3-1957/1

3-1957/1

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

30 NOVEMBER 2006


Voorstel van resolutie strekkende tot een curatieve, interdisciplinaire aanpak van overgewicht bij kinderen en zwaarlijvigheid bij volwassenen, alsook van de eraan verbonden risico's

(Ingediend door mevrouw Jihane Annane en de heer Jacques Brotchi)


TOELICHTING


Tijdens een bespreking over zwaarlijvigheid in juni 1997, heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) obesitas als ziekte erkend. Tot op heden is er in ons land voor deze ziekte echter nog steeds geen passende specifieke behandeling.

Overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassenen worden gedefinieerd aan de hand van de Quételet-index, die een BMI (body mass index) is. De BMI is het gewicht in kilogram, gedeeld door de lengte in meter en in het kwadraat. De Koninklijke academie voor geneeskunde van België meent dat een BMI gelijk aan of hoger dan 25 kg/m² op overgewicht wijst, terwijl er sprake is van zwaarlijvigheid vanaf een BMI gelijk aan of hoger dan 30 kg/m².

In zijn verslag van 2006 meldt de WHO dat overgewicht 25 tot 75 % van de volwassen bevolking treft in Europa en dat bijna een derde van die populatie zwaarlijvig is. Concreet gaat het hier om 400 miljoen volwassenen met overgewicht en 130 miljoen zwaarlijvige volwassenen. In hetzelfde verslag berekent de WHO dat dit laatste cijfer in 2010 tot 150 miljoen zal stijgen.

Naast de rampzalige gevolgen voor de levenskwaliteit en de gezondheid van de betrokken personen, moet men zich ook zorgen maken over de medische kosten die de voornaamste pathologieën die door zwaarlijvigheid worden veroorzaakt met zich meebrengen. Men denke hier aan diabetes, hoge bloeddruk, vaatziekten, enz. De medische consumptie van zwaarlijvige personen ligt 27 % hoger dan die van personen met een normaal gewicht.

De medische kosten die gemaakt worden met betrekking tot de pathologieën die verband houden met zwaarlijvigheid lopen in België op tot 600 miljoen euro, wat 6 % vertegenwoordigt van het RIZIV-budget (1) .

Om slechts één aspect te belichten van de kosten die deze ziekte met zich meebrengt : het RIZIV gaf in 1997 38 miljoen euro uit aan cholesterolverlagende geneesmiddelen. In 2001 waren die uitgaven gestegen tot 143,4 miljoen euro, wat een stijging van 551 % betekent. In 2003 zijn die uitgaven nogmaals gestegen en bedroegen ze 167 488 312 euro.

Zwaarlijvigheid heeft bovendien andere gevolgen waarmee rekening moet worden gehouden : ze is de rechtstreekse oorzaak van het toenemend aantal werkonderbrekingen en invaliditeitsverklaringen. In België stelt men vast dat het absenteïsme en de werkongevallen in verhouding staan tot de BMI : bij werknemers die een BMI hoger dan 40 hebben, zijn er 54 % meer ongevallen dan bij werknemers die een normale BMI hebben. Het absenteïsme ligt 58 % hoger.

Wat nog verontrustender is, is dat één op vijf kinderen in België zwaarlijvig is. Zwaarlijvigheid bij kinderen is in 20 jaar tijd met 17 % gestegen. Tegenwoordig lijden 19 % van de kinderen tussen 9 en 12 jaar aan overgewicht of zwaarlijvigheid en schat men het aantal adolescenten dat zwaarlijvig is, op 10 %. Wanneer men weet dat zwaarlijvigheid vóór de puberteit een risico van 30 tot 50 % meebrengt dat de persoon als volwassene zwaarlijvig blijft, blijkt wel dat het absoluut noodzakelijk is om hier een snelle en doeltreffende oplossing voor te vinden, en wel op jonge leeftijd.

De aanpak van het probleem bij een persoon met overgewicht bestaat uit twee grote, opeenvolgende fasen : de evaluatie en de behandeling. Dit zijn de twee stappen naar een ideale en aangepaste interdisciplinaire behandeling.

De evaluatie

Eerst moeten natuurlijk de criteria worden vastgelegd aan de hand waarvan men kan uitmaken of een persoon zwaarlijvig is of overgewicht heeft.

Zoals eerder uitgelegd, worden overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassenen bepaald door de Quételet-index, die een body mass index (BMI) is. Een BMI gelijk aan of hoger dan 25 kg/m² duidt op overgewicht, en een BMI gelijk aan of hoger dan 30 kg/m² duidt op zwaarlijvigheid.

Het gebruik van de BMI om vast te stellen of een volwassene obees is, is echter beperkt.

De Belgian Association for the Study of Obesity benadrukt dat een zelfde BMI niet dezelfde vetmassa vertegenwoordigt bij iedere persoon. De BMI zal bijvoorbeeld een grotere vetmassa aangeven bij mensen die meer spieren hebben (zoals bodybuilders) en een kleinere vetmassa bij mensen met weinig spiermassa, zoals ouderen.

