3-74/3 | 3-74/3 |
25 JULI 2003
De commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft het voorliggend wetsvoorstel tijdens haar vergaderingen van 23 en 25 juli 2003 besproken in aanwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Dit wetsvoorstel beoogt een beperkte afwijking van het verbod op tabaksreclame tijdens evenementen en activiteiten op wereldniveau.
Sinds 1997 heeft spreker verschillende wetsvoorstellen ingediend om het belang van een dergelijke afwijking te onderstrepen, meer bepaald voor de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps.
Dit wetsvoorstel herneemt het in feite het wetsvoorstel nr. 2-1336/1 dat ertoe strekte om de inwerkingtreding van de wet van 10 december 1997 uit te stellen tot de datum die door de Europese richtlijn is vastgesteld voor het algemene verbod op tabaksreclame, maar wel alleen wat betreft het verbod op tabaksreclame tijdens evenementen en activiteiten op wereldniveau. De richtlijn van 6 juli 1998 had de datum van 1 oktober 2006 opgelegd, maar ondertusssen heeft de Europese Unie de datum van het algemene verbod gewijzigd naar 31 juli 2005. Dit wetsvoorstel houdt rekening met deze nieuwe datum.
De heer Happart wenst verder de onderstrepen dat het wetsvoorstel nr. 2-1336/1 in de Senaat werd aangenomen, maar nadien verworpen in de Kamer.
Het voorliggende wetsvoorstel laat reclame toe tot 31 juli 2005 onder strikte voorwaarden, zijnde de organisatie van een sportevenement op wereldniveau als de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps.
De recente ontwikkelingen kunnen laten geloven dat het debat niet gesloten is, niet alleen inzake reclame voor tabaksproducten maar ook inzake organisatie van dergelijke sportevenementen op zich. Dit neemt evenwel niet weg dat deze kans moet gegrepen worden om een activiteit te organiseren met een dergelijk belang voor de regio. De Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps en het circuit genieten internationale erkenning en zijn belangrijk, niet voor het imago van tabaksproducten, maar voor het imago van België en voor de regio. Een Grote Prijs Formule 1 betekent één miljard tv-kijkers over heel de wereld en doet ook België als land kennen.
De heer Happart verklaart dat niemand voor tabak is, noch voor tabaksreclame, want tabak schaadt de gezondheid. Ook hiermee werd rekening gehouden. Dit wetsvoorstel wil alleen een sportevenement op wereldniveau laten bestaan. Daarom is een afwijking van het verbod op tabaksreclame zeer belangrijk.
Het wetsvoorstel voorziet tevens in de oprichting van een Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik. Aangezien iedereen weet dat tabak de gezondheid schaadt, moet de verdediging van de volksgezondheid voor ogen gehouden worden. Dit Fonds zal de Staat, de gemeenschappen en de gewesten op hun verplichtingen inzake volksgezondheid wijzen.
De volksgezondheid is belangrijk en moet verdedigd worden, maar de organisatie van een Grote Prijs Formule 1 schaadt de gezondheid niet. Het is niet omdat een dergelijk evenement gedurende drie dagen in Spa-Francorchamps plaatsvindt, dat de tabaksconsumptie in België aanzienlijk stijgt.
Ter informatie : voor de Grote Prijs Formule 1 Spa-Francorchamps dagen er ongeveer 100 à 120 000 personen op als toeschouwers; 20 à 30 000 ervan zijn Belgen, de overigen zijn buitenlanders. In het buitenland wordt er zelfs meer reclame gemaakt voor tabaksproducten tijdens een Grote Prijs Formule 1.
Spreker hoopt op een sereen debat in het Parlement waardoor de betrokken regio een sportevenement op wereldniveau, van levensbelang voor deze regio, verder kan organiseren.
De heer Schouppe kan de argumentatie van de heer Happart begrijpen. Het onderstrepen van het economisch belang van de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps is een lovenswaardige benadering van deze problematiek, maar het lid wenst wel aan te stippen dat op de kalender voor het volgende F1 seizoen geen ruimte is voor een Grote Prijs in Francorchamps. Tussen de zeventien Grote Prijzen is er geen plaats voor een Grote Prijs van België, terwijl de Grote Prijs van San Marino terug van de partij is. België zou alleen een Grote Prijs krijgen wanneer er een andere Grote Prijs niet doorgaat.
