3-859/1 | 3-859/1 |
12 OKTOBER 2004
In recente nieuwsberichten zijn verschillende gevallen gemeld van honden die een agressief gedrag vertonen. Er doen zich blijkbaar steeds meer ongevallen voor en de lijst met slachtoffers van honden wordt steeds langer.
In Aarschot werd in februari 1999 een klein meisje verscheurd door drie rottweilers. Begin 2003 werden in Leignon drie wandelaars aangevallen, nadat een nalatige eigenaar zijn rottweilers had laten loslopen. In hetzelfde jaar voerde een hond in Ciney een wilde aanval uit op een zeventiger die rustig op een terrasje zat. In Mettet heeft een hond twee meisjes aangevallen; in Carnières onderging een jongetje van vier hetzelfde lot, het dier rukte een stuk vlees uit de schouder van het kind... en at het op. In Twee Akren viel begin 2004 alweer een rottweiler een vader en zijn twee kinderen aan. Voorbeelden te over : elk jaar worden meer dan 100 000 Belgen gebeten.
Op het symposium « De problematiek van agressieve honden : een multifactoriële benadering », dat op 18 maart 2000 is gehouden op initiatief van het kabinet van de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, werd aangetoond dat gemiddeld 118 tot 148 patiënten jaarlijks in het ziekenhuis terechtkwamen ten gevolge van hondenbeten. Hoewel dat aantal op het eerste gezicht misschien vrij laag lijkt, moet men het toch relativeren door het feit dat er op dit ogenblik geen enkel betrouwbaar systeem bestaat om statistische gegevens te verzamelen. Volgens de statistieken van de maatschappijen en instellingen die de ambulante medische verzorging dekken, wordt de totale kostprijs van de schadegevallen in wettelijke aansprakelijkheid gezinnen waarbij honden betrokken zijn, geraamd op 849 miljoen frank. Het gaat om een ernstig probleem van openbare veiligheid, dat niet mag worden geminimaliseerd.
Maar momenteel worden alleen op lokaal niveau initiatieven genomen om dat verschijnsel de kop in te drukken. De nieuwe gemeentewet van 1992 belast de gemeenten met « het verhelpen van hinderlijke voorvallen waartoe rondzwervende kwaadaardige of woeste dieren aanleiding kunnen geven ». Verscheidene gemeenten hebben in het licht daarvan maatregelen getroffen : nu eens werd de lijn en de muilkorf verplicht, dan weer werd het houden van gevaarlijk genoemde hondenrassen verboden. Overigens is in een ministerieel besluit van 29 oktober 1998 een lijst van dertien gevaarlijk geachte honden verschenen. De Raad van State heeft het in mei 1999 vernietigd met als argument dat het discriminerend is een bepaald ras te verbieden (1). Behalve via artikel 556 van het Strafwetboek is dat probleem op federaal niveau niet geregeld (2).
De Engelse wet is zeer radicaal hoewel in het Verenigd Koninkrijk zeer veel mensen dieren bezitten en de dierenbeschermingsorganisaties er zeer machtig zijn. De Dangerous Dog Act van 1991 bepaalt een aantal soorten honden waarvan sommige de pitbull, de Japanse tosa inu, de dogo argentino en de fila brasileiro op termijn moeten verdwijnen, wat betekent dat ze gesteriliseerd, geregistreerd en gemuilkorfd moeten worden. De wet bepaalt eveneens dat die beperkingen opgelegd zullen worden aan andere rassen zodra deze een gevaar opleveren voor de openbare veiligheid. Voorts zijn maatregelen genomen wanneer honden als oncontroleerbaar en gevaarlijk beschouwd worden.
In Nederland is in 1993 de Regeling agressieve dieren in werking getreden. Die maakt een onderscheid tussen drie categorieën van agressieve honden : het type pitbullterriër, de waak- en verdedigingshonden en de individuele honden die een agressief gedrag vertoond hebben. Voor de eerste categorie heeft de Nederlandse wetgever een « fok- en houdverbod » ingesteld. Voor dat type honden die reeds in Nederland aanwezig zijn, is een overgangsregeling bepaald (muilkorving). Voor de andere categorieën is een agressietest ingevoerd.
In Frankrijk is er de wet van 6 januari 1999 betreffende de gevaarlijke en loslopende honden en de dierenbescherming, die tot doel heeft de politiebevoegdheden van de burgmeesters te versterken; ook worden zwaardere sancties opgelegd voor gevaarlijke dieren en wordt de inbeslagneming van die dieren vergemakkelijkt.
