3-137/2

3-137/2

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

30 JULI 2003


Ontwerp van programmawet


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW LIZIN

Art. 19

In het voorgestelde artikel 31, de woorden « 1 september 2004 » vervangen door de woorden « 1 oktober 2003 ».

Verantwoording

De beslissing over het Fonds voor alimentatievorderingen is gevallen bij de wet van 21 februari 2003 (Belgisch Staatsblad van 28 maart 2003) en het moet in werking treden op 1 september 2003. Er werd evenwel niet gezorgd voor het budget voor de geplande voorschotten, noch voor de aanwerving van bijkomend geschoold personeel, noch voor de opleiding van dat personeel, noch voor de materiële middelen (lokalen, aangepast materieel, software, ...).

Talrijke vrouwenverenigingen van alle politieke strekkingen, vrouwen die maatschappelijk actief zijn rekenden zonder meer op de totstandkoming van dat nieuwe hulpmiddel, waarvoor ze al 30 jaar vechten, om een oplossing te vinden voor een belangrijk probleem dat vrouwen en gezinnen in een kwetsbare positie brengt. Het abnormale uitstel dat de regering voorstelt voor de uitvoering van het Fonds voor alimentatievorderingen, moet worden beperkt.

Nr. 2 VAN MEVROUW LIZIN

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 19

In het voorgestelde artikel 31, de woorden « 1 september 2004 » vervangen door de woorden « 1 januari 2004 ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Anne-Marie LIZIN.

Nr. 3 VAN MEVROUW DE ROECK

Art. 6bis (nieuw)

Een artikel 6bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 6bis. ­ In artikel 7 van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, wordt een vierde gedachtenstreepje toegevoegd dat luidt als volgt :

« ­ de elektriciteit geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen of door eenheden van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. De Koning bepaalt de nadere regels voor de toepassing van de vrijstelling. »

Verantwoording

Deze bepaling is analoog aan artikel 12, § 5, 4º, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, zoals ingevoerd door de programmawet van 24 december 2002, en heeft als doel de elektriciteit geproduceerd door hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling vrij te stellen van de energiebijdrage. Het kan immers niet de bedoeling zijn het gebruik te sanctioneren van precies die energiebronnen die ons helpen het Protocol van Kyoto te respecteren.

Nr. 4 VAN MEVROUW DE ROECK

Art. 6ter (nieuw)

Een artikel 6ter (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 6ter. ­ Elke natuurlijke of rechtspersoon die gasolie of huisbrandolie in de zin van het accijnsstelsel in verbruik stelt, dient te beschikken over een bewijs dat hij toegetreden is tot een organisatie die erkend is door de gewesten en die tot doel heeft elke vorm van verontreiniging bij de consument, die ontstaan is ten gevolge van het op de markt brengen van gasolie, te saneren. »

Verantwoording

Op 14 februari 2003 besliste de Vlaamse regering een milieubeleidsovereenkomst te ondertekenen met de sector om een fonds op te richten dat de financiering van de verontreiniging veroorzaakt door particuliere mazouttanks, moet garanderen. Ook de Waalse regering besliste in november tot een quasi identieke aanpak van het probleem. Gesprekken lopen om tussen de drie regionale regeringen en de federale Staat tot een samenwerkingsakkoord te komen dat bijna identiek is aan het samenwerkingsakkoord dat hier ter instemming voor ligt. De bedoeling is om op vrij korte termijn te komen tot de oprichting van een fonds dat de financiering van de bodemsanering van verontreining veroorzaakt door particuliere stookolietanks verzekert. De bijdrage aan het fonds zal integraal doorgerekend worden aan de verbruiker van gasolie-verwarming.

Echter, zo lang er het vacuüm bestaat tussen het ondertekenen van de MBO's op regionaal vlak en de publicatie van een wet houdende instemming met een samenwerkingsakkoord in voorbereiding, is er geen sanctie voorzien die de naleving en ­ in voorkomend geval ­ de gedeeltelijke financiering door elke individuele speler van de sector van de bestaande regionale regelgeving sluitend oplegt. Dit amendement moet hieraan beantwoorden en biedt de regio's enkel een stok achter de deur om af te dwingen dat hun regelgeving wordt gerespecteerd.

Jacinta DE ROECK.

Nr. 5 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 6

In het ontworpen artikel 2, B), de woorden « Verwarmingsgasolie (huisbrandolie) : 13,4854 EUR per 1 000 liter bij 15º (15º C) » vervangen als volgt :

« Gasolie voor verwarming die beantwoordt aan de norm NBN T 52-716 ­ Aardolieproducten ­ Gasolieverwarming ­ Specificaties ­ Laatste uitgave : 8,4284 euro per 1 000 liter bij 15º C; Gasolie voor verwarming extra, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 oktober 2002 tot vervanging van het koninklijk besluit van 7 maart 2001 betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie voor verwarming : 8,0069 euro per 1 000 liter bij 15º C ».

