4-45/1 | 4-45/1 |
12 JULI 2007
De energievoorziening van een land is uiteraard van primordiaal belang. De kostprijs van de energieleveringen en de bevoorradings- en leveringszekerheid zijn bepalend voor de koopkracht en het comfort van onze gezinnen en de concurrentiekracht van onze ondernemingen. De laatste jaren kenmerken zich door snelle en verregaande transities in onze energievoorziening.
In Europa en in ons land is de energiemarkt de laatste jaren vrijgemaakt. De bedoeling was dat deze vrijmaking zou leiden tot een daling van de prijzen voor de consument en tot de intrede van nieuwe marktspelers. Dit is voor een groot deel theorie gebleven. In haar rapport over de elektriciteitsmarkt concludeerde de Europese Commissie (DG Mededinging) dat de marktwerking in Europa in de energiesector veel te beperkt gebleven is. Het Internationale Energie Agentschap (IEA) noemt in haar recente rapport de Belgische elektriciteits- en gasmarkt zeer sterk geconcentreerd. In de meeste landen hebben historische monopolisten een groot aandeel van het productiepark in handen. Dit is bij uitstek zo in België en Frankrijk. Door een verticale integratie van activiteiten op vlak van productie, transport, distributie en levering maken deze historische marktspelers het nieuwkomers erg moeilijk om op de markt te komen en rendabel te zijn. Het rapport doet suggesties voor het doorbreken van monopolies (onder meer via de veiling van virtuele productiecapaciteit van elektriciteit) en voor een volledige eigendomsontvlechting van activiteiten inzake productie, transport, distributie en levering. Zowel inzake het productiemonopolie als de strategische aanwezigheid van de historische monopolist in het beheer van de netten, is de Belgische situatie problematisch.
Het Franse bedrijf Suez heeft via haar Belgische dochters Electrabel NV, Electrabel Customer Solutions NV en Distrigas NV een overweldigend marktaandeel in de markt van respectievelijk de productie van elektriciteit, de levering van elektriciteit en aardgas en de bevoorrading van aardgas (zie figuren). Onderstaande figuur geeft weer hoe groot het huidige overwicht van de groep Suez (met haar verbonden ondernemingen) is op de verschillende Belgische deelmarkten.
België heeft — volgens het rapport van de Europese Commissie over de elektriciteitsmarkt — van alle onderzochte EU-landen de meest geconcentreerde productiemarkt : 83 % van het geïnstalleerd vermogen en 82,3 % van de productie in 2004 in België waren in handen van de historische monopolist Electrabel NV (Suez). Het gevolg is dat nieuwkomers sterk afhankelijk blijven van Electrabel en geconfronteerd worden met risico's op prijsmanipulatie. Een studie van London Economics komt tot de conclusie dat niet alleen op vlak van de elektriciteitsproductie, maar ook op het niveau van trading en levering, de markt grondig wordt verstoord door een concentratie in handen van Electrabel.
Bovendien beschikt Suez over een meerderheid in de aandelen van Distrigas & Co (gas transit) en Fluxys (gastransport) en een belangrijke blokkeringsminderheid in Elia (elektriciteitstransmissie) en de meeste distributienetbeheerders (DNB's). Dit maakt dat mogelijke concurrenten het erg moeilijk of onmogelijk hebben om de Belgische markt te betreden. Verwacht wordt dat dit nog moeilijker zal zijn als de aangekondigde fusie zal plaats vinden. Het risico op een mogelijk misbruik van deze machtspositie door een dominante partij (via prijsmanipulatie, problematische toegang tot netten, het misbruik van bedrijfsgegevens van concurrenten, het aanrekenen van hoge evenwichtskosten, ...) is reeds voldoende om vele nieuwe partijen te weerhouden van te investeren in nieuwe centrales of activiteiten in België. Dit quasi-monopolie houdt zichzelf dus in stand, tenzij de wetgever gepaste initiatieven neemt.
Spelers met een dominante marktpositie (« dominante marktspelers ») verkeren in de mogelijkheid zelf een prijs te zetten. De Europese Commissie beschouwt een bedrijf als een « Significant Market Power » — met mogelijkheden tot prijszetting — indien het een marktaandeel heeft vanaf 25 à 37 %. De wetgever heeft in zowel de elektriciteitswet als de gaswet de mogelijkheid voorzien dat de minister, bevoegd voor economie, maximumprijzen kan vastleggen voor de levering van elektriciteit en gas na advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas en beraadslaging in de Ministerraad (artikel 15/10 Gaswet, artikel 20 Elektriciteitswet). Beide wetten voorzien dat de maximumprijzen zodanig worden vastgesteld dat :
1º kruissubsidies tussen categorieën van afnemers worden vermeden;
2º wordt gewaarborgd dat een billijk deel van de productiviteitsverbetering ingevolge de openstelling van de gasmarkt/elektriciteitsmarkt op evenwichtige wijze ten goede komt van residentiële en professionele afnemers, waaronder de kleine en middelgrote ondernemingen, in de vorm van een vermindering van de tarieven;
3º de tarieven voor de in 2º bedoelde afnemers geleidelijk worden afgestemd op de beste tariefpraktijken in hetzelfde marktsegment in de andere lidstaten van de Europese Unie, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de distributiesector.
