4-1197/1

4-1197/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

4 MAART 2009


Wetsvoorstel tot bestraffing van sommige zware misdrijven met daadwerkelijk levenslange opsluiting

(Ingediend door mevrouw Anke Van dermeersch c.s.)


TOELICHTING


1. Invoering van de bijzondere levenslange opsluiting voor extreem gruwelijke misdrijven. (One strike)

Ook voor de meeste zware criminelen geldt normalerwijze dat zij ooit weer terugkomen in de maatschappij. Het is dan ook logisch dat vanuit de gevangenis wordt gewerkt aan de reïntegratie van de gedetineerden in de samenleving, bijvoorbeeld via het verrichten van arbeid ter vergoeding van slachtoffers of via het volgen van cursussen en opleidingen.

Toch moet ook duidelijk zijn dat er voor bepaalde misdadigers geen perspectief meer kan zijn op vrijlating. De misdrijven die door sommige criminelen worden begaan, zijn dermate gruwelijk en weerzinwekkend dat een vrijlating van betrokkene, zelfs vele jaren na de feiten, de hele samenleving zou schokken en het vertrouwen in de rechtsstaat fundamenteel zou aantasten.

Men kan zich toch niet voorstellen dat de kindermoordenaar Marc Dutroux ooit nog op de samenleving zou worden losgelaten ? En ook een Michel Fourniret, die gruwelijke lustmoorden pleegde op jonge kinderen, zou nooit meer mogen vrijkomen.

Ons rechtssysteem is vreemd genoeg niet gewapend tegen dergelijke criminelen. Men heeft weliswaar het systeem van terbeschikkingstelling van de regering voor recidivisten, maar deze is beperkt in tijd (maximaal 20 jaar) (1) .

Er kan dus niet op een sluitende wijze, vanaf het moment van de veroordeling, verzekerd worden dat dergelijke criminelen (het zij benadrukt dat het om uitzonderlijke gevallen gaat) daadwerkelijk voor immer uit de samenleving verbannen worden. Nochtans is dit de enige manier waarmee eerbetoon kan betuigd worden aan de slachtoffers. De nabestaanden van de slachtoffers moeten de zekerheid hebben dat zijzelf en hun kinderen deze daders nooit meer onder ogen hoeven te komen.

Een samenleving moet in extreme gevallen krachtig kunnen reageren en duidelijke voorbeelden kunnen stellen, die potentiële navolgers afdoende afschrikken.

Eenzelfde afschrikking moet bestaan tegenover mensen die terroristische misdrijven zouden willen plegen welke op grote schaal menselijk leed zouden veroorzaken. Mensen die dit soort misdaden overwegen te plegen, moeten op voorhand weten dat er voor hen geen enkele mildheid kan bestaan. Ook die wijziging van het Strafwetboek beantwoordt aan de noden van deze tijd. Na de gruwelijke terreuraanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, van 11 maart 2004 in Madrid en van 7 juli 2005 in Londen is de kans reëel dat een dergelijke aanslag zich ook in ons land zou voordoen. Hoewel we vanzelfsprekend beseffen dat hoge straffen alleen niet zullen volstaan om dergelijke criminelen af te schrikken, toch kan een krachtig signaal, zoals een daadwerkelijk levenslange gevangenisstraf, sterk ontradend werken.

Het systeem dat wij voorstellen is niet zomaar uit de lucht gegrepen. Iemand die in Nederland levenslang heeft gekregen, kan de gevangenis in principe niet meer verlaten. Het enige correctiemechanisme daarop is de koninklijke gratie, maar die wordt enkel bij hoge uitzondering toegepast. Naar Nederlands voorbeeld willen de indieners dan ook een « bijzondere levenslange opsluiting » in het leven roepen waarmee verzekerd wordt dat bepaalde criminelen voorgoed verbannen worden uit de samenleving. In deze straf willen we met name voorzien bij foltermoord, bij het plegen van lustmoord op minderjarigen en bij het plegen van moord op ontvoerde kinderen. Ook voor daders van terroristische aanslagen willen we de mogelijkheid inbouwen om die uitzonderlijke straf op te leggen.

Deze bijzondere straf wordt ingevoerd in een context waarbij het systeem van voorwaardelijke invrijheidsstelling voor levenslang gestraften in stand gehouden wordt. Een afschaffing van dit systeem, waar de indieners voorstander van zijn, zou huidig voorstel grotendeels zonder voorwerp maken.