Verantwoording

Recente cijfers van het NIS wijzen uit dat het aantal woningen dat verwarmd wordt met mazout 43.1 % bedraagt, of 1 726 675 eenheden. Op een totaal van meer dan 4 miljoen woningen komen er zo'n 1 miljoen niet in aanmerking voor omschakeling wegens gebrek aan een mogelijke aardgasaansluiting, dit is bijna 60 % van de stookoliegebruikers (1).

Voor zover men met deze maatregel een keuze van de consument wil beïnvloeden, is deze maatregel duidelijk discriminerend en gezinsonvriendelijk. Voor honderdduizenden gezinnen is het eenvoudigweg niet mogelijk een keuze te maken voor aardgas, maar niettemin worden deze gezinnen lineair getroffen door de verhoging van de energiebijdrage. Het gaat bijgevolg om een niet redelijk verantwoorde ongelijke behandeling welke de toets met de grondwet niet zal doorstaan en zal vernietigd worden door het Arbitragehof.

Ook bij de verantwoording van de milieueffecten van de maatregel kunnen ernstige vragen worden gesteld.

Zo wordt geen enkele wetenschappelijke argumentatie aangeleverd die aantoont dat de totale milieubalans van aardgas beter is dan de milieubelasting door aardolie. Zo brengt de regering evenmin de emissie bij de productie en transport van aardgas in rekening ­ zij wijst enkel op de verbrandingsemissie. Nochtans wordt de reductie van emissie van broeikasgassen als verantwoording voor het zwaarder belasten van bepaalde brandstoffen aangegeven.

In het licht van deze milieudoelstelling valt het bovendien moeilijk te begrijpen waarom bijvoorbeeld steenkool ­ ook gebruikt in erg vervuilende steenkoolcentrales ­ niet bijkomend wordt belast.

Ten slotte lijkt ook de grootte van het verschil in de belasting van de verschillende brandstoffen onvoldoende om tot een gedragswijziging te leiden. De investeringskosten die gepaard gaan met de omschakeling op bijvoorbeeld aardgas zijn daartoe in verhouding te hoog.

Het is duidelijk dat deze maatregel voornamelijk als doelstelling heeft extra middelen in de Staatskas te brengen, en het milieu als schaamlapje wordt misbruikt.

Met dit amendement wordt het bestaande tarief voor gasolie hersteld, met de introductie van een bijzonder tarief voor de milieuvriendelijke gasolie extra.

Nr. 6 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 8

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Onder het voorwendsel van een variabilisering van de kosten wordt een stevige belastingsverhoging doorgevoerd.

De indieners kunnen zich vinden in het principe van de variabilisering van de autokosten, doch enkel voor zover hiertoe aan een aantal voorwaarden is voldaan.

Zo dienen in de eerste plaats reële alternatieven te worden geboden voor het autogebruik, dat duurder wordt gemaakt. Zolang deze alternatieven niet voorhanden zijn, is de accijnsverhoging een loutere belastingsverhoging zonder noemenswaardig effect op de mobiliteit.

Daarnaast is het noodzakelijk dat er bij het terugdringen van de vaste kosten ook een daadwerkelijke hefboom hiertoe voorhanden is en dat er een evenwicht gecreëerd wordt tussen het optrekken van de gebruikskosten en de reductie van de vaste kost van het wagenbezit.

De hefboom om de vaste kost substantieel te verminderen is op het federale niveau niet aanwezig, maar bevindt zich op het regionale (verkeersbelasting, belasting op de inverkeerstelling, autowegenvignet) en Europese (BTW) beleidsniveau.

Een eenvoudig rekensommetje leert dat de zogenaamde variabilisering een substantieel netto-effect op de begroting zal hebben. De opbrengsten van de accijnsverhoging (op basis van een constant brandstofverbruik op het niveau van 2002 tot 2008 : 5 666 miljoen euro, met in mindering te brengen de beloofde maatregel voor het professionele wegtransport : 1 773 miljoen euro) overtreffen ruimschoots de afschaffing van de vaste kost (ruim geschat op 700 miljoen euro). Het te verwachten voordeel voor de schatkist bedraagt bij benadering in de periode 2003-2008 zo'n 3,2 miljard euro.

De voorliggende maatregel is geen afdoende maatregel tot variabilisering van de autokost, en moet derhalve vervallen.

Nr. 7 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

(Subsidiair amendement op amendement nr. 6)

Art. 8

In dit artikel de woorden « vanaf 1 augustus 2003 » vervangen door de woorden « vanaf 10 augustus 2003 ».