Is het in deze omstandigheden wel zinvol om dit wetsvoorstel te bepreken voor een aangelegenheid die hoe dan ook niet plaats zal vinden ?
Volgens mevrouw Leduc is deze problematiek in het verleden reeds uitvoerig besproken. Zij blijft bij haar standpunt en zal dit wetsvoorstel goedkeuren, want het is niet de tabaksreclame die doodt, wel de tabak. De Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps is niet alleen een zaak van het Waalse Gewest, maar een zaak van heel België en moet blijven bestaan.
Mevrouw Defraigne steunt dit wetsvoorstel ten volle en wijst op de economische weerslag van de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps die aanzienlijk is, zowel voor wat de rechtstreekse als de onrechtstreekse gevolgen voor de regio. Het gaat niet alleen over het imago van de regio van Spa-Francorchamps, van Luik of van Wallonië, maar over het imago van België op wereldvlak.
Wat de kalender voor het volgende F1 seizoen betreft, onderstreept mevrouw Defraigne dat de beslissingen pas in oktober 2003 worden genomen en de kalender pas op dat moment definitief wordt vastgelegd.
Het is duidelijk dat er tegen tabaksgebruik moet gestreden worden, maar het is niet zeker of het verbod op tabaksreclame de verwachte effecten sorteert en de doelstellingen haalt. We stellen immers nog steeds een verhoging van het aantal rokers vast. Zijn er geen andere middelen om te strijden tegen tabaksgebruik ? De oprichting van een Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik zal, volgens deze spreker, een geschikter middel zijn dan een louter reclameverbod.
Haar fractie zal voorliggend wetsvoorstel steunen, maar zal ook een amendement indienen om de datum van de inwerkingtreding (1 oktober 2006) te wijzigen in 31 juli 2005, datum waarop het algemeen verbod op tabaksreclame werd invoerd door de nieuwe richtlijn van de Europese Unie.
De Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps moet terug georganiseerd kunnen worden en de mogelijkheden inzake kalender moeten dit mogelijk maken voor 2004.
Mevrouw De Schamphelaere vindt in het regeerakkoord geen spoor terug van dit wetsvoorstel, noch van het wetsvoorstel over de regionalisering van de wapenhandel, terwijl deze beide wetsvoorstellen nu hoogdringend door het Parlement moeten worden afgewerkt.
Het is trouwens opvallend dat dit twee wetsvoorstellen zijn die eisen van de Franstalige gemeenschap in dit land betreffen.
Het verbod op tabaksreclame wordt nu al gedurende 10 jaar in het Parlement besproken. De wet van 1997 voorzag in ruime overgangstermijnen, waarbij het jaar 2003 het laatste jaar zou zijn waarin tabaksreclame nog mogelijk zou zijn voor evenementen op wereldniveau. Heel wat grote manifestaties hebben zich soepel aangepast aan deze regelgeving en hebben andere financieringsbronnen aangeboord, zoals bijvoorbeeld de vele rockfestivals die in de zomer worden georganiseerd. Alleen voor de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps blijkt het onoverkomelijk om zich aan te passen aan de regelgeving.
Over het voorstel van de heer Happart werd tijdens de vorige legislatuur tot twee keer toe gedebatteerd, maar tot twee keer toe is het voorstel ook gestrand omwille van de consequente houding van enkele partijen, inclusief meerderheidpartijen, zoals de SP.A, Agalev en enkele VLD-parlementsleden die vonden dat preventie de leidraad in deze problematiek moest zijn. Gedurende al deze jaren dat het Parlement debatteerde over de reclame voor tabaksproducten, zijn ondertussen vele middelen van de gezondheidzorg besteed aan de gevolgen van tabaksgebruik en zijn ook vele mensen overleden aan de gevolgen ervan. Het lid pleit voor een consequent beleid en ziet zich hierin gesteund door de Europese Unie. Met de nieuwe richtlijn werd de termijn van de overgangsperiode trouwens nog verstrengd.
