2-1289/4 | 2-1289/4 |
10 MAART 2003
Art. 1
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 en 78 van de Grondwet. »
Verantwoording
Aangezien de wet tevens de organisatie van de hoven en rechtbanken regelt, dient artikel 1 in die zin te worden aangepast.
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. Deze wet is van toepassing op de beoefenaars van het dienstverlenend intellectueel beroep dat niet gereglementeerd is bij of krachtens een bijzondere wet. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de bekommernis om niet te raken aan de beroepsreglementering voor beoefenaars van dienstverlenende intellectuele beroepen gereglementeerd bij of krachtens een bijzondere wet andere dan de voorliggende wet.
Hiermee worden bedoeld de beroepsgroepen die op dit ogenblik reeds een reglementering kennen (zoals de beoefenaars van een dienstverlenend intellectueel beroep van notaris, bedrijfsrevisor, wisselagent, advocaat, gerechtsdeurwaarder, architect, accountant, belastingconsulent, bedrijfsjurist, boekhouder of boekhouder-fiscalist) of de beroepsgroepen waarvoor een reglementering wordt uitgevaardigd op basis van de kaderwet « Verhaegen » van 1 maart 1976 tot bescherming van de beroepstitel en de beroepsactiviteit van dienstverlenende intellectuele beroepen (zoals de vastgoedmakelaars) of op basis van enige andere bijzondere wettelijke of uitvoerende bepaling andere dan diegene bedoeld in voorliggende kaderwet.
De beroepen vernoemd in de huidige tekst en bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78, van 10 november 1967, betreffende de geneeskunst, de uitoefening van de daaraan verbonden beroepen en de geneeskundige commissies, zijn eveneens uitgesloten van het toepassingsgebied van deze wet.
De nieuw voorgestelde bepaling biedt een grotere soepelheid en is meer omvattend.
Art. 3
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A) Het 2º vervolledigen als volgt : « en die zetelen in de interfederale bureaus 13 tot 17. »;
B) Een nieuw 6º toevoegen, luidende : « 6º de beroepscommissie : de beroepscommissie opgericht bij deze wet, ingericht per beroep dat krachtens deze wet een titelbescherming heeft bekomen ».
Verantwoording
A) Bedoeld worden enkel de beroepsorganisaties die ook zetelen in de interfederale bureaus 13 tot 17.
B) Ingevolge de installatie van een beroepscommissie, wordt een nieuw 6º toegevoegd.
Art. 5
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A) Het tweede lid aanvullen als volgt :
« of en onder welke voorwaarden werknemers de beschermde beroepstitel kunnen voeren;
of en onder welke voorwaarden beoefenaars van een in het verzoekschrift bedoeld dienstverlenend intellectueel beroep, die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden tot het dragen van de beschermde titel zoals bedoeld in deze wet, kunnen toegelaten worden de beschermde beroepstitel te dragen. »;
B) Het artikel aanvullen met de volgende leden :
« De Koning kan bepalen of en onder welke voorwaarden werknemers de beschermde beroepstitel kunnen dragen.
De Koning kan bepalen of en onder welke voorwaarden beoefenaars van een in het verzoekschrift bedoeld dienstverlenend intellectueel beroep, die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden tot het dragen van de beschermde titel als bedoeld in deze wet, kunnen toegelaten worden de beschermde beroepstitel te dragen. »
Verantwoording
A) In de regel hebben de beoefenaars van dienstverlenende intellectuele beroepen het statuut van zelfstandige. Het is wenselijk de mogelijkheid te voorzien om de regeling open te stellen voor werknemers niet-zelfstandigen die het beroep uitoefenen waarvan de titel is beschermd. Belangrijk is dat zowel de mogelijkheid hiertoe als de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren reeds worden aangeduid in het verzoekschrift. Op die manier wordt het initiatief tot het toelaten van niet-zelfstandigen tot de titelbescherming gelaten aan de belanghebbende beroepsgroepen.
Anderzijds is het eveneens wenselijk dat een regeling kan worden voorzien voor die beoefenaars van het dienstverlenend intellectueel beroep waarvan de titel is beschermd en die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden tot het dragen van de beschermde titel die worden voorzien in deze wet.
Meer concreet kan het hier gaan om mensen die niet houder zijn van het vereiste diploma maar die omwille van b.v. een bijzondere beroepservaring toch kunnen toegelaten worden tot de titelbescherming.
B) Het is van belang dat de mogelijkheid voor de in A) genoemde categorieën van beoefenaars om van de titelbescherming te kunnen genieten en de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren, expliciet worden vastgesteld bij koninklijk besluit. Hierbij is het verzoekschrift uiteraard richtinggevend voor de Koning.
