingang van 1 juli 2010 ».

Art. 8

In artikel 31 van dezelfde wet, worden de woorden « op 31 december 2009 » vervangen door de woorden « op 30 juni 2010 ».

Art. 9

In artikel 1, § 3bis, van het koninklijk besluit van 17 januari 2000 tot uitvoering van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering, ingevoegd bij koninklijk besluit van 28 juni 2009, wordt het vierde lid vervangen als volgt :

« Deze paragraaf is enkel van toepassing voor de werknemers die als gevolg van faillissement, sluiting of vereffening van de onderneming ontslagen worden uiterlijk op de uiterste datum van ontslag bedoeld in artikel 31 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis buiten werking treedt. ».

Art. 10

Artikel 28/1bis van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, ingevoegd bij koninklijk besluit van 28 juni 2009, wordt vervangen als volgt :

« Art. 28/1bis. Artikel 28/1 is eveneens van toepassing voor werknemers die als gevolg van het faillissement, de sluiting of de vereffening van de onderneming ontslagen worden uiterlijk op de uiterste datum van ontslag bedoeld in artikel 31 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis. ».

Art. 11

In artikel 28/5 van het hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 28 juni 2009, wordt het tweede lid vervangen als volgt :

« De collectieve arbeidsovereenkomst moet duidelijk de begin- en einddatum van de tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur en, in voorkomend geval, van de tijdelijke invoering van de vierdagenweek vermelden. De begindatum mag de datum van inwerkingtreding van Titel 1 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis niet voorafgaan en niet vallen na de datum waarop voornoemde titel buiten werking treedt. De einddatum moet liggen vóór de datum waarop voornoemde titel buiten werking treedt. De collectieve arbeidsovereenkomst mag geen bepaling bevatten waardoor zij stilzwijgend verlengd kan worden. ».

Art. 12

In artikel 15/1, § 3, van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen, ingevoegd bij koninklijk besluit van 28 juni 2009, wordt het zevende lid vervangen als volgt :

« Deze paragraaf is enkel van toepassing voor de werknemers die als gevolg van faillissement, sluiting of vereffening van de onderneming ontslagen worden uiterlijk op de uiterste datum van ontslag bedoeld in artikel 31 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis. ».

Art. 13

In artikel 18 van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 tot uitvoering van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, worden het tweede en derde lid vervangen als volgt :

« Hoofdstuk 3 treedt buiten werking op dezelfde datum waarop titel 2 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis buiten werking treedt.

Hoofdstuk VIII van titel III van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, treedt buiten werking op dezelfde datum waarop titel 2 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis buiten werking treedt. ».

Art. 14

In artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de uitbetaling van een crisisuitkering wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden, worden de woorden « op 1 januari 2010 » vervangen door de woorden « op dezelfde datum waarop titel 2 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis buiten werking treedt. ».

Art. 15

De Koning kan volgende bepalingen wijzigen, aanvullen en opheffen :

— artikel 1, § 3bis, vierde lid, van het koninklijk besluit van 17 januari 2000 tot uitvoering van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering;

— artikel 28/1bis en 28/5, tweede lid van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;

— artikel 15/1, § 3, zevende lid, van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;

— artikel 18, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 tot uitvoering van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in crisis;

— artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de uitbetaling van een crisisuitkering wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden.

Art. 16

Artikel 3 van het koninklijk besluit van 31 juli 2009 tot bepaling van het criterium tot erkenning als onderneming in moeilijkheden op basis van een daling van de bestellingen in uitvoering van artikel 14, § 4, tweede lid, van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, wordt opgeheven.

Art. 17

Artikel 108, § 1, 1º van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen wordt in fine aangevuld als volgt :

« — op de deeltijdse werknemers bedoeld in hoofdstuk 2 van titel 2 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis. ».

Art. 18

Dit hoofdstuk treedt in werking op 31 december 2009, met uitzondering van de artikelen 4, 5, 6 en 16 die in werking treden op 1 januari 2010 en artikel 17 dat in werking treedt op 1 september 2009.

HOOFDSTUK II — Crisispremie

Art. 19

Dit hoofdstuk is van toepassing op de werknemers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor werklieden in de zin van artikel 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en op hun werkgever.