Mevrouw De Schamphelaere raadt de Franstaligen aan om deze problematiek meer toekomstgericht te bekijken, want in België wordt al jaren louter over een mogelijk uitstel van het verbod gedebatteerd terwijl in de andere Europese landen ondertussen Grote Prijzen Formule 1 zonder tabaksreclame worden georganiseerd. Heel bekende bekende racers rijden zelfs rond met reclame voor nicotinepleisters.
Het was veel verstandiger geweest om over te schakelen en het sportieve gebeuren van Spa-Francorchamps te kaderen in de nieuwe mentaliteit van gezondheid en preventie. Want het zijn vooral de jongeren die kwetsbaar blijven, niet alleen voor de reclame op zich maar voor heel de sfeer van « jong, snel, mooi en tabak », die errond wordt gecreëerd.
Haar visie is nog steeds niet veranderd : preventie blijft belangrijk en dus ook een duidelijk ontradend beleid. Daarom vraagt zij zich af wat de houding van de SP.A zal zijn, net zoals van de leden van de VLD-fractie die vroeger tegen stemden.
Waarom moet dit voorstel trouwens met hoogdringendheid worden besproken ? Men weet dat de verdere uitbouw van onze federale Staat stap voor stap gebeurt en er doorbraak mogelijk is op goede momenten, zoals bij een regeringsvorming. Het is duidelijk dat de Franstalige Gemeenschap geen vragende partij was voor meer bevoegdheden, behalve dan voor de regionalisering van de wapenwet en een verder uitstel van het verbod op tabaksreclame bij sportevenementen. Waarom staat hiertegen niets voor de Vlaamse Gemeenschap ? Dit is een teken van politieke zwakte, terwijl deze Vlaamse Gemeenschap toch eerder een aantal eisen naar voren bracht inzake gezondheidszorg, gezinsbeleid en verkeersreglementering. Daarnaast moet ook de kieswet, die door het Arbitragehof werd vernietigd, aangepast worden. Het is onhoudbaar om de provinciale kieskringen te behouden zonder de splitsing van de kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
Mevrouw de Schamphelaere zal een aantal Vlaamse verzuchtingen neerleggen, die trouwens niet alleen de eisen van haar fractie zijn, om een echt gesprek van gemeenschap tot gemeenschap mogelijk te maken.
De heer Paque verklaart dat de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps een positief effect heeft op het imago van België, als land, en niet alleen op het imago van Wallonië of van Francorchamps. Daarbij strekt het voorliggende voorstel er niet toe om de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten in vraag te stellen. Het is enkel de bedoeling om in een uitzondering te voorzien waarbij in niets afbreuk wordt gedaan aan de Europese richtlijn.
Gezien de moeizame vooruitgang in de oprichting van Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik de voorgaande minister van Volksgezondheid gaf te kennen dat niet minder dan 15 ministers hiervoor hun medewerking moesten verlenen informeert de spreker naar de huidige stand van zaken. Hij merkt op dat de voor het fonds voorziene budgetten absoluut niet volstaan. Tot slot uit het lid de hoop dat in deze zittingsperiode vooruitgang zal worden geboekt met betrekking tot de strijd tegen het tabaksgebruik.
De voorzitster, mevrouw Van de Casteele, wijst erop dat reeds een amendement is ingediend dat ertoe strekt om de datum, voorzien in fine van artikel 2, te wijzigen in 31 juli 2005.
De heer Verreycken verwondert er zich over dat hier vergaderd wordt over een wijziging van de wet van 10 december 1997. Die wet werd destijds door een meerderheid gedragen. Daarna zijn verscheidene wetsvoorstellen ingediend om hierin wijzigingen aan te brengen, onder meer door sommige ondertekenaars van het voorliggend wetsvoorstel. Die voorstellen werden telkens weggestemd. Daarmee werd de visie bevestigd dat tabak schadelijk blijft en dat publiciteit ervoor jongeren blijft verleiden.
Spreker betreurt dat mevrouw Leduc een simplistische visie, die reeds werd ontwikkeld onder de vorige legislatuur, die stelt dat niet de reclame maar wel de tabak doodt, herneemt. Op dezelfde manier zou men kunnen stellen dat bij een moord het niet de schutter is die doodt, maar wel de kogel. Er is evenwel iemand nodig die het wapen in beweging brengt. In voorkomend geval is dat de publiciteit.