Deze bepaling wordt hier opgenomen wegens de samenhang met de bepalingen inzake het verzoekschrift.
Art. 6
Dit artikel aanvullen als volgt :
« Een vennootschap mag in haar naam, in de omschrijving van haar doel of in haar reclame een krachtens deze wet beschermde beroepstitel enkel gebruiken voor zover de personen die als zaakvoerder, als bestuurder of als werknemer van de vennootschap het beroep waarvan de titel krachtens deze wet is beschermd in naam en voor rekening van de vennootschap uitoefenen, zijn ingeschreven op de tabel bedoeld in het eerste lid.
Onderwijsinstellingen en beroepsgroeperingen mogen de beschermde beroepstitel niet dragen. »
Verantwoording
Het is aangewezen dat het beroep waarvan de titel op basis van deze wet is beschermd ook kan uitgeoefend worden in vennootschapsverband. Zo kunnen bijvoorbeeld jarenlange inspanningen op het gebied van de naambekendheid van een vennootschap, gevrijwaard worden. Bovendien is het gebruik van de vennootschapsvorm in de sector van de dienstverlenende intellectuele beroepen een groeiende praktijk.
Hiertoe wordt wel vereist dat de persoon die optreedt in naam en voor rekening van de vennootschap en die het betrokken beroep daadwerkelijk uitoefent, zich inschrijven in de wet. Op die manier krijgt de consument de nodige garanties dat de persoon die effectief de dienst levert zij het in naam en voor rekening van een vennootschap eveneens voldoet aan bepaalde minimale voordelen.
In het laatste lid wordt duidelijk aangegeven dat onderwijsinstellingen en beroepsgroeperingen de beschermde beroepstitel niet mogen dragen.
Art. 7
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 7. Niemand mag een titel voeren, noch aan die waaronder hij geregistreerd is een vermelding toevoegen, waardoor verwarring kan ontstaan met de beschermde beroepstitel. »
Verantwoording
De tweede zin vervalt aangezien er voor wordt gekozen vennootschappen onder bepaalde voorwaarden eveneens toe te laten de titel te gebruiken.
Art. 8
In het eerste lid van dit artikel tussen de woorden « een diploma » en de woorden « en de deontologische voorschriften » de woorden « als bedoeld in artikel 5, tweede lid, » invoegen.
Verantwoording
Het is evident dat het niet voldoende is een diploma te hebben, doch dat specifiek een diploma is vereist dat ook voor de titelbescherming wordt gevraagd.
Art. 8bis (nieuw)
Na artikel 8 een nieuw hoofdstuk invoegen, bestaande uit de artikelen 9 tot 12bis, en luidende : « Hoofdstuk IV. De commissies ».
Art. 9
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 9. De commissie is een onafhankelijk organisme met zetel te Brussel, belast met het opmaken en bijhouden van de tabel van de personen die gemachtigd zijn de beschermde beroepstitel te dragen.
De commissie is samengesteld uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige.
Elk van de kamers is samengesteld uit vijf leden en vijf plaatsvervangers die door de Koning worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
Elk van de kamers omvat :
een voorzitter, werkende magistraat of eremagistraat, of een op het tableau ingeschreven advocaat;
een assessor-ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor de KMO's;
drie assessoren voorgedragen door de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO uit de erkende beroepsorganisaties die in aanmerking komen voor het indienen van een verzoekschrift.
0p voorstel van de commissie, stelt de Koning het reglement van orde vast. De werkingskosten worden gedragen volgens de regels door de Koning bepaald.
Aan het lidmaatschap van de commissie is geen bezoldiging verbonden. Het bedrag van de taakvergoeding wordt door de Koning vastgesteld.
De commissie ziet toe op de toepassing van de deontologische voorschriften en doet uitspraak in tuchtzaken.
De commissie neemt kennis van klachten over mogelijke misbruiken.
De commissie heeft tot taak de bevoegde ministers te adviseren op verzoek van de minister of op eigen initiatief inzake alle materies betreffende de beschermde beroepstitel. »
Verantwoording
In het eerste lid wordt een toevoeging gedaan om duidelijk te maken dat de commissie belast is met het opmaken en bijhouden van de tabel.
Verder wordt nieuw voorzien in twee kamers (Nederlandstalig en Franstalig), waarbij de beide kamers zijn samengesteld uit 5 leden en 5 plaatsvervangers. Er wordt voorzien in een overwegende aanwezigheid van leden (3 op 5) voorgedragen door de Hoge Raad uit de erkende beroepsorganisaties die in aanmerking komen voor het indienen van een verzoekschrift als bedoeld in artikel 5.