2. Recidive bij moord en doodslag (Two strikes)

Diezelfde « bijzondere levenslange opsluiting » zou ook van toepassing moeten zijn op recidiverende daders van gewelddadige levensdelicten. Het Vlaams Belang is er evident geen voorstander van dat elke moordenaar voor eeuwig wordt opgesloten, maar veroordeelde moordenaars die na hun vrijlating dezelfde feiten begaan, daar mag geen genade voor bestaan. Als concreet voorbeeld nemen we het geval van Jean-Claude Lajot, die in 1992 zijn moeder en tante vermoordde. Op 24 augustus 2005, vijf jaar na zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, vermoordde Lajot op een al even gruwelijke wijze zijn stiefmoeder en zijn twee halfbroers. Ook voor dergelijke figuren kan er nooit meer een terugkeer naar de samenleving mogelijk zijn. Deze man mag onder geen enkel beding nog een derde kans krijgen.

Meer in het algemeen vinden de indieners dat iemand die voor een tweede maal voor assisen wordt veroordeeld voor moord of doodslag, een bijzondere levenslange gevangenisstraf moet te beurt vallen.

3. Three strikes and you're out (Three strikes)

Eenzelfde redenering geldt voor onverbeterlijke recidivisten van extreem zware geweldmisdrijven. Zodra iemand nadat hij reeds veroordeeld werd voor moord of doodslag, voor de derde maal een geweldmisdrijf pleegt, moet het hof van assisen de mogelijkheid hebben betrokkene te veroordelen tot een « bijzondere levenslange opsluiting ». De indieners hebben het concrete geval van Farid Bamouhammad voor ogen, die in augustus 2005 zijn schoonmoeder en schoonzuster gijzelde in de Brusselse Magdalenastraat. Betrokkene was in 1995 reeds veroordeeld voor een executiemoord en gijzelde zijn familieleden kort na zijn voorwaardelijke vrijlating in 2000. Van een speciaal verlof voor een bezoek aan zijn dochter maakte de gedetineerde misbruik om andermaal naar de wapens de grijpen en opnieuw, dertig uur lang, twee familieleden te gijzelen. Wij zijn van oordeel dat betrokkene genoeg kansen heeft gekregen en dat het volstrekt onverantwoord is hem ooit nog op de samenleving los te laten.

Ook voor andere gevaarlijke geweldenaars die reeds tweemaal veroordeeld werden tot een correctionele of een criminele straf, en die een levensdelict plegen, willen wij voor de jury de mogelijkheid invoeren om betrokkene definitief te verbannen uit de samenleving. Laatstgenoemde toepassing van het principe « Three-strikes and you're out ! » (Wie zich drie maal schuldig maakt aan een zwaar misdrijf, wordt niet meer vrijgelaten.) vindt evenwel niet automatisch plaats, maar moet door de jury uitdrukkelijk worden bepaald.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Titel II

Bijzondere levenslange opsluiting (One strike)

Hoofdstuk I

Wijzigingen van het Strafwetboek

Artikel 2

In de artikelen 8 tot 11 van het Strafwetboek wordt een overzicht gegeven van de criminele straffen. Aan deze lijst wordt een bijzondere categorie toegevoegd : de bijzondere levenslange opsluiting.

Artikel 3

In de artikelen 18 en 19 wordt de « bijzondere levenslange opsluiting » toegevoegd. Dit is een zuiver technische bepaling.

Artikel 4

In artikel 31 van hetzelfde Wetboek wordt de « bijzondere levenslange opsluiting » toegevoegd. Dit is eveneens een zuiver technische bepaling.

Artikel 5

In het hoofdstuk « Tenietgaan van straffen » willen de indieners het uitzonderlijk karakter van de bijzondere levenslange opsluiting benadrukken : deze straf kan nooit verjaren.

Artikel 6

Naar analogie van de andere strafverhogingen wordt de tot op heden zwaarste straf bij het plegen van een misdrijf met terroristisch karakter, met name de levenslange opsluiting, vervangen door de bijzondere levenslange opsluiting. Bij bezit, vervaardiging, vervoer van kernwapens of chemische of biologische wapens met terroristisch oogmerk of bij het met moorddadig opzet laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen, wordt naast de levenslange gevangenis ook in de bijzondere levenslange opsluiting voorzien.

Artikel 7

Technische aanpassing van de wet op de criminele organisaties.

Artikel 8

Bij weerzinwekkende vormen van moord in combinatie met foltering wordt de rechter in de mogelijkheid gesteld de dader te straffen met bijzondere levenslange opsluiting.

