3-142/2

3-142/2

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

30 SEPTEMBER 2003


Wetsontwerp houdende instemming met volgende internationale akten :

1º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije,

2º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Estland,

3º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Letland,

4º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Litouwen,

5º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Roemenië,

6º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Slowaakse Republiek,

7º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Slovenië,

ondertekend te Brussel op 26 maart 2003


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR DE HEER DEDECKER


De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft het wetsontwerp houdende instemming met volgende internationale akten : 1º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije, 2º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Estland, 3º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Letland, 4º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Litouwen, 5º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Roemenië, 6º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Slowaakse Republiek, 7º Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Slovenië, ondertekend te Brussel op 26 maart 2003 (zie stuk Senaat nr. 3-142/1, B.Z. 2003) besproken tijdens haar vergadering van 30 september 2003.

1. Inleidende uiteenzetting door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken

Op de Raad van het Atlantisch Bondgenootschap van 20 et 21 november 2002, hebben de lidstaten beslist Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië uit te nodigen om gesprekken aan te vatten over hun toetreding tot het Atlantisch Bondgenootschap.

In het communiqué van Praag stond dat het doel dat met het lidmaatschap van die nieuwe landen werd nagestreefd, meer veiligheid voor allen in de euro-atlantische zone was en hulp bij het tot stand brengen van een vrij Europa, één in vrede en gemeenschappelijke waarden.

Sindsdien zijn de toetredingsprotocollen ondertekend en zijn de voorwaarden vervuld om tot ratificatie over te gaan.

De Belgische regering heeft om de volgende redenen met die nieuwe uitbreiding ingestemd.

Er is het aspect veiligheid en stabiliteit, maar bovendien rechtvaardigt de historische context van de ontwikkeling van de nieuwe lidstaten op zich al die uitbreiding.

In 1945 bekrachtigden de akkoorden van Jalta de opdeling van Europa in twee machtsblokken. Het economische en politieke stelsel van de landen die heden kandidaat zijn, werd er diepgaand door getroffen. Decennialang werd hun nationale soevereiniteit beknot, net als de individuele vrijheden van hun burgers. De uitbreiding vormt een beslissende stap in een restauratieproces na bijna zestig jaar onrecht en onderdrukking. Tevens is het een bijkomende stap in de herenigingsbeweging van het Europese continent. Door het aantal nieuwe kandidaten betekent het bovendien een belangrijke stap.

Wat dat betreft is het gunstig dat al die landen op hetzelfde ogenblik en met dezelfde energie hun wens willen realiseren zowel tot het Atlantische bondgenootschap als tot de Europe Unie toe te treden.

De uitbreiding doet weliswaar recht aan het lang onderdrukte streven naar vrijheid, maar beantwoordt ook aan de noodzaak om de veiligheids- en stabiliteitszone van het Bondgenootschap te verruimen. Die zone moet zo ver mogelijk naar Zuid- en Oost-Europa worden uitgebreid om nieuwe breuklijnen op het continent te voorkomen.

Op die manier is de uitbreiding van de NAVO een essentieel bestanddeel van een nieuw veiligheidsbeleid, dat rekening houdt met de val van de Berlijnse muur en de ontbinding van het Warschaupact. Het grote aantal nieuwe lidstaten zorg voor een evenwichtige regionale uitbreiding, van de Baltische staten tot bepaalde landen van Zuidoost-Europa. Dat evenwicht beantwoordt aan een fundamentele behoefte van een Europees en Atlantisch bondgenootschap, dat de geboden stabiele ruimte moet uitbreiden naar de flanken toe en in het bijzonder in de richting van een sikkelvormig gebied van mogelijke instabiliteit dat aan het zuiden van ons continent grenst.

Tevens is de uitbreiding een middel tot democratisering van zowel de militaire organisatie als de burgermaatschappij.

De toetredende lidstaten verbinden er zich niet alleen toe mee de verantwoordelijkheden en de plichten te dragen die voor elk lid van het Bondgenootschap op militair gebied gelden, maar ook snel vorderingen te maken bij de herstructurering en de democratisering van de Strijdkrachten. Tevens verbinden ze er zich toe een politiek en economisch stelsel te ontwikkelen dat gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden, die door de leden van het Bondgenootschap gedeeld worden, zoals de parlementaire democratie, de naleving van de wetten en eerbiediging van de individuele vrijheden. Ze verbinden er zich ook toe in het raam van de Actieplannen de regionale samenwerking te ontwikkelen en bijzondere aandacht te besteden aan de beveiliging van de grenzen en de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

Sind 9 september 2001 is de uitbreiding van de NAVO een noodzaak geworden voor het volgen van een gemeenschappelijk strategie tegen de nieuwe bedreigingen op continentale schaal en tegen de zware uitdagingen inzake veiligheid, als daar zijn het terrorisme en de massavernietigingswapens.

De rechtzetting van een pijnlijk onrecht dat de burgers van de kandidaat-lidstaten hebben geleden, de noodzaak om een veiligheidsvacuüm op te vullen en om meer stabiliteit in Europa te verzekeren, een democratiseringsmiddel, de noodzaak om een gemeenschappelijke strategie te kunnen volgen tegen de nieuwe bedreigingen. Dat zijn krachtige argumenten die de ratificatie van de toetredingsprotocollen ruimschoots rechtvaardigen.

2. Bespreking

De heer Paque verklaart dat de uitbreiding van de NAVO een belangrijke waarborg biedt voor de veiligheid en de stabiliteit in Europa, maar stelt vast de toetredende landen bij het recente conflict in Irak anders hebben gereageerd dan België, Frankrijk en Duitsland. Hij vraagt of de minister garanties heeft kunnen krijgen voor de integratie van die landen in de NAVO en voor de totstandkoming van een volwaardig Europees veiligheids- en defensiebeleid.

De vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat er geen gemeenschappelijk Europees defensiebeleid bestaat. Tevens merkt hij op dat niet alleen bepaalde toetredende landen anders hebben gereageerd en dat zulks ook geldt voor bepaalde oude leden van de NAVO, zoals Groot-Brittannië, Spanje en Nederland. Tot besluit verklaart de minister dat de beste manier om de nieuwe leden aan een gemeenschappelijke defensiepolitiek vast te klinken erin bestaat hen waarborgen te bieden inzake veiligheid. Momenteel kan Europa die waarborgen echter niet leveren omdat er geen Europese defensiepolitiek bestaat. De geschiedenis van die landen biedt een verklaring voor hun bezorgdheid en hun stellingname bij het jongste conflict.

Een Europese minister van Buitenlandse Zaken zou zijn steentje kunnen bijdragen om de standpunten dichter bij elkaar te brengen.

De voorzitter haalt het probleem aan van de troepen- en materieeldoorvoer bij het conflict in Irak. Zij vraagt daarover verduidelijking.

De minister antwoordt dat de transportakkoorden gesloten werden in het raam van de collectieve defensie en in het raam van de NAVO. Vervolgens hebben de doelstellingen van de NAVO zich ontwikkeld naar een strijd tegen nieuwe bedreigingen. Het ligt dan ook voor de hand dat België transporten moet accepteren van troepen en het materieel die met ons akkoord vervoerd werden, na het conflict kunnen worden teruggetrokken.

3. Stemmingen

De artikelen 1 tot en met 8, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

Le rapporteur, De voorzitster,
Jean-Marie DEDECKER. Anne-Marie LIZIN.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het wetsontwerp
(zie stuk Senaat, nr. 3-142/1 - BZ 2003)