3-2140/1

3-2140/1

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

20 MAART 2007


Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 1 van de Grondwet

(Ingediend door de heer Joris Van Hauthem c.s.)


TOELICHTING


Reeds vóór de Eerste Wereldoorlog schreef Jules Destrée aan de Koning : « Er zijn geen Belgen, Sire. België is een politieke Staat, vrucht der diplomatie. Het werd kunstmatig samengesteld, het heeft géén nationaliteit. Welke antithesis tussen Vlaanderen en Wallonië ! De aardbodem is verschillend, de mensen die deze streken bewonen zijn anders en hunne zielen zijn zo verschillend als hunne landschappen. Hunne bedrijvigheden is voor de enen de landbouw, voor de anderen de nijverheid. De Vlaming is langzaam, hardnekkig, geduldig en ordelijk, de Waal is vlug, onbestendig en bedilziek. De gevoeligheid is anders : wat de ene geestdriftig maakt, laat de ander koud en verwekt misschien wel afkeer. (...) De Waal hoort toe aan de Latijnse beschaving en de Vlaming aan de Germaanse cultuur. Er zijn dus in België Walen en Vlamingen, er zijn géén Belgen. (...) In 1830 werd het evenwicht gebroken ten nadele der Vlamingen. De omwenteling was ontstaan tegen Holland en versterkt door de steun van Frankrijk. Haar bijzonderste bewerkers waren Walen. » (1) Tijdens het jongste decennium is almaar duidelijker geworden dat Vlamingen en Walen er over zowat alle politieke onderwerpen tegengestelde visies op na houden. Of het nu gaat om de pensioenen, de gezondheidszorg, de werkloosheid, de arbeidsvoorwaarden, het jeugdsanctierecht, de regeling voor de spijtoptanten, de NMBS, de hervorming van de ambtenarij, het vreemdelingenbeleid of de verkeersreglementering : steeds valt er een onmiskenbare communautaire breuklijn waar te nemen. Het bestaan van de Belgische Staat is de oorzaak van ondeugdelijk bestuur en van een immobilisme dat uiteindelijk Vlamingen noch Walen ten goede komt en leidt tot frustratie en tot wederzijds onbegrip tussen de beide volksgemeenschappen. Er bestaat geen Belgisch algemeen belang, geen Belgische identiteit, geen Belgisch volk en dus ook geen Belgische democratie. Democratie is immers niets anders dan een middel om de zelfbeschikking van een gemeenschap gestalte te geven en waarvan de finaliteit bestaat in de ontwikkeling van een politiek die het algemeen belang van de gemeenschap, de polis, dient. Democratie vooronderstelt het bestaan van een gemeenschap en kan slechts gedijen in een samenleving die een minimum aan coherentie en homogeniteit op het vlak van normen en waarden vertoont, tenzij men democratie wil herleiden tot haar formele zijde, tot een spel van rekensommetjes en procedures.

De Staat vormt geen doel op zich, maar moet ten dienste staan van het algemeen belang. Het algemeen belang, het doel van de Staat, vormt tegelijk de legitimiteit van de Staat in de meest ruime zin. Aan deze maatstaf gemeten mist de Belgische Staat elke legitimiteit. Vlamingen en Walen hebben immers andere collectieve behoeften. De Belgische Staat is eerder een hinderpaal dan een instrument om tot een oplossing van belangrijke maatschappelijke problemen te komen. Belgische oplossingen zijn steeds onbevredigend, hetzij voor de Vlamingen, hetzij voor de Walen. In de praktijk is het meestal zo dat, wanneer er geen voor de Walen bevredigende oplossing kan gevonden worden, er gewoonweg niets gebeurt. Het immobilisme dat daarvan het gevolg is, is mede verantwoordelijk voor het feit dat steeds meer burgers zich van de politiek afkeren. Alleen de onafhankelijkheid van Vlaanderen en Wallonië kan het immobilisme doorbreken en kan voor een goed bestuur en voor politieke vernieuwing, in de echte zin van het woord, zorgen.

De Belgische federatie biedt geen enkele meerwaarde. Indien, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, aangelegenheden op een hoger niveau dan dat van de volksgemeenschap geregeld moeten worden, dient zulks in het algemeen te gebeuren binnen het kader van de Europese Unie. Vlaanderen en Wallonië hebben immers nauwelijks iets gemeenschappelijk wat hen als geheel van de andere Europese volkeren onderscheidt, hetgeen overigens niet uitsluit dat er op specifieke terreinen op grond van interstatelijke verdragen tussen Vlaanderen en Wallonië samengewerkt wordt, indien de beide volksgemeenschappen dat in hun belang wenselijk achten. De Europese integratie vergemakkelijkt de Belgische boedelscheiding eerder dan ze te bemoeilijken. De opvolgerstaten Vlaanderen en Wallonië blijven immers na de ontbinding van de Belgische Staat binnen het verband van de Europese Unie. Het vrij verkeer van werknemers, goederen, diensten en kapitaal blijft onverkort gelden. Ook het argument dat er met de onafhankelijkheid van Vlaanderen en Wallonië een einde komt aan de Belgische economische en monetaire unie is niet langer van betekenis, nu er een Europese economische en monetaire unie bestaat.

De enige manier waarop de Belgische Grondwetgever zich nuttig kan maken bestaat erin om, naar het voorbeeld van de fluwelen splitsing van Tsjecho-Slowakije in 1992/1993, in de Belgische Grondwet een datum vast te stellen waarop België ophoudt te bestaan en te bepalen dat Vlaanderen en Wallonië de opvolgerstaten van België zijn. Opdat er geen enkel grondwettelijk bezwaar zou rijzen, ingeval in de volgende zittingsperiode tot de onvermijdelijke en noodzakelijke ontbinding van de Belgische Staat zou worden besloten, dient de volledige Belgische Grondwet voor herziening vatbaar te worden verklaard.

Joris VAN HAUTHEM
Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Frank CREYELMAN
Nele JANSEGERS
Anke VAN DERMEERSCH
Karim VAN OVERMEIRE
Wim VERREYCKEN.

VOORSTEL VAN VERKLARING


De Kamers verklaren dat er redenen zijn tot herziening van artikel 1 van de Grondwet.

15 maart 2007.

Joris VAN HAUTHEM
Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Frank CREYELMAN
Nele JANSEGERS
Anke VAN DERMEERSCH
Karim VAN OVERMEIRE
Wim VERREYCKEN.

(1) Destrée, J. Lettre au Roi sur la séparation de la Wallonie et de la Flandre.