Artikel 9

Bij de verschillende vormen van doodslag wordt het begrip « lustmoord » ingevoerd, met name de moord die gepleegd is om aan seksuele driften te voldoen. Ook bij lustmoord wordt de bijzondere levenslange opsluiting mogelijk gemaakt. Deze nieuwe misdrijfomschrijving verandert op zich niets aan het strafbaar zijn van een feitelijke gedraging die hier als een lustmoord wordt omschreven. Met andere woorden het verkrachten en vermoorden van een persoon is uiteraard nu ook al strafbaar, maar door de toepassing van de regels in verband met samenloop zou de dader slechts kunnen worden gestraft tot de gewone levenslange opsluiting en daarvoor geldt dan dat bij de uitvoering van de straf de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. Omdat voor de indieners een lustmoord dermate weerzinwekkend is, hebben zij ervoor gekozen een nieuwe strafbare gedraging te creëren die het bijzondere morele element, namelijk het moorden teneinde aan seksuele driften te voldoen, bevat.

Artikel 10

Het plegen van een lustmoord op een minderjarige is een dermate weerzinwekkend misdrijf dat het enkel bestraft kan worden met de bijzondere levenslange opsluiting.

Artikel 11

De moord op een ontvoerde minderjarige is een dermate weerzinwekkend misdrijf dat het enkel bestraft kan worden met de bijzondere levenslange opsluiting.

Hoofdstuk II

Bepalingen tot wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering

Artikel 12

Het voorgestelde artikel 12 wijzigt de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering betreffende de verjaring van de strafvordering. De indieners menen dat misdrijven die kunnen aanleiding geven tot een bijzondere levenslange opsluiting niet mogen verjaren. De uitoefening van de strafvordering mag in die gevallen niet aan een termijn worden onderworpen.

Hoofdstuk III

Bepaling tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit misdrijf veroorzaakte schade

Artikel 13

Dit artikel wijzigt de bestaande wet van 8 april 1965 en voorziet in een uitbreiding van de mogelijkheid om minderjarigen tussen 16 en 18 jaar automatisch te laten verschijnen voor de gewone rechter en te laten berechten volgens het gemeen recht. De gerechten zullen dus bijgevolg naar gemeen recht — en niet volgens de regels van het jeugdbeschermingsrecht — kennisnemen van misdrijven die een minderjarige tussen 16 en 18 heeft gepleegd waarop de straf van bijzondere levenslange opsluiting staat. De wet op de voorlopige hechtenis is van toepassing op deze categorie van minderjarigen voor zover zij worden vervolgd voor het plegen van een hier bedoeld misdrijf.

Titel III

Bestraffing van veelplegers van misdaden (Two and three strikes)

Hoofdstuk I

Wijzigingen van het Strafwetboek

Artikel 14 (Two strikes)

Dit artikel betreft de bestraffing van degene die een gewelddadig levensdelict pleegt na een vroegere veroordeling tot een criminele straf voor een dergelijk misdrijf. In artikel 16 wordt het gewelddadig levensdelict gedefinieerd als een levensdelict waarop een criminele straf is gesteld.

In hoofdstuk V van boek I van het Strafwetboek wordt een artikel 55bis ingevoegd, dat bepaalt dat hij die, na tot een criminele straf te zijn veroordeeld wegens een gewelddadig levensdelict, een nieuw geweldmisdrijf pleegt met dodelijke afloop, wordt veroordeeld tot een bijzondere levenslange opsluiting.

Artikel 15 (Three strikes)

Dit artikel betreft de verzwaarde bestraffing van degene die, na tot tweemaal toe te zijn veroordeeld tot een criminele straf of correctionele straf of een van deze straffen alleen wegens het plegen van een geweldmisdrijf, een gewelddadig levensdelict pleegt. De jury wordt in dat geval in de mogelijkheid gesteld om de dader te veroordelen tot een bijzondere levenslange opsluiting. Wanneer hij in het verleden reeds een levensdelict en een geweldmisdrijf pleegde en opnieuw voor de jury verschijnt wegens het plegen van een geweldmisdaad, wordt deze mogelijkheid eveneens ingebouwd.

Artikel 16

In boek II, titel IX, hoofdstuk I, afdeling III, van hetzelfde Wetboek wordt in een nieuw artikel 487ter de definitie gegeven van « gewelddadig levensdelict ». Een gewelddadig levensdelict is ieder door de wet met een criminele straf strafbaar gesteld misdrijf, ongeacht de straf die de rechter zou menen te moeten opleggen, dat wordt gepleegd met geweld en dat de dood van een persoon tot gevolg heeft.

Met geweld wordt bedoeld, wat omschreven is in artikel 483, met name : « daden van fysieke dwang gepleegd op personen ».

