4-431/1

4-431/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

28 NOVEMBER 2007


Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, wat minderjarigen betreft

(Ingediend door mevrouw Myriam Vanlerberghe en de heer André Van Nieuwkerke)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 december 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1993/1 - 2006/2007).

De wet van 28 mei 2002 heeft de mogelijkheid tot euthanasie opengesteld.

Totstandgekomen na een lange voorgeschiedenis en uitgebreide discussies, onder meer over het al dan niet mogelijk maken van euthanasie voor minderjarigen, legt zij de grens daartoe op 18 jaar. Die leeftijdsgrens is naar onze mening om verschillende redenen niet langer wenselijk.

Vooreerst gaat het om een puur arbitraire leeftijd en wordt een onderscheid naar leeftijd ingevoerd zonder dat daaraan enig onderscheid ten grondslag ligt wat betreft fysisch of psychisch lijden. Integendeel, het lijden van ongeneeslijk zieke kinderen is des te erger, voor het kind, voor de ouders en voor de (familiale en medische) omgeving.

In heel wat landen, waaronder Canada, het Verenigd Koninkrijk en Nederland ligt de medische meerderjarigheid op 16 jaar. In Nederland geldt de euthanasiewet ten volle vanaf 16 jaar, tussen 12 en 16 krijgt de jongere een beperkt beslissingsrecht.

De wet op de patiëntenrechten bepaalt dat minderjarigen eveneens betrokken moeten worden bij medische beslissingen, rekening houdend met hun leeftijd en hun graad van ontwikkeling. Indien zij — aldus de wet — zelf in staat zijn om te beslissen, mogen zij hun rechten zelfstandig uitoefenen.

Uit een enquête van TNS Dimarso uitgevoerd in opdracht van de VZW Recht op Waardig Sterven blijkt dat ruim 8 op 10 Vlamingen (86 %) vinden dat minderjarigen, die ongeneeslijk ziek zijn en ondraaglijk lijden, zelf of mits goedkeuring van de ouders mogen beslissen om euthanasie te laten plegen.

Volgens schattingen (betrouwbare cijfers zijn niet beschikbaar) zouden er tussen de 100 en de 200 kinderen sterven aan een ongeneeslijke aandoening. Van die groep vraagt een kleine minderheid euthanasie.

In de afdelingen neonatologie staat men dikwijls voor een verscheurende keuze : moet men een kind van de machine halen of moet men het al dan niet laten voortleven wetende dat het een pijnlijk en kort leven zal kennen. Uit onderzoek van The Lancet blijkt dat een meerderheid van de neonatologen in Vlaanderen voorstander is van een legalisering van euthanasie bij kinderen. Uit die nasporingen blijkt eveneens dat van de 253 overleden pasgeborenen (voornamelijk doodzieke baby's en prematuren) in 2000 in bijna 63 % van de gevallen de artsen beslisten om het leven te beëindigen. In de meeste gevallen betekende dit het stopzetten of niet opstarten van een behandeling, in 7 % van de gevallen werd een dodend middel toegediend. Vaak gebeurde dat kort na de geboorte, als bleek dat het kind geen enkele levenskans had. Artsen die daartoe overgaan, werken in een juridisch vacuüm en riskeren zelfs vervolging. Daarom zijn ze volgens het onderzoek vragende partij voor wetgeving daarover.

Naar onze mening dringt zich dan ook een uitbreiding van de euthanasiewet naar minderjarigen op.

Ons voorstel voegt daartoe een nieuw artikel 3bis in, dat erin voorziet dat ook minderjarigen om euthanasie kunnen verzoeken.

Daarbij maken wij een opsplitsing tussen twee mogelijke situaties :

1. voor kinderen die geen « oordeelsvermogen » hebben, wordt de mogelijkheid om het verzoek tot euthanasie te verrichten, in handen gelegd van de ouders;

2. voor kinderen die wel over een « oordeelsvermogen » verschikken, moet het verzoek tot euthanasie van het kind zelf komen.