Naast de hoeveelheid vet, is ook de verdeling van het vet in het lichaam een belangrijke factor om vast te stellen wat de morbiditeits- en mortaliteitsrisico's bij een patiënt zijn. Sommige patiënten hebben een ophoping van vet in de buik, zodat hun hart en bloedvaten toch aan een groter risico zijn blootgesteld.

Ook houdt de BMI geen rekening met factoren als geslacht, leeftijd of etnische afkomst. De Belgian Association for the Study of Obesity herinnert eraan dat de risicofactoren meer bepaald hartinsufficiëntie en andere vaataandoeningen omvatten, alsook type 2 diabetes, slaapapneu, hoge bloeddruk, roken, een hoog LDL-cholesterolgehalte, een verlaagd HDL-cholesterolgehalte, een glycemie die nuchter meer dan 110 mg/dL bedraagt, een leeftijd ouder dan 45 jaar voor mannen en ouder dan 55 jaar voor vrouwen, een familiegeschiedenis van hart- en vaatziekten, enz.

De leeftijd speelt een cruciale rol bij het bepalen van de criteria die moeten uitmaken of een persoon overgewicht heeft of obees is. In het universitair kinderziekenhuis Koningin Fabiola gaat men ervan uit dat overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen, in tegenstelling tot volwassenen, niet onvermijdelijk een hoger risico geven op comorbiditeit en mortaliteit. De morbiditeit en de mortaliteit door zwaarlijvigheid worden bij kinderen pas op langere termijn — op volwassen leeftijd — duidelijk en worden dan problemen van volwassenen. Bovendien evolueert de vetmassa beduidend tijdens de groei.

De huidige norm aan de hand waarvan overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen wordt vastgesteld, houdt, als criterium, rekening met het gemiddelde gewicht en de gemiddelde lichaamslengte van kinderen van dezelfde leeftijd. Het gaat hier om de « groeicurven ». De groeicurven van jonge Vlamingen en jonge Franstaligen zijn niet dezelfde : Vlaamse kinderen moeten tegenwoordig zwaarder wegen dan Franstalige kinderen willen ze toegang krijgen tot gespecialiseerde centra als het Zeepreventorium in De Haan.

Gelet op deze cijfers en op het gebrek aan duidelijkheid, vragen de indieners aan de regering om een werkgroep samen te stellen met vertegenwoordigers van het RIZIV en de verschillende actoren op het vlak van de volksgezondheid die rechtsreeks of onrechtstreeks bevoegd zijn voor zwaarlijvigheid, met inbegrip van diëtisten, psychologen en psychotherapeuten, die de opdracht krijgt de criteria vast te leggen voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij volwassenen en bij kinderen. Daarbij dient ten minste met de volgende elementen rekening te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de etnische afkomst, de vetverdeling in het lichaam en de comorbiditeit.

De behandeling

De aanpak van zwaarlijvigheid omvat vier doelstellingen, in volgorde van toenemend belang : gewichtsverlies, behandeling van de comorbiditeit, stabilisatie van het gewicht, preventie van een nieuwe gewichtstoename.

Bij volwassenen dient de vermageringsbehandeling multidisciplinair te worden aangepakt. De drie belangrijkste elementen van een vermageringsbehandeling voor volwassenen zijn een beperkte energieaanvoer, meer fysieke activiteit en een aangepast voedingsgedrag.

Bij kinderen is het aangewezen om de behandeling te beginnen op het moment waarop de gewichtscontrole volstaat als doelstelling. Onder gewichtscontrole wordt verstaan dat het gewicht stabiel blijft of dat het in mindere mate toeneemt dan de groei in lengte. Wanneer het om ernstige zwaarlijvigheid gaat, is gewichtscontrole onvoldoende en is het wenselijk gewichtsverlies na te streven. Het is echter moeilijk om echt gewicht te verliezen met een ambulant programma. In die gevallen is een residentiële behandeling in een gespecialiseerd internaat, zoals het Zeepreventorium in De Haan, een mogelijkheid. Daar wordt in het scholierenleven een caloriearm dieet ingevoerd, dat wordt gecombineerd met intense fysieke activiteit. Een multidisciplinaire aanpak biedt er bovendien meer kansen op succes.

Medische begeleiding tijdens de stabiliseringsfase kan het « jojo-effect » van het diëten beperken. 95 % van de zwaarlijvige personen en van de kinderen met overgewicht worden immers opnieuw zwaarder nadat ze een goed gedocumenteerd dieet op lange termijn hebben gevolgd en 90 % van hen worden nog zwaarder dan vóór het dieet. Het is dus belangrijk de begeleiding voort te zetten, ook als de patiënten geen overgewicht of zwaarlijvigheid meer vertonen, om gewichtsverlies op lange termijn te garanderen.