Verantwoording

De indieners kunnen zich niet vinden in de belastingverhoging zoals deze hier wordt doorgevoerd.

Indien de regering niettemin vasthoudt aan deze belastingverhoging, moet de inwerkingtreding in elk geval aangepast worden aan de parlementaire werkzaamheden.

De inwerkingtreding vanaf 1 augustus van de procedure van artikel 10 voor de verhoging gedurende het jaar 2003, is onhaalbaar.

Nr. 8 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 9

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 6.

Nr. 9 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 10

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 6.

Nr. 10 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 11

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 6.

Nr. 11 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 11bis (nieuw)

Een nieuw artikel 11bis invoegen, luidende :

« Art. 11bis. ­ Artikel 16, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :

« h) voor de door de Koning aangeduide milieuvriendelijke brandstoffen uit hernieuwbare brandstoffen ».

Verantwoording

In onze buurlanden worden de productie en gebruik van biodiesel bevorderd door de winning van brandstoffen uit koolzaadolie. De vrijstelling beoogt deze milieuvriendelijke brandstoffen ook in België te promoten.

Nr. 12 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 15

In dit artikel, een 3º en 4º toevoegen, luidende :

« 3º in het vierde lid wordt het bedrag « 500 » vervangen door het bedrag « 1 000 »;

4º in het vijfde lid wordt het bedrag « 1 000 » vervangen door het bedrag « 1 500 ». »

Verantwoording

De eerste accijnsopbrengsten, waarin deze programmawet voorziet met het oog op het behalen van de Kyoto-milieunormen, kunnen worden aangewend om de belastingvermindering voor investeringen in rationeler energiegebruik verder te promoten.

De vervanging van oude stookolie-installaties zou op zich het rendement van dergelijke installaties met 30 % verhogen.

Deze maatregel streeft dezelfde doelstellingen na als de accijnsverhoging.

Nr. 13 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 19

Het voorgestelde artikel 31 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, aanvullen als volgt :

« met uitzondering van artikel 4 ».

Verantwoording

We wensen dat de verhoging van het bedrag van de voorschotten en het wegvallen van de begrenzing op basis van de nettobestaansmiddelen, twee belangrijke verworvenheden van de wet van 21 februari 2003, onmiddellijk ingang vinden. Gelet op het feit dat het uitstel van de inwerkingtreding van de wet van 21 februari 2003 wordt toegeschreven aan organisatorische redenen (met name de uitbouw van de Dienst voor alimentatievorderingen binnen de FOD Financiën) lijkt ons dit plausibel.

Nr. 14 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 19bis (nieuw)

In titel II « Fiscale en financiële bepalingen », hoofdstuk 10 « Wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën » een nieuw artikel 19bis invoegen, luidende :

« Art. 19bis. ­ In artikel 68bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, § 2, 3º, § 4 en § 5 schrappen. »

Verantwoording

We wensen dat in afwachting van de inwerkingtreding van de wet van 21 februari 2003 de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de taken beschreven in artikel 68bis tot en met 68quater blijven vervullen. Evenwel wensen wij dat de verhoging van het bedrag van de voorschotten en het wegvallen van de begrenzing op basis van de nettobestaansmiddelen, twee belangrijke verworvenheden van de wet van 21 februari 2003, reeds onmiddellijk ingang zouden vinden. Gelet op het feit dat het uitstel van de inwerkingtreding van de wet van 21 februari 2003 wordt toegeschreven aan organisatorische redenen (met name de uitbouw van de Dienst voor alimentatievorderingen binnen de FOD Financiën) lijkt ons dit plausibel.

Nr. 15 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 19ter (nieuw)

In titel II « Fiscale en financiële bepalingen », hoofdstuk 10 « Wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën », een nieuw artikel 19ter invoegen, luidende :

« Art. 19ter. ­ In artikel 68quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989, wordt het woord « negentig » vervangen door het woord « honderd ».

Verantwoording

Momenteel wordt aan de OCMW's slechts 90 % van de niet-terugvorderbare voorschotten terugbetaald. We wensen dit percentage te verhogen tot 100 %, gelet op de verhoging van het bedrag van de voorschotten en het wegvallen van de voorwaarden inzake nettobestaansmiddelen.

Nr. 16 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 20

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Als verantwoording voor deze verhoging van de taks op de materiële aflevering van effecten aan toonder, haalt de regering de strijd tegen de misbruiken van titels aan toonder aan.

Dit argument snijdt geen hout daar het voordeel van het hanteren van de techniek van bijvoorbeeld aandelen aan toonder ruimschoots het gecreëerde nadeel overtreft.

Deze maatregel is een loutere verhoging van de belasting, zonder enig fraudewerend effect.