Hoofdstuk II

Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Artikel 17

Artikel 241 van het Wetboek van strafvordering beschrijft een aantal procedurele vereisten in verband met de akte van inbeschuldigingstelling in het geval van een doorverwijzing van een verdachte naar het hof van assisen. Naast de bestaande elementen die deze akte dient te bevatten wordt daar nu, wanneer er aanleiding bestaat tot toepassing van de nieuwe artikelen 55bis en 55ter van het Strafwetboek, een afschrift van alle arresten waarbij de beschuldigde in het verleden tot een criminele straf werd veroordeeld, aan toegevoegd.

Titel IV

Gemeenschappelijke bepalingen

Hoofdstuk I

Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek

Artikel 18

Artikel 79 van het Strafwetboek wordt aangevuld met een bepaling die stelt dat de straf van bijzondere levenslange opsluiting niet kan worden verminderd volgens de regels bedoeld in artikel 80 van hetzelfde Wetboek.

Hoofdstuk II

Bepaling tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Artikel 19

Dit artikel bepaalt dat het onmogelijk is degenen die op grond van deze wet werden veroordeeld tot een bijzondere levenslange vrijheidsstraf de gunst van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te verlenen.

Titel V

Overgangsbepaling

Artikel 20

Dit artikel betreft de werking in de tijd van de voorgestelde wet. Ook veroordelingen tot criminele straffen, uitgesproken voor de inwerkingtreding van de voorgestelde wet komen in aanmerking. De voorgestelde wet is van toepassing, voor wat de regelingen opgenomen in de artikelen 55bis en 55ter van het Strafwetboek, zelfs indien één of twee veroordelingen tot een criminele straf zijn uitgesproken vóór de inwerkingtreding van deze wet, op voorwaarde dat de nieuwe misdaad wordt gepleegd na haar inwerkingtreding.

Titel VI

Inwerkingtreding

Artikel 21

Dit artikel betreft de inwerkingtreding van de voorgestelde wet. Er wordt gezorgd voor een afwijking van de regel dat de wet in werking treedt de tiende dag na die van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De voorgestelde wet zou volgens het slotartikel in werking treden de dag van haar bekendmaking. De reden hiervoor is dat men de criminelen niet in de bekoring mag brengen gedurende de dagen die aan de inwerkingtreding van de wet voorafgaan nog vlug het ene of het andere zwaar misdrijf te plegen. De voorgestelde wet treedt dan ook in werking op de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER
Hugo COVELIERS.

WETSVOORSTEL


Titel I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Titel II

Bijzondere levenslange opsluiting

Hoofdstuk I

Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek

Art. 2

Artikel 8 van het Strafwetboek, vervangen bij de wet van 10 juli 1996, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Levenslange opsluiting wordt in de bij de wet bepaalde gevallen « bijzondere levenslange opsluiting » genoemd. De gevolgen van een veroordeling tot levenslange opsluiting worden geregeld in dit Wetboek en in bijzondere wetten. ».

Art. 3

In de artikelen 18 en 19, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 januari 2003, worden tussen de woorden « veroordeling tot » en de woorden « levenslange opsluiting » telkens de woorden « bijzondere levenslange opsluiting, » ingevoegd.

Art. 4

In artikel 31 van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « Bij alle arresten van veroordeling tot » en de woorden « levenslange opsluiting of levenslange hechtenis » de woorden « bijzondere levenslange opsluiting, » ingevoegd.

Art. 5

Artikel 91 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2003, wordt aangevuld met een derde lid, luidende :

« Veroordelingen tot bijzondere levenslange opsluiting verjaren evenwel nooit. ».

Art. 6

In artikel 138 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepaling onder 11º, luidend als volgt :

« 11º levenslange opsluiting, door bijzondere levenslange opsluiting. »;

2º in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 3º vervangen als volgt :

« 3º levenslange of bijzondere levenslange opsluiting in de gevallen bedoeld in het 3º en 4º. ».

Art. 7

In artikel 323, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 23 januari 2003, worden tussen het woord « waarop » en de woorden « levenslange opsluiting » de woorden « bijzondere levenslange opsluiting, » ingevoegd.

Art. 8

Artikel 394 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt aangevuld met de volgende zin :

« Hij wordt gestraft met levenslange of bijzondere levenslange opsluiting, indien het slachtoffer gefolterd werd. ».

Art. 9

In hetzelfde Wetboek wordt een nieuw artikel 394/1 ingevoegd, luidend :

« Art. 394/1. — Moord gepleegd teneinde aan seksuele driften te voldoen, wordt lustmoord genoemd. Hij wordt gestraft met levenslange of bijzonder levenslange opsluiting. ».