Mevrouw Leduc repliceert dat zij in het verleden inderdaad altijd de stelling verdedigd heeft dat het de tabak is die doodt, niet de publiciteit. Hoewel altijd met publiciteit voor tabak geconfronteerd te zijn geweest, heeft ze zelf nooit gerookt. Het komt er dus vooral op aan mensen ervan te overtuigen om niet met roken te beginnen. Mevrouw Leduc heeft kennis van studies die uitwijzen dat de publiciteit daarin weinig invloed heeft.
De heer Verreycken pleit ervoor een eerlijke en consequente houding aan te nemen met respect voor wat vroegere meerderheden in het Parlement hebben beslist. Het enige nieuwe feit sinds de vroegere stemmingen rond dit onderwerp bestaat uit de jongste regeringsonderhandelingen. Voor de rest is niets gebeurd dat enige wijziging zou kunnen opdringen. Een lobby in dienst van Bernie Ecclestone heeft geëist dat dit dossier nog zou worden « opgelost » vóór het parlementair reces. Indien zulks niet zou gebeuren, dan zou volgens de heer Happart de Waalse regio en zelfs het hele land in de economische miserie worden gestort.
Het lid wijst er in dit verband op dat de Formule 1-prijs van Zolder eveneens is verdwenen. Dat heeft niet tot een economische puinhoop geleid. Men is er overgestapt op andere activiteiten. Met andere woorden, indien Francorchamps economisch een puinhoop wordt, dan getuigt dit van economische luiheid van een gewest en helemaal niet van de onvermijdelijkheid van de vorming van een economische woestijn.
Tot slot stipt de heer Verreycken aan dat honderden sportverenigingen en duizenden kleine winkeliers kosten hebben moeten doen om publiciteitsborden te verwijderen. Voor nieuwe investeringen zijn zij moeten gaan lenen omdat zij op sponsoring van tabaksfabrikanten geen beroep meer konden doen. Dat allemaal om de wet van 10 december 1997 te kunnen toepassen. Nu maken we mee dat één lobby, aangestuurd door één man, erin lukt een uitzondering door te duwen. Op die manier worden alle anderen belachelijk gemaakt. Deze handelwijze is onaanvaardbaar.
Volgens de heer Verreycken vormt een eventuele goedkeuring van voorliggend wetsvoorstel dan ook een aanslag op de geloofwaardigheid van alle instellingen.
Mevrouw De Roeck meent dat voorliggend wetsvoorstel een derde poging vormt om voor Francorchamps een uitzondering in de wet van 10 december 1997 in te lassen, terwijl er eigenlijk bijna niets is veranderd. Het klopt inderdaad dat het niet de reclame is die doodt, maar wel de tabak. De vraag rijst waarom zoveel geld aan reclame wordt besteed indien die niet zou aanzetten tot het gebruik van tabak. Volgens het lid wordt er dus wel degelijk meer tabak verbruikt dankzij die reclame.
Een ander argument voor dit wetsvoorstel luidt dat, indien de hier voorgestelde wijziging niet wordt goedgekeurd, Francorchamps ten onder zou gaan. Mevrouw De Schamphelaere heeft reeds verwezen naar voorbeelden in het buitenland waar het niet zo'n vaart is gelopen. Ook in Zolder heeft zich geen economische ramp voorgedaan. Daar is men overgeschakeld naar andere activiteiten en andere vormen van reclame. Francorchamps blijft echter krampachtig hopen op een terugkeer naar de oude toestand.
Spreekster juicht de oprichting van het Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik en het toewijzen van gelden aan dit fonds toe. Het is in dit geval echter een zoethoudertje om het geweten te sussen. Persoonlijk zal spreekster haar houding niet veranderen en net als in het verleden tegen dit wetsvoorstel stemmen.
Mevrouw Leduc stelt dat de eerlijkheid gebiedt om toe te geven dat ook Zolder geleden heeft onder het vertrek van de Grote Prijs Formule 1. Daarnaast moet er op gewezen worden dat ook heel wat mensen uit Zuid-Limburg en Vlaams-Brabant met Francorchamps hun brood verdienen.
Als het Parlement heel consequent wil zijn, moet eerder geijverd worden voor de afschaffing van de subsidies voor het aanplanten van tabak. Daar ligt de kern van het kwaad; het voorliggend wetsvoorstel handelt maar over een afgeleid probleem.