Wij opteren uitdrukkelijk voor het begrip « oordeelsvermogen » en volgen meer bepaald de terminologie als omschreven in artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek, omdat dit een beter kader trekt dan een (opnieuw arbitraire) leeftijdsgrens. Overeenkomstig de bestaande rechtspraak kan het al dan niet beschikken over een zelfstandig oordeel wel in de buurt van de 12 jaar gesitueerd worden.

Behoudens wat betreft de formulering van het verzoek (dat ook mondeling door het kind zelf geformuleerd kan worden of in voorkomend geval door de ouders schriftelijk), behouden wij ook ten aanzien van kinderen de bepalingen voor meerderjarigen, zoals die opgenomen zijn in het huidig artikel 3. De principes van de bestaande euthanasiewet worden dus gevolgd, dit wil zeggen dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald moet zijn, en niet mag totstandkomen als gevolg van enige externe druk.

Daarnaast wordt de verantwoordelijkheid van de behandelende arts verlegd naar een medisch team dat bestaat uit personen, die zowel op medisch vlak als op vlak van de begeleiding van ouders en kinderen, beslagen zijn. Het is ook dat team dat samen met het kind en de ouders, in consensus, moet beslissen tot euthanasie. Op die manier kunnen alle aspecten inzake zorgvuldig medisch handelen bij deze moeilijke situaties opgevangen worden.

Een uitzondering wordt gemaakt voor vroeggeboortes. Een normale zwangerschapsduur bedraagt 40 weken. Een vroeggeboorte is een geboorte vóór een zwangerschapsduur van 37 weken. Wanneer het kind vóór de 24 zwangerschapsweken geboren wordt, is het quasi niet levensvatbaar. Het medisch team bestaat dan uit de behandelende gynaecoloog en een neonatoloog. Op vraag van elke partij wordt dit uitgebreid met een vertegenwoordiger van het ethisch comité of de dienst palliatieve zorgen. Bij prematuren kan, in een aantal gevallen, een snelle beslissing gevergd zijn. De beslissingsprocedure wordt door een minder uitgebreide samenstelling van het medisch team verkort. Het verzoek tot euthanasie blijft ook bij vroeggeboortes in de handen van de ouders.

Myriam VANLERBERGHE
André VAN NIEUWKERKE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wordt in de plaats van artikel 3bis, dat artikel 3ter wordt, een nieuw artikel 3bis ingevoegd, luidende :

« Art. 3bis. — § 1. De arts pleegt evenmin een misdrijf wanneer het verzoek uitgaat van een minderjarige, die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt. Beschikt de minderjarige niet over het vereiste onderscheidingsvermogen, kan het verzoek uitgaan van de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers.

In afwijking van § 4 van vorig artikel kan het verzoek mondeling geformuleerd worden door de minderjarige of kan het opgesteld worden door de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige.

§ 2. Ingeval van een verzoek overeenkomstig de vorige paragraaf, wordt een medisch team samengesteld dat minstens bestaat uit de behandelende geneesheer, de behandelende verpleegkundige, een kinderpsycholoog of psychiater en een maatschappelijk assistent.

Indien het kind geboren wordt binnen een zwangerschapsduur van 24 tot 26 weken, en indien een beslissing tot 12 uur later kan worden uitgesteld, wordt steeds een medisch team samengesteld dat minstens bestaat uit de behandelende gynaecoloog en een neonatoloog. Op vraag van elke partij wordt dit uitgebreid met een vertegenwoordiger van het ethisch comité of de dienst palliatieve zorgen. Ook bij een latere zwangerschapsduur met ernstige verwikkelingen kan dit team op verzoek van elke partij worden bijeengeroepen. Het team handelt overeenkomstig vorig artikel.

§ 3. Onverminderd de bepalingen van vorig artikel, kan slechts beslist worden tot euthanasie in consensus tussen het kind zelf, mits het over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers en het in vorige paragraaf genoemde medisch team. ».

23 november 2007.

Myriam VANLERBERGHE
André VAN NIEUWKERKE.