Art. 10

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 396/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 396/1. Lustmoord gepleegd op een minderjarige wordt gestraft met bijzonder levenslange opsluiting. »

Art. 11

Artikel 428 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2002, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende :

« § 6. Ontvoering die gepaard gaat met de moord op een minderjarige wordt bestraft met bijzondere levenslange opsluiting. ».

Hoofdstuk II

Bepaling tot wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering

Art. 12

In artikel 21, eerste lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, worden tussen de woorden « Strafwetboek » en « verjaart » de woorden « alsook voor wat alle misdaden betreft die door de wet strafbaar zijn gesteld met bijzondere levenslange opsluiting » ingevoegd.

Hoofdstuk III

Bepaling tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit misdrijf veroorzaakte schade

Art. 13

In artikel 36bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit misdrijf veroorzaakte schade, ingevoegd bij de wet van 9 mei 1972 en gewijzigd bij de wet van 2 februari 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 4º, luidende :

« 4º de bepalingen van de wetten waarvan de overtreding strafbaar is gesteld met bijzondere levenslange opsluiting. »;

2º het derde lid wordt aangevuld met de woorden : « of in het geval van het eerste lid, 4º. ».

Titel III

Bestraffing van veelplegers van misdaden

Hoofdstuk I

Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek

Art. 14

In het Strafwetboek wordt een artikel 55/1 ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 55/1. — Hij die, na tot een criminele straf te zijn veroordeeld wegens een gewelddadig levensdelict, een nieuw gewelddadig levensdelict pleegt in de zin van artikel 487bis/1, wordt veroordeeld tot bijzondere levenslange opsluiting. ».

Art. 15

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 55/2 ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 55/2. Hij die, na tot tweemaal toe tot een criminele of correctionele straf of een van deze straffen alleen te zijn veroordeeld wegens een misdrijf dat werd gepleegd met geweld, een gewelddadig levensdelict in de zin van artikel 487bis/1 pleegt, kan worden veroordeeld tot bijzondere levenslange opsluiting.

Hij die, na reeds te zijn veroordeeld wegens een gewelddadig levensdelict in de zin van artikel 487bis/1 én wegens een ander misdrijf dat met geweld werd gepleegd, een nieuwe geweldmisdaad pleegt, kan worden veroordeeld tot bijzondere levenslange opsluiting. ».

Art. 16

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 487bis/1 ingevoegd, luidend :

« Art. 487bis/1. Onder gewelddadig levensdelict verstaat de wet ieder door de wet met een criminele straf strafbaar gesteld misdrijf, ongeacht de straf die de rechter zou menen te moeten opleggen, dat wordt gepleegd met geweld en dat de dood van een persoon tot gevolg heeft. ».

Hoofdstuk II

Bepaling tot wijziging van het Wetboek van strafvordering

Art. 17

Artikel 241, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering wordt aangevuld als volgt :

« Een afschrift van alle vonnissen of arresten waarbij de beschuldigde in het verleden tot een criminele of correctionele straf werd veroordeeld, wordt, wanneer er aanleiding bestaat tot toepassing van de artikelen 55/1 of 55/2 van het Strafwetboek, bij de akte gevoegd en maakt er een onlosmakelijk deel van uit. ».

Titel IV

Gemeenschappelijke bepalingen

Hoofdstuk I

Bepaling tot wijziging van het Strafwetboek

Art. 18

Artikel 79 van het Strafwetboek wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Bijzondere levenslange opsluiting kan niet worden verminderd of gewijzigd overeenkomstig de volgende bepalingen. ».

Hoofdstuk II

Bepaling tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Art. 19

Artikel 25 van de wet van 17 maart 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :

« § 3. Een voorwaardelijke invrijheidstelling kan niet worden verleend aan de veroordeelde die tot bijzondere levenslange opsluiting werd veroordeeld. ».

Titel V

Overgangsbepaling

Art. 20

Deze wet is van toepassing, voor wat de regelingen betreft opgenomen in de artikelen 55/1 en 55/2 van het Strafwetboek, zelfs indien een of twee veroordelingen tot een criminele straf zijn uitgesproken vóór de inwerkingtreding van deze wet, op voorwaarde dat de nieuwe misdaad wordt gepleegd na haar inwerkingtreding.

Titel VI

Inwerkingtreding

Art. 21

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

23 februari 2009.

Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER
Hugo COVELIERS.

(1) In afwachting van het in werking treden van de artikels van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank (art. 13).