Mevrouw De Roeck erkent dat Francorchamps voor heel wat werkgelegenheid zorgt. Anderzijds blijft het zo dat velen sterven als gevolg van de reclame voor tabaksproducten.
Volgens de heer Istasse is het probleem niet het behoud van het circuit van Francorchamps. Het circuit bestaat nu trouwens ook voort dankzij andere activiteiten. Een Grote Prijs Formule 1 is echter onvervangbaar. Precies dat vormt de economische en toeristische aantrekkingskracht van het circuit.
Dit wetsvoorstel strekt er inderdaad toe de Grote Prijs van België te redden. Dat is een sportevenement op wereldniveau, waar alle Belgen belang bij hebben. Miljoenen kijkers overal te wereld zitten ervoor aan de televisie gekluisterd. Een dergelijk evenement van nul opbouwen zou veel duurder uitvallen dan de prijs die met deze wet gevraagd wordt.
Spreker benadrukt dat een soortgelijk wetvoorstel door de Senaat werd goedgekeurd in 2002. Het raakte echter niet door de Kamer.
Op de vraag wat er sedertdien veranderd is, wenst de heer Istasse twee zaken te antwoorden. Om te beginnen zijn er de verkiezingen van 18 mei 2003 geweest. Aan Franstalige kant heeft de bevolking de mannen en vrouwen gesteund die in de bres gesprongen zijn voor de Grote Prijs van Francorchamps. De kiezers hebben daarmee een niet mis te verstane boodschap verkondigd. Als de wil om de Grote Prijs te redden bestaat, moet daarnaast ook worden vastgesteld dat de internationale problematiek ook veranderd is. Momenteel is het veel moeilijker geworden op het niveau van de wereldautomobielfederaties. Bovendien is de goedkeuring van dit wetsvoorstel om een uitzondering in te voeren, een absolute noodzaak om de Grote Prijs te kunnen redden, maar jammer genoeg volstaat zij niet. De hele politieke wereld alsook alle regeringen zullen zich moeten inspannen om voor de Grote Prijs van Francorchamps op de wereldkalender nog een plaatsje te bemachtigen.
Mevrouw Pehlivan meent dat de standpunten van alle partijen in deze aangelegenheid reeds langer bekend zijn. Haar partij wil zich echter binnen de regeringsmeerderheid loyaal opstellen. Zij blijft het echter wat moeilijk hebben met de inhoud van dit voorstel. Vandaar zal haar fractie zich bij de stemming erover onthouden.
Op de vraag of de bespreking van dit wetsvoorstel wel nut heeft, antwoordt de heer Happart dat er één zekerheid bestaat. Als de wet van 10 december 1997 niet wordt gewijzigd, zal er zeker geen Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps meer zijn. De mogelijkheid moet opnieuw bestaan om ooit die Grote Prijs opnieuw te organiseren. De rest maakt deel uit van de geschiedenis die mettertijd tot stand komt.
Voor mevrouw De Schamphelaere herhaalt de heer Happart dat zijn vorig wetsvoorstel, met exact dezelfde inhoud (stuk Senaat, nr. 2-1336/1) tijdens de vorige zittingsperiode wel degelijk door de Senaat werd goedgekeurd.
Voor mevrouw De Roeck benadrukt de heer Happart dat hij het basisstandpunt respecteert. Dat standpunt blijkt echter niet te worden gedeeld door de kiezers, noch in Vlaanderen, noch in Wallonië.
De heer Happart is wel de eerste om te zeggen dat tabak schadelijk is voor de gezondheid. Hier gaat het volgens hem echter over iets anders. Of de Grote Prijs nu in Francorchamps wordt gereden of elders, tabaksreclame zal altijd bestaan. Jongeren zullen heus niet meer of minder gaan roken omdat het toevallig om de Grote Prijs van Francorchamps gaat. Volgens spreker heeft dat geen enkele invloed. Het is niet omdat er op die Grote Prijs drie dagen reclame wordt gemaakt voor tabak dat plots veel mensen gaan beginnen te roken. Evenmin zullen er minder rokers zijn zonder de Grote Prijs van Francorchamps.
Spreker voegt er nog aan toe dat België niet echt veel evenementen telt met een dergelijke nationale, internationale en wereldwijde uitstraling.
