3-1602/3

3-1602/3

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

5 JULI 2006


Voorstel van resolutie strekkende tot een betere aanpak, op het vlak van de volksgezondheid, van de risico's verbonden aan overgewicht en zwaarlijvigheid


AMENDEMENTEN


Nr. 13 VAN MEVROUW ANNANE EN DE HEER BROTCHI

Punt 1 van het dispositief van het voorstel van resolutie vervangen als volgt :

« 1. een werkgroep samen te stellen met vertegenwoordigers van het RIZIV en verschillende actoren op het vlak van de volksgezondheid die rechtsreeks of onrechtstreeks bevoegd zijn voor zwaarlijvigheid, met inbegrip van diëtisten, psychologen en psychotherapeuten, die de opdracht krijgt de criteria vast te leggen voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij volwassenen. Daarbij dient ten minste met de volgende elementen rekening te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de etnische afkomst, de vetverdeling in het lichaam en de comorbiditeit; »

Verantwoording

Het gebruik van de BMI om vast te stellen of een volwassene obees is, is beperkt. Een zelfde BMI vertegenwoordigt niet dezelfde vetmassa bij iedere persoon. De BMI zal bijvoorbeeld een grotere vetmassa aangeven bij mensen die meer spieren hebben (zoals bodybuilders) en een kleinere vetmassa bij mensen met weinig spiermassa, zoals ouderen. Ook houdt de BMI geen rekening met factoren als geslacht, leeftijd of etnische afkomst.

Naast de hoeveelheid vet, is ook de verdeling van het vet in het lichaam een belangrijke factor om vast te stellen wat de morbiditeits- en mortaliteitsrisico's bij een patiënt zijn. Sommige patiënten hebben ondanks een normaal BMI een ophoping van vet in de buik, zodat hun hart en bloedvaten toch aan een groter risico zijn blootgesteld.

Naast een classificatie van het overgewicht volgens de BMI en de vetverdeling, is de evaluatie van de andere cardiovasculaire risicofactoren essentieel.

Indieners zijn van mening dat het algemene beleid ter bestrijding van overgewicht en obesitas absoluut moet vertrekken van een definitie van deze chronische ziekte, overeenkomstig het standpunt dat de WHO inneemt.

Nr. 14 VAN MEVROUW ANNANE EN DE HEER BROTCHI

Tussen de punten 1 en 2 van het dispositief van het voorstel van resolutie, het volgende punt invoegen :

« 1bis. een werkgroep, samengesteld als bepaald in punt 1 van dit voorstel, te belasten met het vastleggen van de criteria voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij kinderen jonger dan 16 jaar. Daarbij dient ten minste met de volgende elementen rekening te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de lengte van het kind, de etnische afkomst en de vetverdeling in het lichaam; »

Verantwoording

Bij kinderen worden overgewicht en zwaarlijvigheid niet gedefinieerd door een verband tussen een hogere vetmassa in het lichaam en een hoger risico op comorbiditeit en mortaliteit. Hier zijn drie redenen voor : de eigenlijke morbiditeit die met zwaarlijvigheid verband houdt, is bij kinderen lager. De morbiditeit en de mortaliteit door zwaarlijvigheid worden bij kinderen pas op langere termijn — op volwassen leeftijd — duidelijk en worden dan problemen van volwassenen. Wanneer men de huidige kindersterfte bekijkt, is er geen significante « drempel ». Bovendien evolueert de vetmassa tijdens de groei. Men kan overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen niet vaststellen met de BMI, die geen rekening houdt met de leeftijd, het geslacht en de etnische afkomst.

De norm die overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen vastlegt, verhoogt als men het gemiddelde gewicht als één van de referentiepunten neemt. Dit verschil is te wijten aan het feit dat de curven zijn gebaseerd op een bepaalde populatie. Aangezien de populaties steeds dikker worden, gaan de curven alleen maar omhoog. De groeicurven van jonge Vlamingen en jonge Franstaligen zijn trouwens niet dezelfde : Vlaamse kinderen moeten tegenwoordig zwaarder wegen dan Franstalige kinderen willen ze toegang krijgen tot gespecialiseerde centra als het Zeepreventorium in De Haan.

De indieners vinden het absoluut noodzakelijk dat de criteria voor overgewicht bij kinderen jonger dan 16 jaar overal dezelfde zijn en dat het definiëren van zwaarlijvigheid en overgewicht wordt overgelaten aan een groep deskundigen.