De voorzitter is telkens een werkende of eremagistraat of een bij de balie ingeschreven advocaat.
Er wordt tevens voorzien in een assessor-ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor de KMO's.
Art. 11
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 11. De beslissingen van de commissie kunnen door de belanghebbenden voorgelegd worden aan de in dit artikel bedoelde beroepscommissie, binnen de maand te rekenen vanaf de betekening van de beslissing.
De beroepscommissie is een onafhankelijk organisme met zetel te Brussel met als opdracht uitspraak te doen over de beroepen ingesteld tegen de beslissingen of bij afwezigheid van beslissingen van de commissie.
De beroepscommissie is samengesteld uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige.
Elk van de kamers is samengesteld uit vijf leden en vijf plaatsvervangers die door de Koning worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
Elk van de kamers omvat :
een voorzitter, werkende magistraat of eremagistraat of een ten minste tien jaar op het tableau ingeschreven advocaat;
een assessor-ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor de KMO's en ten minste tot rang 13 behoort;
drie assessoren voorgedragen door de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO uit de erkende beroepsorganisaties die in aanmerking komen voor het indienen van een verzoekschrift.
De leden van de beroepscommissie kunnen niet zetelen in de commissie.
Op voorstel van de beroepscommissie, stelt de Koning het reglement van orde vast. De werkingskosten worden gedragen volgens de regels door de Koning bepaald.
Aan het lidmaatschap van de beroepscommissie is geen bezoldiging verbonden. Het bedrag van de taakvergoeding wordt door de Koning vastgesteld. »
Verantwoording
De bestaande bepaling van dit artikel wordt ingevoegd onder de bepalingen van artikel 5 inzake het verzoekschrift.
Er wordt een beroepscommissie voorzien belast met de beroepen tegen beslissingen van de commissies.
De samenstelling en werking van de beroepscommissie is gelijklopend met de samenstelling van de commissies, met dien verstande dat het uiteraard niet dezelfde personen kan betreffen.
Art. 11bis (nieuw)
Een nieuw artikel 11bis invoegen, luidende :
« Art. 11bis. De beslissingen van de beroepscommissie kunnen door de betrokkenen voor de Raad van State worden gebracht wegens schending van de wet of schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen.
In geval van cassatie van de beslissing van de uitspraak van de beroepscommissie wordt de zaak verwezen naar een anders samengestelde beroepscommissie, die zich op de door de raad beoordeelde rechtspunten richt naar de uitspraak van de raad.
De termijn voor het instellen van een beroep bij de Raad van State is één maand te rekenen vanaf de betekening van de beslissing. »
Verantwoording
Dit amendement stelt een mogelijkheid in van cassatieberoep bij de Raad van State, binnen de termijn van 1 maand na betekening van de beslissing van de beroepscommissie.
De commissies zijn administratieve rechtscolleges zoals bedoeld in artikel 14, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. De beslissing van de beroepscommissie is bijgevolg een uitspraak van een administratief rechtscollege gewezen in laatste aanleg, vatbaar voor cassatieberoep bij de Raad van State.
Hoofdstuk IV Inbreuken en strafbepalingen
Dit opschrift doen vervallen.
Art. 12
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 12. De commissie neemt kennis van klachten over mogelijke inbreuken.
De commissie gaat na of de klacht betrekking heeft op de bepalingen van de kaderwet of het reglementeringsbesluit, en maakt de klacht desgevallend over aan de bevoegde gerechtelijke instanties.
Het niet-naleven van de deontologische voorschriften is strafbaar met volgende tuchtstraffen:
a) waarschuwing;
b) berisping;
c) de schorsing voor een maximumtermijn van twee jaar;
d) de schrapping van de tabel.
De commissie stelt de nadere regels vast volgens welke gebeurlijk eerherstel kan worden verleend. »
Verantwoording
De mogelijke tuchtsancties worden aangevuld met de waarschuwing en de berisping. De geldboete wordt niet langer weerhouden.
Jan STEVERLYNCK. Olivier DE CLIPPELE. René THISSEN. |
Art. 12bis (nieuw)
Een nieuw artikel 12bis invoegen, luidende :
« Art. 12bis. De bevoegdheid van de kamers is bepaald door de plaats waar de aanvrager zijn beroep uitoefent of door de plaats waar zijn hoofdvestiging zich bevindt. Indien deze plaats gelegen is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, zal deze bevoegdheid afhangen van de taal die werd gebruikt in de aanvraag.