De indieners menen dat het dringend en noodzakelijk is een preventieve en curatieve, multidisciplinaire aanpak vast te leggen en zo een concrete en aangepaste oplossing te vinden voor de problemen die verband houden met overgewicht en zwaarlijvigheid, waardoor tegenwoordig een groot deel van de bevolking is getroffen. Een mogelijke oplossing zou zijn om aan de werkgroep te vragen om deze preventieve en curatieve, interdisciplinaire aanpak te definiëren.

Zoals onze voor Volksgezondheid bevoegde minister in het Nationaal voedings- en gezondheidsplan benadrukt, is het tijd om obese personen individueel te laten begeleiden door professionele actoren en (para)-medici. Hierbij dient te worden onderzocht hoe ten overstaan van obese personen de drempel ten aanzien van begeleiding door diëtisten en toegang tot specifieke dieet- en andere programma's (psychologische ondersteuning, dieetproducten, medische ingrepen, ...) met het oog op een deskundige en efficiënte aanpak verlaagd kan worden (2) .

De indieners denken dat het raadplegen van diëtisten en de toegang tot de verschillende bestaande curatieve maatregelen vooral bemoeilijkt wordt door de prijs van die raadplegingen en maatregelen. Zij vragen dus de regering om het Nationaal voedings- en gezondheidsplan uit te voeren en over te gaan tot de terugbetaling door het RIZIV van de raadplegingen die plaatsvinden in het kader van een curatieve interdisciplinaire aanpak van problemen als overgewicht en zwaarlijvigheid, alsook van de hiermee verband houdende risico's.

Jihane ANNANE.
Jacques BROTCHI.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. overwegende dat de WHO meent dat zwaarlijvigheid een ziekte is;

B. overwegende dat, volgens de WHO, het aantal kinderen en volwassenen dat lijdt aan overgewicht of zwaarlijvigheid in Europa en in België voortdurend blijft stijgen;

C. overwegende dat de medische kosten die gemaakt worden met betrekking tot de voornaamste pathologieën die verband houden met zwaarlijvigheid 6 % vertegenwoordigen van het RIZIV-budget en blijven stijgen;

D. overwegende dat talrijke specialisten de beperkingen hebben aangetoond van het exclusieve gebruik van de BMI (body mass index) als bepalend criterium voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij volwassenen en bij kinderen en dat bij de behandeling van zwaarlijvigheid en overgewicht absoluut andere elementen in aanmerking dienen te worden genomen, zoals de leeftijd, het geslacht, de etnische afkomst, de vetverdeling in het lichaam, enzovoort;

E. overwegende dat specialisten hebben aangetoond dat het belangrijk is om samen een gemeenschappelijke en multidisciplinaire aanpak te ontwikkelen met betrekking tot de behandeling van zwaarlijvige volwassenen en kinderen met overgewicht;

F. overwegende dat het Nationaal voedings- en gezondheidsplan voorstelt obese personen individueel te laten begeleiden door professionele actoren en (para)-medici, waarbij moet worden onderzocht hoe ten overstaan van obese personen de drempel ten aanzien van begeleiding door diëtisten kan worden verlaagd en de toegang tot specifieke dieetmaatregelen en andere ingrepen (psychologische ondersteuning, dieetproducten, medische ingrepen, ...) vergemakkelijkt kan worden ten einde een deskundige en efficiënte aanpak te waarborgen;

vraagt aan de federale regering om, in samenwerking met de deelgebieden die bevoegd zijn voor volksgezondheid en onderwijs :

1. een werkgroep samen te stellen met vertegenwoordigers van het RIZIV en verschillende actoren op het vlak van de volksgezondheid die rechtsreeks of onrechtstreeks bevoegd zijn voor zwaarlijvigheid, met inbegrip van diëtisten, psychologen en psychotherapeuten, die de opdracht krijgt de criteria vast te leggen voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij volwassenen, waarbij ten minste met de volgende elementen rekening dient te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de etnische afkomst, de vetverdeling in het lichaam en de comorbiditeit;

2. de werkgroep die is samengesteld als bepaald in punt 1 van dit voorstel, te belasten met het vastleggen van de criteria voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij kinderen jonger dan 16 jaar, waarbij ten minste met de volgende elementen rekening dient te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de lengte van het kind, de etnische afkomst en de vetverdeling in het lichaam;

3. de werkgroep tevens te verzoeken om een preventieve en curatieve, interdisciplinaire aanpak vast te leggen van problemen als overgewicht en zwaarlijvigheid alsook de hiermee verband houdende risico's, en dit zowel voor kinderen als voor volwassenen;

4. ervoor te zorgen dat het RIZIV de raadplegingen terugbetaalt die plaatsvinden in het kader van de curatieve interdisciplinaire aanpak van problemen als overgewicht bij kinderen en zwaarlijvigheid bij volwassenen alsook van de hiermee verband houdende risico's, zoals vastgelegd in het voorgaande punt van dit voorstel van resolutie.

8 november 2006.

Jihane ANNANE.
Jacques BROTCHI.

(1) « Plan National Nutrition et Santé pour la Belgique », Santé conjugée, april 2006, nr. 36.

(2) NVGP-B, blz. 75.