Nr. 15 VAN MEVROUW ANNANE EN DE HEER BROTCHI

Tussen de punten 1 en 2 van het dispositief van het voorstel van resolutie, het volgende punt invoegen :

« 1ter. — een werkgroep, samengesteld als bepaald in punt 1 van dit voorstel van resolutie, te vragen om een preventieve en curatieve, interdisciplinaire aanpak vast te leggen van problemen als overgewicht en zwaarlijvigheid alsook de hiermee verband houdende risico's, en dit zowel voor kinderen als voor volwassenen; »

Verantwoording

Eens zwaarlijvigheid en overgewicht zijn gedefinieerd, is het absoluut noodzakelijk om een gemeenschappelijk en multidisciplinair beleid uit te werken voor de bestrijding van overgewicht, zowel bij volwassenen als bij kinderen.

Nr. 16 VAN MEVROUW ANNANE EN DE HEER BROTCHI

Tussen de punten 1 en 2 van het dispositief van het voorstel van resolutie, het volgende punt invoegen :

« 1quater. — ervoor te zorgen dat het RIZIV de raadplegingen terugbetaalt die plaatsvinden in het kader van een curatieve interdisciplinaire aanpak van problemen als overgewicht bij kinderen en zwaarlijvigheid bij volwassenen alsook de hiermee verband houdende risico's, zoals vastgelegd in het voorgaande punt van dit voorstel van resolutie; »

Verantwoording

De medische kosten die gemaakt worden met betrekking tot de voornaamste pathologieën die verband houden met zwaarlijvigheid (diabetes, hoge bloeddruk, vaatziekten, enz.) lopen in België op tot 600 miljoen euro, wat 6 % vertegenwoordigt van het RIZIV-budget.

Het RIZIV gaf in 1997 38 miljoen euro uit aan cholesterolverlagende geneesmiddelen. In 2001 waren die uitgaven gestegen tot 143,4 miljoen euro, wat een stijging van 551 % betekent. In 2003 zijn die uitgaven nogmaals gestegen en bedroegen ze 167 488 312 euro.

Zwaarlijvigheid wordt bovendien in verband gebracht met veel werkonderbrekingen, invaliditeitsverklaringen en een vermindering van de levenskwaliteit. In België stelt men vast dat het absenteïsme en de werkongevallen in verhouding staan tot de BMI : er zijn 54 % meer ongevallen met werknemers die een BMI hoger dan 40 hebben dan bij werknemers die een normale BMI hebben. Het absenteïsme ligt 58 % hoger.

De indieners vinden dat het tijd wordt om de terugbetaling van een diëtist te overwegen en een jaarbudget opzij te zetten voor de psychologische begeleiding. Een formule van financiële bijstand voor de minst gegoede patiënten, die hen in staat zou stellen sport te beoefenen (sportcheques of dergelijke) is ook aan te bevelen.

De mogelijkheid tot terugbetaling beantwoordt trouwens aan opmerkingen die in het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan naar voren werden gebracht. In het plan staat het volgende : « Ten slotte maakt ook de individuele begeleiding van obese personen door professionele en (para-)medici deel uit van de aanpak van de problematiek. Hierbij dient te worden onderzocht hoe ten overstaan van obese personen de drempel ten aanzien van begeleiding door diëtisten kan verlaagd worden en toegang tot specifieke dieet- en andere interventies (psychologische ondersteuning, dieetproducten, medische interventies, ...) met het oog op een deskundige en efficiënte aanpak vergemakkelijkt kan worden. » (1)

De specialisten hebben aangetoond hoe belangrijk het is om zwaarlijvigheid multidisciplinair aan te pakken (voeding, psychologie, sport). De psychologen en psychotherapeuten worden echter momenteel niet door het RIZIV terugbetaald. Ook de begeleiding op het vlak van de voeding geeft problemen : alleen patiënten die diabetes hebben kunnen de raadplegingen bij diëtisten laten terugbetalen (en dat slechts twee keer per jaar). Bovendien bestaat er voor de raadpleging van diëtisten geen officieel tarief. Het staat elke diëtist dus vrij zijn eigen tarief toe te passen. Recente studies hebben aangetoond dat de meest benadeelde personen statistisch het meest zijn blootgesteld aan problemen in verband met zwaarlijvigheid. De indieners vinden dan ook, net als de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, dat de terugbetaling van deze raadplegingen tegenwoordig absoluut noodzakelijk is.

Het is nog moeilijker het gewicht te stabiliseren dan gewicht te verliezen : 95 % van de zwaarlijvige personen en van de kinderen met overgewicht worden opnieuw zwaarder nadat ze een goed gedocumenteerd dieet op lange termijn hebben gevolgd. Medische begeleiding tijdens de stabiliseringsfase kan het « yoyo-effect » beperken. Het is dus belangrijk de begeleiding en de terugbetaling van raadplegingen bij diëtisten voort te zetten, ook als de patiënten geen overgewicht of zwaarlijvigheid meer vertonen, om gewichtsverlies op lange termijn te garanderen.

Jihane ANNANE.
Jacques BROTCHI.

(1) http://www.mloz.be/cms/Common/NVGP-B%20def.pdf, blz. 73.