Nr. 17 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 21

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Deze maatregel zal een pervers effect hebben aangezien beleggingsinstellingen en de bijhorende op de Belgische markt aangeboden beleggingsproducten, erg mobiel zijn en dus makkelijk een buitenlandse rechtsvorm kunnen aannemen.

Het kan niet de bedoeling zijn het einde in te luiden van de beleggingsinstellingen naar Belgisch recht.

Om hieraan te verhelpen zijn de mondelinge garanties niet voldoende, en moet dit artikel komen te vervallen.

Nr. 18 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 35

De tweede volzin van het voorgestelde artikel 1, derde lid, vervangen als volgt :

« Die retributies zullen wat betreft de inschrijving van de voertuigen, de uitreiking van een afschrift van het kentekenbewijs, het uitreiken van een duplicaat en de herinschrijving, en met uitzondering voor wat betreft de retributies betreffende het reserveren van een gepersonaliseerd opschrift, vanaf het jaar 2006 worden afgeschaft en mogen vanaf het jaar 2004 niet meer dan 31 euro bedragen. »

Verantwoording

De minister van Begroting en Overheidsbedrijven verklaarde tijdens de bespreking in de commissie dat het ­ in tegenstelling tot hetgeen hierover wordt gesteld in de memorie van toelichting ­ de bedoeling is eveneens de uitreiking van een afschrift van het kentekenbewijs, het uitreiken van een duplicaat en de herinschrijving vrij te stellen van retributie.

Dit moet duidelijk in de tekst worden opgenomen, zodat hieromtrent geen twijfel kan bestaan.

Nr. 19 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 38

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De verlenging van de bijzondere machten voor de Koning wordt op geen enkele wijze gemotiveerd.

Bijgevolg zijn de bijzondere omstandigheden die de bijzondere bevoegdheden kunnen verantwoorden niet voorhanden, en is de machtiging bijgevolg ongrondwettelijk.

De minister van Begroting en Overheidsbedrijven heeft trouwens aangegeven dat er geen nakende beursgang van het bedrijf moet verwacht worden aangezien een reeks voorwaarden hiertoe niet vervuld zijn, zodat de bijzondere machten overbodig zijn.

Nr. 20 VAN DE HEREN SCHOUPPE EN CALUWÉ

Art. 39

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De verlenging van de bijzondere machten voor de Koning wordt op geen enkele wijze gemotiveerd.

Bijgevolg zijn de bijzondere omstandigheden die de bijzondere bevoegdheden kunnen verantwoorden niet voorhanden en is de machtiging bijgevolg ongrondwettelijk.

Etienne SCHOUPPE.
Ludwig CALUWÉ.

Nr. 21 VAN MEVROUW THIJS

Art. 37

In het 1º, in het voorgestelde eerste lid, de tweede zin en de punten 1º tot 3º doen vervallen.

Verantwoording

De gemeenten blijven aansprakelijk voor de uitgifte van de identiteitskaarten.

Nr. 22 VAN MEVROUW THIJS

Art. 37

In het 1º, in het voorgestelde eerste lid, het woord « afgeven » vervangen door « overhandigen ».

Verantwoording

De uitgifte van identiteitskaarten is tot hiertoe een kerntaak van de gemeenten. Wij wensen dit ook zo te houden. Evenwel kan de kwaliteit van de dienstverlening wellicht worden verbeterd door in de mogelijkheid te voorzien om de materiële overhandiging te laten gebeuren door de postbeambten.

Erika THIJS.

Nr. 23 VAN DE DAMES THIJS EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 40

In het 1º van dit artikel, na de woorden « uitgezonderd de cel beleidsvoorbereiding », de woorden « behoudens het hoofd van de cel beleidsvoorbereiding » toevoegen.

Verantwoording

De indieners verkiezen de schrapping van artikel 40. Het is niet goed om de cellen beleidsvoorbereiding te onttrekken aan de toepassing van artikel 43ter van de wet op het gebruik van talen in bestuurszaken.

In ondergeschikte orde en voor zover de onttrekking toch zou plaatsvinden, dient hoe dan ook het hoofd van de cel binnen de tweede taalgroep te worden gehandhaafd.

Ook dient blijvend gegarandeerd te worden dat in elke cel beleidsvoorbereiding en in elke kern afzonderlijk de aanwezigheid van elke taalrol dient gegarandeerd.

Nr. 24 VAN DE DAMES THIJS EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 40

In dit artikel, een 1ºbis invoegen luidende :

« 1ºbis. dezelfde § 2 wordt aangevuld met :

« De leden van de cel beleidsvoorbereiding mogen niet allen tot dezelfde taalrol behoren.

De leden van de verschillende kernen binnen de cel beleidsvorming mogen niet allen tot dezelfde taalrol behoren. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 23.

Erika THIJS.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

(1) Bron : Informazout VZW.