De heer Germeaux herinnert aan het opschrift van dit wetsvoorstel en onderstreept dat de discussie zich eerder op de datum van inwerkingtreding van de wet zou moeten toespitsen.
Daarnaast meent hij dat het niet de bedoeling was om met de wet van 10 december 1997 de Grote Prijs van Francorchamps, noch enig ander evenement, onmogelijk te maken. Nu men dit vaststelt, lijkt het niet meer dan logisch om dit recht te zetten. Vandaar zal hij dit wetsvoorstel steunen.
Mevrouw De Schamphelaere verklaart zeer ongerust te zijn voor Francorchamps, zelfs wanneer dit wetsvoorstel wet wordt. Uit de hier aangehaalde argumentatie blijkt dat die tabaksreclame absoluut nodig is om de Grote Prijs in Francorchamps te kunnen behouden. Wat zal er gebeuren na 31 juli 2005, datum waarop het algemeen verbod op tabaksreclame in de Europese Unie zal ingaan ?
Andere circuits hebben geanticipeerd en organiseren hun Grote Prijs nu reeds zonder tabaksreclame. Aan welke alternatieven voor Francorchamps wordt er gewerkt ? Daarover horen we niets. Deze spreekster vreest dan ook dat deze bespreking louter een symbolisch achterhoedegevecht is.
Ten opzichte van de Vlaamse meerderheidspartijen stelt mevrouw De Schamphelaere dat de loyauteit binnen de regeringsmeerderheid blijkbaar alleen in de richting van de Franstaligen speelt. Zo is er in het regeringsakkoord niets definitief uit de brand gesleept bijvoorbeeld in verband met het verhogen van de verkeersveiligheid in Vlaanderen, eigen bejaarden- en gezondheidsbeleid, enz.
Mevrouw De Schamphelaere wijst de minister erop dat het wetsvoorstel een fonds opricht, waarvan zijn voorganger reeds op 13 februari 2002 heeft verklaard dat er al gelden van de begroting 2002 gestort zijn naar het preventiefonds. Die gelden konden nog niet worden ingezet bij gebrek aan een samenwerkingsakkoord. Ook ontbrak nog een advies van de Raad van State over de vraag of die federale middelen wel voor een preventiebeleid kunnen worden gebruikt.
Mevrouw Bouarfa erkent de stelling van mevrouw Leduc over het supraregionale belang van de Grote Prijs. Zij is er niet van overtuigd dat reclame mensen er niet toe aanzet te beginnen roken, een verslaving die toch echt wel vreselijke gevolgen heeft voor de gezondheid, met name bij jongeren.
Waar het echter gaat om de schadelijke effecten op de gezondheid van jongeren van reclame voor tabaksproducten enerzijds, en de soms veel dramatischer gevolgen van werkloosheid en uitsluiting anderzijds, heeft de PS gekozen. De partij steunt het behoud van de Grote Prijs van Francorchamps en vraagt de regering het nodige te doen inzake preventie.
Mevrouw Bouarfa vraagt de minister naar de inhoud van het samenwerkingsakkoord dat inzake de bestrijding van het tabaksgebruik gesloten zal worden. Wie zal trouwens het Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik beheren ?
Ten slotte stelt mevrouw Bouarfa met genoegen vast dat het fonds gedurende minstens zes opeenvolgende jaren gespijsd zal worden. Tevens dringt ze erop aan dat het door de overheid wordt beheerd.
Mevrouw Leduc vindt het absurd dat parlementairen tegen de reclame voor tabak zijn tijdens de Grote Prijs van Spa-Francorchamps terwijl zij zelf niet het goede voorbeeld geven aan de jongeren door zelf niet te roken.
De heer Verreycken antwoordt dat hij als roker sterker overtuigd is om te voorkomen dat jongeren beginnen te roken.
Mevrouw Defraigne meent dat dit wetsvoorstel, dat een uitzondering invoert op het verbod op reclame voor tabaksproducten, erg belangrijk is. Binnen de regio in kwestie hangt niet alleen het voortbestaan van heel wat bedrijven en onderaannemers ervan af, maar ook het behoud van tal van er al dan niet rechtstreeks mee verbonden banen. Spreekster legt uit dat dit voorstel de nieuwe datum van 31 juli 2005 vooropstelt. Op die manier stelt België zich op dezelfde lijn als de andere Europese landen en komt de concurrentiepositie van ons land niet in het gedrang.