Duitsland heeft onlangs een Europees verbod op de invoer van « gevaarlijke honden » gevraagd. Bovendien heeft de Duitse Senaat eind april 2000 een wet aangenomen, die het bezit en de kweek van vechthonden zoals de pitbull verbiedt. De Duitse overheid wil de hondengevechten rechtstreeks aanpakken maar wil vooral de populatie van zogenaamd gevaarlijke honden beperken na verschillende ongevallen die met die dieren plaatsgevonden hebben.
Indien een wetgeving op honden een positief resultaat wil bereiken, mag ze niet uitgaan van het criterium van het ras. Gedrag wordt voor ongeveer 20 % door genetische factoren bepaald. Dat betekent dat de invloed van het milieu, de opvoeding en de socialisatie 80 % bedraagt. Er moet dus worden ingegrepen in het gedrag van de eigenaar. Die moet begrijpen dat het dier geen speelgoed is, laat staan een wapen.
Daarom moet er een wetgeving komen die rekening houdt met de volgende punten :
de noodzaak eigenaars en bewaarders van honden tot verantwoord gedrag te brengen door middel van :
1º de verplichting alle honden aan te geven en het bezit ervan van een vergunning afhankelijk te maken;
2º het instellen van een algemene en minimale gedragscode die het welzijn van het dier, eenieders veiligheid en respect voor het milieu waarborgt;
3º een verplichte verzekering wettelijke aansprakelijkheid voor eigenaars en bewaarders van honden om eventuele slachtoffers van het gedrag van hun dier schadeloos te stellen;
4º de verplichting om met grote honden naar een hondenschool te gaan opdat hun eigenaar of bewaarder ze steeds volledig onder controle kan houden;
5º het opleggen van strafsancties ingeval bovenvermelde verplichtingen niet worden nageleefd.
de versterking van de rol van de burgemeester, door hem een aantal bevoegdheden te verlenen die de openbare veiligheid kunnen waarborgen, en door de procedure van inbeslagneming van honden te versoepelen.
Dit wetsvoorstel moet tegemoetkomen aan de noodzaak tot bescherming van de volksgezondheid en de openbare veiligheid door een minimum aan essentiële regels op te leggen, maar moet tevens voor elkeen de mogelijkheid openlaten het gezelschap te zoeken van een hond, die sinds mensenheugenis beschouwd wordt als « de beste vriend van de mens ».
Jean-Marie CHEFFERT. Alain DESTEXHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Deze wet is van toepassing op de aanschaf, om niet of onder bezwarende titel, en op het bezit van honden door particulieren.
Art. 3
De aanschaf, om niet of onder bezwarende titel, en het bezit van honden zijn onderworpen aan de voorwaarde dat de eigenaar of de bewaarder van het dier op het gemeentehuis van zijn woonplaats een aanvraag indient, die de volgende gegevens vermeldt :
1º de naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, beroep en woonplaats van de eigenaar of de bewaarder van het dier;
2º de volledige identificatie van het dier, met name zijn ras en geboortedatum;
3º het bewijs dat de eigenaar of de bewaarder van het dier een verzekering wettelijke aansprakelijkheid afgesloten heeft om elke schade te dekken die het dier aan derden zou kunnen aanbrengen;
4º het bewijs van de verplichte vaccinaties;
5º voor grote honden, waarvan de Koning de kenmerken inzake gewicht en maten vastlegt, het bewijs van een training in een hondenschool, waarvan de Koning de voorwaarden en de duur vaststelt.
Art. 4
§ 1. Op basis van de aanvraag bedoeld in artikel 3 geeft de gemeentelijke overheid een vergunning af tot het bezitten van een hond.
De vergunning geldt zolang de hond leeft. Bij de vergunning wordt een gedragscode gevoegd, die de tekst van de artikelen 5 tot 14 van deze wet overneemt.
§ 2. De vergunning wordt geweigerd :
1º aan personen met een strafblad wegens gewelddaden met een veroordeling tot gevangenisstraf, zelfs met uitstel;
2º aan personen jonger dan 16 jaar zonder de uitdrukkelijke toestemming van de personen die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefenen,
3º aan onbekwaam verklaarde meerderjarigen, zonder uitdrukkelijke toestemming van de personen die de voogdij uitoefenen.
De weigering van de vergunning wordt gemotiveerd.
§ 3. Indien achteraf een veroordeling als bedoeld in § 2, eerste lid, 1º, wordt uitgesproken tegen de eigenaar of de bewaarder van de hond, kan de vergunning worden ingetrokken.
Wordt de vergunning ingetrokken, dan wordt de hond in beslag genomen en op kosten van de eigenaar in een erkend dierenasiel ondergebracht.
