3-2091/1 | 3-2091/1 |
23 FEBRUARI 2007
Een geboorte zou een reden tot vreugde moeten zijn, maar in ontwikkelingslanden sterven jaarlijks meer dan een half miljoen vrouwen tijdens de zwangerschap of de bevalling. Vaak ook worden ze geconfronteerd met de pijnlijke lichamelijke en mentale gevolgen ervan. Vrouwen en meisjes die slachtoffer zijn van seksueel geweld, in het bijzonder in die landen die in een conflictsituatie verkeren, maar ook vrouwen die slachtoffer zijn van een gebrek aan verloskundige gezondheidszorg, worden veel vaker getroffen door ernstige verwondingen of invaliditeit, zoals de vesico-vaginale fistel, die, als ze niet worden behandeld, bron kunnen zijn van pijn en vernedering tot het einde van hun dagen.
Op de 120 miljoen zwangerschappen in de wereld, sterven jaarlijks meer dan een half miljoen vrouwen aan verwikkelingen die verbonden zijn aan zwangerschap en bevalling, lijden meer dan 50 miljoen vrouwen aan ernstige ziekten of invaliditeit verbonden aan zwangerschap en sterven minstens 1,2 miljoen pasgeborenen aan de gevolgen van verwikkelingen tijdens de bevalling. In subsaharaans Afrika sterft één vrouw op 12 tijdens de zwangerschap of ten gevolge van postnatale verwikkelingen, tegenover één vrouw op 4000 in de geïndustrialiseerde landen. In de ontwikkelingslanden lijden meer dan 2 miljoen vrouwen aan vesico-vaginale fistel, terwijl die in Europa al meer dan een eeuw niet meer voorkomt.
België herbevestigt vandaag de wil om zijn internationale engagementen na te komen en zijn steun aan de strijd voor de gezondheid van de moeders op te voeren, teneinde het aantal vrouwen dat sterft terwijl ze leven schenken, aanzienlijk te verminderen, en het mogelijk te maken voor meer kinderen om te overleven in de eerste twee jaar van hun leven.
Fatma PEHLIVAN Olga ZRIHEN Stéphanie ANSEEUW Christel GEERTS Elke TINDEMANS Jean CORNIL. |
De Senaat,
A. Overwegende dat België het actieprogramma van de Internationale Conferentie van de Verenigde Naties voor Bevolking en Ontwikkeling (CIPD) heeft onderschreven in Cairo in 1994;
B. Overwegende dat het noodzakelijk en belangrijk is te zorgen voor een concrete follow-up van de conclusies die in de herfst van 2006 op het congres van de ICPI/CIPD (Internationale Conferentie van parlementsleden voor het actieprogramma van de CIPD) in Bangkok getrokken werden;
C. Overwegende dat, in september 2000, door de Millenniumverklaring voor de Ontwikkeling van de Verenigde Naties te onderschrijven, België zich ertoe heeft verbonden om de 8 doelstellingen te bereiken die tegen 2015 gehaald moeten worden, één ervan heeft specifiek betrekking op de gezondheid van moeders;
D. Overwegende dat de vijfde Millenniumdoelstelling voor de Ontwikkeling beoogt de moedersterfte met 75 % te verminderen op wereldvlak, en dat België, door deze verklaring te onderschrijven er zich toe verbindt deze doelstellingen na te streven;
E. Gelet op de gezamenlijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten verenigd in de Raad, het Europese Parlement en de Commissie over de ontwikkelingspolitiek van de Europese Unie, getiteld « De Europese consensus », die de gemeenschappelijke principes vastlegt op grond waarvan de Unie en haar 25 lidstaten hun ontwikkelingsbeleid in een geest van complementariteit gestalte geven;
F. Gelet op de oproep van Brussel tot actie tegen de seksuele gewelddaden, tijdens conflicten en daarbuiten als afsluiting van het eerste internationale symposium over seksueel geweld in oorlogstijden en daarbuiten, dat plaatsvond in Brussel van 21 tot 23 juni 2006;
G. Overwegende dat de bevordering van het statuut van de vrouw en de rechten met betrekking tot seksualiteit en voortplanting voor de regering een prioriteit zijn van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;
H. Gelet op het feit dat er nog veel werk is vooraleer de gezondheidszorg en een aantal rechten in verband met seksualiteit en voortplanting kunnen gegarandeerd worden in de ontwikkelingslanden;
I. Overwegende dat de nota van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot gezondheid en rechten met betrekking tot seksuele en reproductieve gezindheid met enthousiasme werd onthaald;
J. Overwegende dat, wegens economische, sociale en geografische redenen, de toegang tot zorg voor zwangere vrouwen in de ontwikkelingslanden nog te vaak ontoereikend is, en dat het onvermogen van de openbare gezondheidsvoorzieningen die de universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg moeten waarborgen, afbreuk doet aan de rechten en de waardigheid van de vrouw;
K. Rekening houdend met de resultaten en de aanbevelingen van het internationale researchproject Immpact;
Vraagt aan de federale regering, als partner van de deelgebieden :
1. haar internationale engagementen na te komen met het oog op de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen voor de Ontwikkeling, en ook diegene met betrekking tot de gezondheid van de moeders en de gelijkheid van de seksen, via een samenwerkingspolitiek die leidt tot degelijke en samenhangende ontwikkeling;
2. met spoed te handelen en alle initiatieven te steunen die tot doel hebben om een nationaal gezondheidsbeleid voor moeders te ontwikkelen, dat doeltreffend beantwoordt aan de specifieke noden, de impact op de gezondheid van de moeders optimaliseert, de status van de vrouw ten goede komt, de gezondheidssystemen, de gezondheidsinfrastructuur, de vorming en de overdracht van medisch personeel, de universele toegang tot de gezondheidszorg, de gezinsplanning, de seksuele opvoeding met betrekking tot voortplanting verbetert;
3. een actieplan op te stellen voor de effectieve uitvoering van het in de nota voorgesteld beleid met betrekking tot de reproductieve gezondheid in de ontwikkelingslanden, gekoppeld aan doelstellingen en een tijdschema voor de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen voor de Ontwikkeling tegen 2015;
4. haar politieke en financiële steun voor de vijfde Millenniumdoelstelling in verband met de gezondheid van moeders op te voeren, en erover te waken dat een voldoende groot deel van het jaarlijks budget van ontwikkelingssamenwerking besteed zou worden aan de seksuele en reproductieve gezondheidszorg, alsook voor het in werking stellen van het actieplan;
5. de financiering bestemd voor de vraagstukken met betrekking tot vrouwenrechten en reproductieve gezondheidszorg te verhogen, evenredig aan de verhoging van de officiële ontwikkelingshulp;
6. een specifiek actieplan op te stellen voor de uitvoering van de oproep van Brussel tot actie tegen de seksuele gewelddaden in conflictsituaties en daarbuiten;
7. op Europees niveau bij te dragen aan grondig denkwerk over de gezondheid van de moeders en de denkbare actiepistes, teneinde de moedersterfte te verminderen, zodat de gezondheid van de moeders een duidelijke politieke prioriteit wordt voor de Europese Unie en elk van haar lidstaten;
8. om een regelmatige follow-up van de gerealiseerde vooruitgang inzake gezondheid van moeders, door middel van concrete en gemeenschappelijke indicatoren, alsook de uitwisseling van goede praktijken, die reeds bestaan in de Europese Unie te bevorderen via het Europees Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen;
23 februari 2007.
Fatma PEHLIVAN Olga ZRIHEN Stéphanie ANSEEUW Christel GEERTS Elke TINDEMANS Jean CORNIL. |