Dit hoofdstuk is evenwel niet van toepassing op de werklieden en op hun werkgevers die zijn uitgesloten van de toepassing van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

Art. 20

Elke werkman waarvan de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd zonder dringende reden, met of zonder naleving van een opzeggingstermijn, heeft recht op een forfaitaire crisispremie van 1666 euro. Dit bedrag wordt vrijgesteld van de inkomstenbelastingen.

Deze forfaitaire crisispremie wordt uitgesloten van het begrip loon zowel voor de toepassing van artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatst gewijzigd door de wet houdende diverse bepalingen (I) van 24 juli 2008, als voor de toepassing van artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatst gewijzigd door de wet houdende diverse bepalingen (I) van 24 juli 2008.

Wanneer de werkman wordt tewerkgesteld in uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid in de zin van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt deze forfaitaire crisispremie verminderd in verhouding tot de arbeidsprestaties voorzien in de arbeidsovereenkomst.

De verhouding wordt berekend ten aanzien van een voltijdse werknemer zoals omschreven in artikel 2, 3º van de wet van 5 maart 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers.

Het vorige lid is eveneens van toepassing op de bedragen bedoeld bij artikel 5.

Art. 21

Artikel 20 is niet van toepassing wanneer de arbeidsovereenkomst voor werklieden wordt beëindigd :

— tijdens de proefperiode;

— met het oog op pensionering;

— met het oog op brugpensioen;

— in het kader van een herstructurering zo de werkman zich kan inschrijven in de tewerkstellingscel overeenkomstig artikel 34 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.

Art. 22

In geval van beëindiging als bedoeld in artikel 20, eerste lid, moet de opzegging worden ter kennis gebracht door de werkgever bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending of bij gerechtsdeurwaardersexploot.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 37, § 1, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 23

De werkgever betaalt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt een gedeelte van de bij artikel 20 bedoelde forfaitaire crisispremie dat gelijk is aan 555 euro.

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betaalt de overige 1 111 euro.

Bij niet-naleving van artikel 130/21 is de werkgever gehouden de volledige forfaitaire crisispremie bedoeld bij artikel 20 te betalen.

Art. 24

§ 1. De werkgever wordt vrijgesteld van het betalen van zijn deel van de forfaitaire crisispremie indien hij aan één van de volgende voorwaarden voldoet :

— ten aanzien van de werkman werd in 2010 een maatregel van collectieve vermindering of individuele vermindering van de arbeidsduur toegepast zoals voorzien door titel I of titel II, hoofdstuk 2 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;

— de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden werd geschorst in 2010 met toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten gedurende een aantal dagen, in functie van zijn arbeidsregeling, gelijk aan vier weken zo de werkman minder dan twintig jaar anciënniteit telt in de onderneming op het ogenblik van de kennisgeving van zijn opzeg en aan acht weken zo de werkman ten minste twintig jaar anciënniteit telt in de onderneming op het ogenblik van de kennisgeving van zijn opzeg.

Indien de werkgever aan één van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden voldoet, wordt de forfaitaire crisispremie betaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

§ 2. De commissie bedoeld in artikel 14, § 3, van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, kan, voor de ondernemingen met minder dan 10 werknemers, een afwijking voorzien op de betaling door de werkgever van de forfaitaire crisispremie bedoeld in artikel 23, eerste lid. Deze afwijking kan worden toegekend op vraag van de werkgever voor zover de betrokken onderneming economische moeilijkheden kent. De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot deze afwijking bij een in de Ministerraad overlegd besluit. Hij zal eveneens bij een in de Ministerraad overlegd besluit bepalen wat dient te worden verstaan onder « economische moeilijkheden » en Hij zal de wijze van vaststelling van het bovengenoemd aantal van 10 werknemers bepalen.

Art. 25

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt belast met het betalen van de forfaitaire crisispremie bedoeld in de artikelen 23 en 24.

De Koning bepaalt de nadere regels en de betalingstermijnen van deze vergoeding door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, evenals de documenten die moeten worden ingediend met het oog op de betaling ervan.

De instellingen der sociale zekerheid dienen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening alle nodige informatie te bezorgen voor het uitvoeren van zijn opdracht.

Art. 26

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn slechts van toepassing op de opzeggingen die werden ter kennis gebracht, overeenkomstig artikel 22, tussen 1 januari 2010 en 30 juni 2010.

Art. 27

Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2010.

Johan VANDE LANOTTE
Myriam VANLERBERGHE
Fatma PEHLIVAN.