Indien deze plaats gelegen is in het Duitse taalgebied, heeft de aanvrager de keuze tussen de Nederlandstalige kamer of de Franstalige kamer. Hij kan zich tijdens de zitting laten bijstaan door een tolk naar keuze. »
Verantwoording
In dit artikel wordt uitdrukkelijk bepaald welke kamer van de commissie of de beroepscommissie bevoegdheid is voor welke aanvraag.
De plaats van beroepsuitoefening is de plaats van hoofdzakelijke beroepsuitoefening.
Jan STEVERLYNCK. |
Hoofdstuk V (nieuw)
Na artikel 12bis een nieuw hoofdstuk invoegen, met als opschrift : « Hoofdstuk V. Inbreuken en strafbepalingen », dat de artikelen 13 tot 16 omvat.
Art. 13
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 13. Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met geldboete van 100 tot 500 euro, hij die, na de periode van een jaar na de publicatie van het koninklijk besluit tot bescherming van de betrokken beroepstitel, zonder ingeschreven te zijn op de tabel, zich openbaar de beroepstitel van een gereglementeerd beroep toe-eigent, evenals hij die een titel voert of die aan de beroepstitel die hij voert een vermelding toevoegt, welke tot verwarring kan leiden met de beschermde beroepstitel. »
Verantwoording
Met dit amendement wordt de hoogte van de geldboetes gelijklopend gemaakt met de wetgeving die geldt voor de psychologen. Tevens wordt in een eerste fase de strafbaarheid niet voorzien, zodat de beoefenaars zich in de regel kunnen stellen met de wetgeving.
Art. 16
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 16. De personen die onder de toepassing van deze wet vallen zijn ertoe gehouden alle inlichtingen en alle bescheiden te verstrekken die nodig zijn om de toepassing ervan na te gaan. Elke persoon, die weigert de bij het vorige lid bedoelde inlichtingen en bescheiden te verstrekken wordt gestraft met geldboete van 25 tot 250 euro. »
Verantwoording
De verwijzing naar het verzet tegen de onderzoeksmaatregelen is niet wenselijk.
De gevangenisstraf wordt volgens de indieners beter niet weerhouden.
Art. 19
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 19. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2005. »
Verantwoording
De oorspronkelijk voorziene timing is mogelijks te strak, gelet op het feit dat de behandeling van voorliggend voorstel enige maanden op zich liet wachten.
De nieuwe bepaling biedt de nodige soepelheid voor de Koning, maar omvat niettemin een einddatum voor inwerkingtreding.
Jan STEVERLYNCK. René THISSEN. Olivier de CLIPPELE. |
Art. 8
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A) Het tweede lid vervangen als volgt :
« De betrokkene richt zijn aanvraag tot inschrijving in de Tabel aan de Commissie per aangetekend schrijven, vergezeld van een voor echt verklaard afschrift van zijn diploma als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en van een ondertekend exemplaar van de deontologische voorschriften. »
B) Het artikel aanvullen met het volgende lid :
« Ongeacht het statuut van de beroepsbeoefenaar hebben de deontologische voorschriften op zijn minst betrekking op :
informatieplicht ten aanzien van de consument omtrent het beroepsprofiel van de beschermde beroepstitel;
onverenigbaarheden met de beschermde beroepstitel teneinde de nodige onafhankelijkheid te waarborgen;
professionalisme en kwaliteit van de dienstverlening. »
Verantwoording
Het nieuwe laatste lid neemt de bepaling van het tweede lid van artikel 10 over. Artikel 10, eerste lid, is een herhaling van de tekst van artikel 8, en kan bijgevolg vervallen.
(Subamendement op amendement nr. 13)
Art. 9
In dit artikel tussen het zesde en het zevende lid een nieuw lid invoegen, luidende :
« De commissie beslist over de opname in de Tabel binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 8. »
Verantwoording
Het is aangewezen te verduidelijken dat de Commissie binnen twee maanden uitspraak dient te doen.
Art. 10
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit artikel is overbodig geworden gelet op het gewijzigde artikel 8.
(Subamendement op amendement nr. 14)
Art. 11
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :
A) Het eerste lid aanvullen als volgt :
« , of bij ontstentenis van een beslissing van de commissie, binnen de 3 maanden na het overmaken van de aanvraag als bedoeld in artikel 8. ».
B) Tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid invoegen, luidende :
« De beroepscommissie doet uitspraak binnen de twee maanden na voorlegging door de belanghebbende. Bij gebreke van een beslissing van de beroepscommissie binnen deze termijn wordt de beslissing geacht positief te zijn. »
Verantwoording
Zoals tijdens de bespreking is gebleken, dient een termijn te worden voorzien voor het geval de commissie geen uitspraak doet, alsook een termijn voor de uitspraak van de beroepscommissie.
Jan STEVERLYNCK. |