Maximumprijzen voor de levering van elektriciteit en gas alleen bieden een onvoldoende oplossing nu de markten voor levering in de gewesten sinds 1 januari 2007 in heel België zijn vrijgemaakt en de concurrentie tussen leveranciers begint te spelen. Maximumprijzen zouden immers een pervers effect kunnen hebben door leveranciers zonder of met slechts een beperkte productiecapaciteit of langetermijncontracten die verplicht zijn elektriciteit en gas bij hun concurrent te betrekken uit de markt te duwen. Dit wetsvoorstel voorziet daarom ook in de mogelijkheid om maximumprijzen in te voeren voor elektriciteit en gas op de groothandelsmarkten (« whole sale markets »). Vermits prijsregulering enkel een overgangsmaatregel kan zijn naar een echte vrije markt met een level playing field, worden de maximumprijzen enkel voorzien voor ondernemingen die meer dan 37 % van de markt voor de productie van elektriciteit of voor de invoer van aardgas voor hun rekening nemen. Dit betekent dat de regulering wegvalt op het moment dat er geen zulke ondernemingen meer zullen zijn en er geen « dominante marktpartijen » meer op de Belgische markt zullen actief zijn. Dit wetsvoorstel bepaalt ook dat de maximumprijzen zullen worden ingevoerd « op voorstel » van de Commissie (de CREG). Dit past in de filosofie van de noodzaak aan een onafhankelijke en sterke regulator in de sector van elektriciteit en gas.
Johan VANDE LANOTTE Philippe MAHOUX Myriam VANLERBERGHE Philippe MOUREAUX Geert LAMBERT Anne-Marie LIZIN Marleen TEMMERMAN Olga ZRIHEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, vervangen bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001, 20 maart 2003, 1 juni 2005 en 20 juli 2006, wordt aangevuld als volgt :
« 50º. « dominante marktspeler » : aardgasonderneming die meer dan 37 % van al het in België aangekochte aardgas invoert of aankoopt voor levering op de Belgische markt. Het aandeel van onderneming in de totale hoeveelheid aardgas die wordt geproduceerd en aangekocht en in België wordt verdeeld wordt bepaald door de commissie. ».
Art. 3
In artikel 15/10 van de dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 20 maart 2003 en 1 juni 2005, worden de woorden « na advies van de commissie » telkens vervangen door de woorden « op voorstel van de commissie ».
Art. 4
In dezelfde wet wordt een artikel 15/10bis ingevoegd, luidende :
« Artikel 15/10bis : Op voorstel van de commissie kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, maximumprijzen vastleggen voor dominante marktspelers op vlak van invoer en aankoop en aardgas voor levering op de Belgische markt zoals bepaald in artikel 1, 50º.
De commissie ziet erop toe dat deze maximumprijzen ten goede komen van residentiële en professionele eindafnemers in de vorm van een vermindering van de tarieven. Daartoe dienen alle actoren, al dan niet in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, van de aardgasmarkt de commissie periodieke informatie voor de opvolging van de marktwerking, de mededinging en de technische en tarifaire aspecten van de aardgasmarkt, te overhandigen binnen de termijnen gevraagd door de commissie. De commissie kan ter plaatse overgaan tot een controle van de inlichtingen en van de informatie die haar wordt verstrekt.
Bij niet of onvoldoende naleving van deze informatieverplichting en termijnen, kan de commissie een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag niet lager zijn dan 2 500 euro en niet hoger dan 3 % van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Belgische aardgasmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar. De geldboete wordt ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het kadaster, de registratie en domeinen. »
Art. 5
Artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001, 14 januari 2003, 20 maart 2003, 1 juni 2005, 20 juli 2005, 20 juli 2006 en 16 maart 2007, wordt aangevuld als volgt :
« 41º. « dominante marktspeler » : onderneming die over een productiecapaciteit voor elektriciteitsproductie beschikt op het Belgische grondgebied die groter is dan 37 % van de Belgische productiecapaciteit. De productiecapaciteit van de onderneming en de daarmee geassocieerde en verbonden ondernemingen wordt bepaald door de commissie. »
Art. 6
In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 maart 2003 en 20 juli 2005, worden de woorden « na advies van de commissie » telkens vervangen door de woorden « op voorstel van de commissie ».
Art. 7
In dezelfde wet wordt een artikel 20bis ingevoegd, luidende :
« Artikel 20bis. Op voorstel van de commissie kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, maximumprijzen vastleggen voor dominante marktspelers op vlak van elektriciteitsproductie voor de Belgische markt zoals bepaald in artikel 2, 41º.
De commissie ziet erop toe dat deze maximumprijzen ten goede komen van residentiële en professionele eindafnemers in de vorm van een vermindering van de tarieven. Daartoe dienen alle actoren, al dan niet in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, van de elektriciteitsmarkt de commissie periodieke informatie voor de opvolging van de marktwerking, de mededinging en de technische en tarifaire aspecten van de elektriciteitsmarkt, te overhandigen binnen de termijnen gevraagd door de commissie. De commissie kan ter plaatse overgaan tot een controle van de inlichtingen en van de informatie die haar wordt verstrekt.
Bij niet of onvoldoende naleving van deze informatieverplichting en termijnen, kan de commissie een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag niet lager zijn dan 2 500 euro en niet hoger dan 3 % van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op het Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar. De geldboete wordt ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het kadaster, de registratie en domeinen. »
Art. 8
Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
28 juni 2007.
Johan VANDE LANOTTE Philippe MAHOUX Myriam VANLERBERGHE Philippe MOUREAUX Geert LAMBERT Anne-Marie LIZIN Marleen TEMMERMAN Olga ZRIHEN. |