4-628/1

4-628/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

11 MAART 2008


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken met het oog op de uitbreiding van de regeling van de verplichte DNA-afname bij bepaalde groepen van veroordeelden

(Ingediend door mevrouw Anke Van dermeersch c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 oktober 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1857/1 - 2006/2007).

In Nederland heeft het gebruik van de DNA-databank voor verdachten en veroordeelden uitstekende resultaten opgeleverd. Deze databank bevordert zeer duidelijk de ophelderingsgraad. In Nederland worden niet alleen DNA-profielen van verdachten, maar ook van bepaalde categorieėn van veroordeelden opgeslagen in de gegevensbank. Het gaat in het laatste geval over plegers van ernstige delicten zoals zedenmisdrijven en ernstige geweldmisdrijven. Vanaf het begin van dit jaar moeten alle veroordeelden hun DNA afstaan.

In Belgiė is het bewaren van DNA van verdachten en veroordeelden sinds de wet van 22 maart 1999 ook mogelijk. Zo kan het DNA van een beperkte categorie van veroordeelden worden opgenomen in een gegevensbank.

De indieners vinden echter dat het exhaustieve lijstje van misdrijven waarvoor dit nu verplicht is, te beperkt en te arbitrair werd ingevuld.

Nu het duidelijk is dat het gebruik van de DNA-gegevens van veroordeelden de opheldering van menig misdrijf kan bevorderen, menen de indieners dat het tijd wordt voor een aanzienlijke uitbreiding van de bestaande lijst.

Zo is het volstrekt onduidelijk en onbegrijpelijk waarom de DNA-gegevens van een veroordeeld terrorist, een dief of brandstichter niet werden weerhouden in de genoemde lijst. De wet van 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven bevat geen verwijzingen naar de DNA-wet. Een veroordeelde dief of brandstichter, mensen waarvan het waarschijnlijk is dat ze kunnen worden in verband gebracht met andere onopgehelderde misdrijven, worden in het geheel niet verplicht hun DNA af te staan.

Om deze redenen voorziet dit wetsvoorstel in een verdere uitbreiding van de lijst van misdrijven die in geval van veroordeling automatisch aanleiding geven tot afname van genetisch materiaal van de veroordeelde.

Evenwel, in plaats van te kiezen voor een uitbreiding van de bestaande lijst van misdrijven middels een bijkomende limitatieve opsomming, hebben de indieners ervoor gekozen om de DNA-afname van veroordeelden tot een vrijheidsstraf van tenminste 3 jaar altijd te verplichten.

Door in een algemene categorie niet te verwijzen naar een limitatief aantal welomschreven misdrijven, doch wel naar de duur van de definitieve veroordeling, kunnen ook heel wat misdrijven die deel uitmaken van bijzondere strafwetgeving aanleiding geven tot DNA-afname.

De lijst van bestaande misdrijven waarvoor een DNA-afname verplicht is ingeval van veroordeling, blijft evenwel bestaan. Het is immers niet noodzakelijk zo dat een persoon die wegens deze feiten wordt veroordeeld, automatisch een vrijheidsstraf van tenminste drie jaar wordt opgelegd, terwijl het toch wel om bijzondere misdrijven gaat die in elk geval, los van de effectieve vrijheidsstraf dus, een DNA-afname vereisen.

Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER
Hugo COVELIERS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 5, § 1, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken wordt gewijzigd als volgt :

A) tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd :

« De gegevensbank bevat het DNA-profiel van iedere persoon die definitief werd veroordeeld tot een vrijheidsstraf van tenminste 3 jaar. »;

B) in het derde lid, dat vroeger het tweede lid was, worden tussen het woord « bevat » en de woorden « het DNA-profiel », de woorden « in elk geval » ingevoegd.

28 februari 2008.

Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER
Hugo COVELIERS.