Spreekster vraagt zich af hoe efficiënt de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten is geweest. Het aantal rokers, en dan vooral het aantal jonge rokers, is enorm toegenomen. De wet heeft dus niet geleid tot een betere volksgezondheid, maar heeft wel ernstige gevolgen gehad voor het economische leven in Wallonië. Volgens haar is het verbod op reclame voor tabaksproducten een strikte vormelijke maatregel, aangezien andere Europese landen nog steeds reclame maken voor tabaksproducten en Belgische consumenten aan die reclame worden blootgesteld.
Spreekster meent wel dat de oprichting van een Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik, bepaald in artikel 3 van dit wetsvoorstel, een denkpiste is die zeker moet worden uitgediept.
Zij vraagt de minister van Sociale Zaken of dat fonds wordt ingeschreven op de begroting van Sociale Zaken of bij een ander departement.
De heer Verreycken vraagt aan de minister van Sociale Zaken of het wetsvoorstel, dat een afwijking van het verbod tot tabaksreclame voorziet tot 31 juli 2005, nog veel zin heeft gelet op het feit de Grote Prijs van Spa-Francorchamps in 2003, 2004 en 2005 toch geen doorgang zal vinden. Spreker vraagt aan de minister of hij, gelet op deze situatie, reeds maatregelen voor economische reconversie van het betrokken gewest heeft genomen en wenst de financiële regeling hiervan te kennen.
Mevrouw Vienne meent dat de discussie niet gaat over tabaksgebruik, maar over de economische ontwikkeling van een regio die gevolgen heeft voor het hele land.
De heer Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt dat hij als vertegenwoordiger van de federale regering een oplossing wenst in het belang van het gehele land. Er moet een evenwicht worden gezocht tussen economische belangen enerzijds en de volksgezondheid anderzijds.
Spreker legt uit dat, in overeenstemming met de Europese kalender, de afwijking van het verbod op tabaksreclame zeer beperkt is. Zij geldt immers slechts voor internationale manifestaties die jaarlijks, gedurende drie à vier dagen in 2004 en 2005 worden georganiseerd. Spreker wijst er verder op dat de afwijking des te meer aanvaardbaar is gelet op het feit dat de Belgische consumenten ook toegang hebben tot tabaksreclame die in het buitenland wordt gevoerd.
De minister benadrukt dat hij strijd wil blijven voeren tegen de nicotinevergiftiging en de kwalijke gevolgen van tabaksgebruik door de oprichting van een fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik in samenwerking met de gemeenschappen en gewesten. De minister wijst er echter op dat slechts vanaf het begrotingsjaar 2004 een eerste storting voor dit fonds kan worden gedaan, dit in tegenstelling tot het artikel 3, § 2, van het wetsontwerp, dat stelt dat voor begrotingsjaar 2003 en gedurende ten minste zes opeenvolgende jaren jaarlijks een bedrag van 1 859 200 euro wordt toegewezen aan dit fonds.
De minister legt uit dat de uitgaven die ten laste van het fonds kunnen komen, worden gedaan met toepassing van een samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest inzake de strijd tegen het tabaksgebruik. Spreker wijst erop dat de Koning de toewijzing van de kredieten regelt in overeenstemming met de bepalingen van het hierboven vermelde samenwerkingsakkoord.
Spreker hecht eveneens zeer groot belang aan het wetsvoorstel om de verstrekking van tabak aan jongeren te verbieden (stuk Senaat, nr. 2-1350).
De heer Schouppe repliceert dat de verklaring van de minister in verband met de financiering van het begrotingsfonds, dat pas vanaf het begrotingsjaar 2004 zou aanvangen, in strijd is met wat door de vorige minister van Volksgezondheid hierover werd verklaard, namelijk dat via een toewijzingsfonds de eerste storting reeds was geschied op 24 januari 2003 en dat de tweede storting een week later zou plaatsvinden.
Het verwondert de heer Paque ook dat in de begroting 2003 geen bedrag is opgenomen. Spreker wenst te vernemen hoever het staat met het samenwerkingsakkoord tussen de deelgebieden en de federale Staat.
