3-1529/2 | 3-1529/2 |
8 MAART 2006
I. INLEIDING
Het wetsvoorstel in zijn oorspronkelijke vorm, werd door de heer Beke en mevrouw De Schamphelaere ingediend op 25 januari 2006. Op 26 januari 2006 werd het in overweging genomen en naar de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden verzonden.
Deze commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 22 februari en 8 maart 2006 in aanwezigheid van de minister van Financiën.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER BEKE, MEDE-INDIENER VAN HET VOORSTEL
De heer Beke stelt enerzijds vast dat huisvesting een belangrijk domein is binnen de armoedebestrijding en dat steeds minder modale gezinnen zich een comfortabele woning kunnen permitteren. Anderzijds moet ook worden opgemerkt dat een belangrijk percentage van de woningen in de steden en gemeenten leegstaat of niet meer tegemoet komt aan de huidige behoeften en dat er een tekort is aan beschikbare en betaalbare woningen met een goede prijs-kwaliteitverhouding.
Aangezien de klassieke indeling met enerzijds de private markt en anderzijds de sociale woningmarkt momenteel niet meer volstaat voor de oplossing van dit probleem wenst de indiener via een fiscale maatregel aan het probleem te remediëren. Daarbij is het de bedoeling dat de eigenaar de prijs van de renovatie en/of aanpassingswerken fiscaal kan inbrengen op voorwaarde dat hij het pand later verhuurt via een sociaal verhuurkantoor en dat hij zich tot een redelijke huurprijs voor een minimumperiode van negen jaar verbindt.
Op die manier zou een gedeelte van het private patrimonium beschikbaar worden voor sociale verhuring én beantwoorden aan een reële maatschappelijke behoefte.
Tevens zouden de eigenaars noodzakelijke onderhoudswerken sneller laten uitvoeren en dit kan alleen maar de kwaliteit van de woning ten goede komen.
Op termijn zal de voorgestelde regeling maatschappelijk een financieel voordeel opleveren : minder nood aan bijkomende sociale woningen, een goed onderhouden private huurmarkt én kwalitatief betaalbare huurwoningen.
Aangezien de eerste minister op 7 februari 2006 in een toespraak aangaf de idee eveneens genegen te zijn en aangezien ook de bevoegde Vlaamse minister, de heer Keulen, in zijn beleidsbrief omschreef hoe de sociale verhuurkantoren een rol kunnen spelen in dit verhaal, vraagt de indiener de commissie dan ook de bovenvermelde hefboom voor het valoriseren van de private markt te stemmen.
III. ALGEMENE BESPREKING
De minister stelt dat er reeds een aantal beslissingen analoog aan die voorgesteld in het wetsvoorstel werden getroffen. In eerste instantie geldt er sinds het jaar 2000 een verlaging van het BTW-tarief voor renovatiewerken. Deze verlaging werd recent verlengd tot eind 2010. In tweede instantie is er de meer specifieke belastingvermindering voor de energiebesparende investeringen. Dit jaar nog werd het plafond hiervoor opgetrokken tot maximaal 1 280 euro voor een aantal gedefinieerde aanpassingen. Verder is er de fiscale aftrekbaarheid van de hypothecaire leningen.
De minister merkt vervolgens op dat de compatibiliteit van de nieuw voorgestelde maatregelen met de bestaande moet georganiseerd worden. Immers, er is geen enkele reden waarom iemand die recht heeft op een belastingvermindering voor energiebesparende maatregelen, niet daarenboven van de hier voorgestelde maatregel moet kunnen genieten.
Toch verklaart de minister dat hij zelf een voorstel wil doen dat zal beantwoorden aan één specifieke bezorgdheid, met name het op de huurmarkt brengen van gerenoveerde woningen. Immers, tot nu toe was het beleid vooral gericht op stimulerende maatregelen naar de verwerving van een eerste woning toe, cfr ook de fiscale aftrek van een hypothecaire lening. De idee nu bestaat eruit om ook voor de verhuurmarkt bepaalde fiscale maatregelen uit te werken. Deze zouden dan gelieerd zijn aan een stabiele verhuurprijs voor die verhuurders die van de fiscale maatregelen gebruik maken.
Momenteel echter moeten de budgettaire gevolgen van de verschillende ministeriële voorstellen worden onderzocht en de respectievelijke teksten nog worden opgesteld. Wat de minister echter wel reeds kan meegeven, is dat de budgettaire impact van de regeringsteksten hoger zal zijn dan de door de diensten berekende 3,3 miljoen euro voor het voorliggende voorstel. Immers, met een budgettaire impact van slechts ongeveer 3 miljoen euro kan eigenlijk moeilijk een gedragsverandering onder de vorm van stabiele huurprijzen worden bereikt en zullen de eigenaars moeilijk de beperkingen die hun worden opgelegd aanvaarden.
De heer Dedecker vindt het voorstel discriminerend voor de kleine eigenaars die hun huis zelf verhuren.
De heer Willems merkt op dat in het voorstel van de eerste minister er nergens sprake is van de sociale verhuurkantoren. Wel kan er band zijn tussen, enerzijds, een matiging van de huurprijzen en, anderzijds, de fiscaal aftrekbare renovatiekosten. Verder is het lid van mening dat gelijkaardige maatregelen moeten worden getroffen naar alle eigenaars toe en niet in een systeem van sociale verhuurkantoren, een soort collectivisering, dat in het verleden reeds heeft bewezen niet werkbaar te zijn.
De meerwaarde van de sociale verhuurkantoren geldt vooral voor eigenaars van afgeleefde woningen. Deze kunnen in ruil voor een matige huurprijs hun woning laten opknappen in het kader van de sociale economie. Over de effectiviteit van de voorgestelde maatregel heeft het lid echter sterke twijfels.
De heer Van Nieuwkerke stelt vast dat er enorme wachtlijsten zijn voor de sociale huurmarkt en dat ze dus onvoldoende capaciteit heeft. In die zin is het logisch dat de privé-markt wordt ingeschakeld om aan de behoeften te voldoen. Spreker is echter voorstander van een meer globale maatregel om de kwaliteit van de woningen te doen toenemen en om de sociale verhuurmarkt bij te staan en te verbreden.
Mevrouw Zrihen is van mening dat het doelpubliek voor de sociale huurmarkt zeer breed is en bijvoorbeeld ook uit zelfstandigen en uit gepensioneerden bestaat. Het is belangrijk om deze mensen een comfortabel huis te kunnen aanbieden.
Anderzijds is de tussenkomst van de sociale verhuurkantoren ook belangrijk aangezien deze de eigenaars de garantie van een stabiele inkomstenstroom kunnen bieden. Gezien de beperkingen naar huurprijs en waarborg toe, die de eigenaars worden opgelegd, zijn er veel eigenaars die hierop geen beroep doen.
In die zin is de spreekster voorstander van de voorstellen die de regering in die zin heeft geformuleerd.
De heer Beke is verheugd dat de marges van de regering groter zijn dan deze van de oppositie. Het lid kijkt daarom uit naar voorstellen zoals die door de regering zullen worden geconcretiseerd.
IV. STEMMINGEN
Artikel 1 wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen bij 1 onthouding, hetgeen de verwerping van het wetsvoorstel tot gevolg heeft.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Jan STEVERLYNCK. | Jean-Marie DEDECKER. |