Art. 5
Alle honden op de openbare weg of op openbare plaatsen, ook in parken, moeten aan de lijn worden gehouden zodat hun eigenaar of bewaarder ze volledig onder controle heeft. Tevens moeten de in artikel 3, 5º, bedoelde grote honden een muilkorf dragen.
Art. 6
Het is verboden honden mee te brengen naar alle openbare plaatsen die door de burgemeester worden aangewezen en waar de aanwezigheid van een hond niet verenigbaar is met de aard van de plaats of het publiek kan storen.
Het eerste lid is niet van toepassing op geleidehonden voor slechtzienden.
Art. 7
De eigenaars of bewaarders van honden treffen de nodige maatregelen om te voorkomen dat hun hond de openbare rust of de rust van buurtbewoners verstoort met aanhoudend geblaf of gehuil.
Art. 8
De eigenaars of bewaarders van honden beletten dat ze de trottoirs, voetgangerszones, pleinen en speelterreinen alsook de belendende constructies bevuilen met hun uitwerpselen. Ze dienen er daarom op toe te zien dat de hond alleen op aangegeven en daartoe ingerichte plaatsen of in de straatkolken op de openbare weg aan zijn natuurlijke behoeften voldoet, behalve wanneer die zich bevinden op voetgangersoversteekplaatsen of bij haltes van het openbaar vervoer.
Art. 9
Onverminderd artikel 4, § 2, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, zien de eigenaars en bewaarders van honden erop toe dat hun eigendom dusdanig omheind wordt dat hun hond niet kan ontsnappen.
Art. 10
Het africhten van honden voor vastbijten en het verwerven van voorwerpen en materiaal voor die africhting worden verboden. Bij overtreding worden, naast de straffen in artikel 14, die voorwerpen en dat materiaal verbeurd verklaard.
Art. 11
De burgemeester moet, ambtshalve of op verzoek van iedere belanghebbende, de eigenaar of de bewaarder van een hond maatregelen opleggen ter voorkoming van enig gevaar voor de integriteit en de veiligheid van personen en van hun goederen.
Wanneer de burgemeester vaststelt dat een eigenaar of een bewaarder van een hond daar binnen 15 dagen niet vrijwillig gevolg aan geeft, kan hij het dier op kosten van de eigenaar of van de bewaarder laten onderbrengen in een erkend dierenasiel. Het dierenasiel kan erover beschikken overeenkomstig artikel 9 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Art. 12
Bij agressie waarbij een hond betrokken is, kan de politie op bevel van de burgemeester het dier ambtshalve in beslag nemen, ongeacht waar het zich bevindt, zelfs in de woonplaats van de eigenaar of van de bewaarder.
Een dierenarts-gedragsdeskundige voert een agressiviteitstest uit. Indien de dierenarts na analyse van de resultaten van die test bevestigt dat de hond gevaarlijk is, kan de burgemeester bevelen het dier te laten doden.
De gegevens van de test worden overgezonden aan de instelling die tot taak heeft het centraal identificatieregister van de honden te beheren om de statistieken bij te houden.
Art. 13
Loslopende honden kunnen in beslag worden genomen en door de politie in een dierenasiel worden ondergebracht.
Indien ze niet binnen vijftien kalenderdagen worden opgeëist, kan het dierenasiel erover beschikken overeenkomstig artikel 9 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Wanneer de eigenaar het dier opeist vóór het verstrijken van die termijn is hij de kosten verschuldigd voor het verblijf in het asiel, voor het onderhoud, het bewaren, de verzorging door de dierenarts tot de dag van de teruggave.
Art. 14
Onverminderd de eventuele toepassing van strengere straffen waarin het Strafwetboek voorziet, wordt elke overtreding van de bepalingen in de artikelen 5 tot 10 gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig tot duizend euro.
Art. 15
De Koning stelt een comité van deskundigen in, dat uit drie juristen en drie dierenartsen-gedragsdeskundigen bestaat. Het kan adviezen geven over de uitvoeringswijze van deze wet.
Art. 16
Deze wet treedt in werking de eerste dag van de derde maand na die waarin hij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
5 oktober 2004.
Jean-Marie CHEFFERT. Alain DESTEXHE. |
(1) Arrest nr. 80 521 van 31 mei 1999.
(2) Artikel 556 van het Strafwetboek : « Met geldboete van vijf frank tot vijftien frank wordt eveneens gestraft (...) 3º zij die hun honden aanhitsen of niet terughouden, wanneer deze de voorbijgangers aanvallen of vervolgen, zelfs als er geen kwaad of schade uit volgt (...) ».