De minister antwoordt dat hij over het budgettaire aspect meer precieze, technische inlichtingen zal inwinnen op zijn departement. Hij beschikt volgens de laatste inlichtingen niet over een budget voor het fonds. Over het ontwerp van samenwerkingsakkoord werd het advies van de Raad van State gevraagd.
Artikel 1
Dit artikel geeft geen aanleiding tot enige opmerking.
Artikelen 1bis tot 1tredecies
De heer Schouppe en mevrouw De Schamphelaere wensen verschillende amendementen in te dienen die ertoe strekken de artikelen 1bis tot en met 1tredecies in te voegen.
De voorzitster, mevrouw Van de Casteele, meent evenwel dat deze amendementen de toets van artikel 59 van het Reglement van de Senaat niet kunnen doorstaan vermits ze geen rechtstreeks verband houden met het onderwerp van het voorstel, en dat ze bijgevolg onontvankelijk zijn.
Artikel 2
De heer Germeaux c.s. dienen een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-74/2, amendement nr. 1) dat ertoe strekt in artikel 2 de datum van 1 oktober 2006 te vervangen door 31 juli 2005. De indieners verwijzen naar de Europese regelgeving terzake, die eveneens deze datum vooropstelt.
Artikel 3
Mevrouw de Schamphelaere heeft bedenkingen bij de uitleg die de vorige minister van Volksgezondheid in de plenaire zitting van de Senaat gaf over het fonds dat in artikel 3 bedoeld wordt. Hij verklaarde toen dat aan het fonds in 2003 een bedrag zou worden toegekend van 2,5 miljard oude Belgische franken, en dat daartoe een storting zou gebeuren in januari en een andere in februari 2003 De vraag rijst wat met deze middelen is gebeurd, en op welke budgettaire post het geld zich op dit ogenblik bevindt.
De heren Happart c.s. dienen een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-74/2, amendement nr. 2) dat ertoe strekt het tweede lid van dit artikel te doen vervallen. Zij verwijzen naar de uitleg die door de minister zopas werd verschaft omtrent de begroting-2003.
De heren Verreycken en Creyelman dienen een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-74/2, amendement nr. 3) dat beoogt het bedrag van 1 859 200 euro, dat in het fonds moet worden gestort, af te nemen van de subsidies die aan de tabaksproducenten worden toegekend. Zij gaan daarmee in feite daarmee in op de suggestie die mevrouw Leduc deed.
Mevrouw Leduc repliceert hierop dat de VLD niet bij de pakken is blijven zitten. De Europese parlementsleden van haar partij hebben een voorstel ingediend in deze zin. Het betreft immers een Europese materie, die dan ook op dat niveau moet worden geregeld.
Artikel 1 wordt zonder verdere bespreking aangenomen met 14 tegen 2 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 1 wordt aangenomen met 13 stemmen bij 4 onthoudingen.
Artikel 2, aldus geamendeerd, wordt aangenomen met 9 tegen 4 stemmen bij 4 onthoudingen.
Amendement nr. 2 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.
Amendement nr. 3 vervalt ingevolge de aanneming van amendement nr. 2.
Artikel 3, aldus geamendeerd, wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.
Het geamendeerde wetsvoorstel wordt in zijn geheel aangenomen met 9 tegen 4 stemmen bij 4 onthoudingen.
De voorzitster, mevrouw Van de Casteele, verklaart haar onthouding als volgt. Ze wil consequent blijven met haar standpunt dat ze reeds eerder in deze materie innam. Net zoals haar collega Vankrunkelsven wordt ze dagdagelijks geconfronteerd met de ziekteverschijnselen die door kanker worden veroorzaakt. In het verleden heeft ze bovendien met overtuiging voor de zogenaamde « wet-Vanvelthoven » gestemd.
Dit verslag werd goedgekeurd met eenparigheid van de 12 aanwezige leden.
Door de commissie werden, met eenparigheid van de 17 aanwezige leden, enkele technische correcties aangebracht aan het aldus geamendeerde wetsvoorstel (zie stuk Senaat, nr. 3-74/4).
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Jacques GERMEAUX. Amina DERBAKI SBAÏ. |
Annemie VAN DE CASTEELE. |