2-1404/2 | 2-1404/2 |
4 FEBRUARI 2003
Wetsontwerp betreffende de modernisering van
het beheer van de sociale zekerheid
Evocatieprocedure (1)
Deze wetsontwerpen, die ressorteren onder de optioneel bicamerale procedure, werden op 18 december 2002 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met respectievelijk 136 stemmen bij 1 onthouding (voor wat betreft het wetsontwerp nr. 2-1404) en 134 stemmen bij 1 onthouding (wetsontwerp nr. 2-1405). Ze werden op 19 december 2002 overgezonden aan de Senaat.
Beide ontwerpen werden op 9 januari 2003 geëvoceerd. Vandaar dat de commissie voor de Sociale Aangelegenheden ze in haar vergadering van 29 januari 2003 heeft besproken in aanwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Pensioenen.
De heer Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen, wijst erop dat het doel van het wetsontwerp nr. 2-1404 is om enkele koninklijke besluiten te bekrachtigen, genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modemisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, die toelaten de « elektronische sociale zekerheid » te realiseren. Immers werden, sedert 1 januari 2003, de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (Dimona) veralgemeend en de elektronische aangifte van sociale risico's mogelijk gemaakt. Later in 2003 volgt bovendien de elektronische en multifunctionele RSZ-aangifte.
Deze maatregelen leiden derhalve tot een sterke administratieve vereenvoudiging en moeten samen worden gelezen met het wetsontwerp betreffende de modemisering van het beheer van de sociale zekerheid (stuk Senaat, nr. 2-1405), dat de wettelijke bepalingen bevat voor de elektronische aangifte in de sociale zekerheid. De minister onderstreept het praktisch belang van deze, op het eerste gezicht louter technische operatie, die lang werd voorbereid door de betrokken administraties.
A. Vragen van de leden
De heer Steverlynck betuigt zijn steun voor beide ontwerpen, waarvan de voorbereiding reeds tijdens de vorige legislatuur werd aangevat. Hij wenst van de minister te vernemen of er in de praktijk problemen zijn gerezen bij de elektronische aangiftes die reeds werden gedaan sedert 1 januari 2003. Werden de kinderbijslagen eveneens opgenomen in de vooropgestelde planning voor de elektronische sociale zekerheidsaangiftes, bijvoorbeeld voor de mededeling van wijzigingen in de gezinssamenstelling ?
Spreker merkt op dat de regering heeft aangekondigd ook werk te maken van de vereenvoudiging van de sociale zekerheidswetgeving en van de wetsevaluatie. Wat is er gebeurd met de voorstellen van de stuurgroep binnen de Dienst Administratieve Vereenvoudiging, bijvoorbeeld in de reglementering van de brugpensioenen of in de gelijkschakeling van het begrip « loon » in de sociale en fiscale wetgeving ? Zijn er reeds resultaten geboekt op het vlak van de aangekondigde wetsevaluatie, die zou gebeuren in samenspraak met het Parlement en met het Coördinatiebureau van de Raad van State ? Quid met de zogenaamde « impactfiches », die bedoeld zijn om de gevolgen van de sociale en administratieve lasten te meten ? Hoe staat het tenslotte met het « Neen aan Kafka »-project ?
B. Antwoorden van de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
De heer Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen, antwoordt dat, hoewel het thans te vroeg is om reeds een evaluatie te kunnen maken van Dimona, de eerste indrukken positief zijn. Van de bedrijven die een beroep doen op een sociaal secretariaat, zijn er ongeveer 90 % (private sector) tot 94 % (publieke sector) die reeds in het systeem zijn gestapt. Hoewel dit goede cijfers zijn, blijft een sensibilisering zeker nodig.
Met betrekking tot de kinderbijslagen, merkt de minister op dat deze weliswaar opgenomen zijn in de elektronische kwartaalaangifte in de mate dat ze worden betaald uit werkgeversbijdragen. In deze aangifte zijn ze evenwel niet apart geïdentificeerd. Vermits de kinderbijslagen niet rechtstreeks te maken hebben met sociale risico's (afdanking, beroepsziekte, arbeidsongeval, ...), is de maatregel inzake de elektronische aangifte van deze sociale risico's hier niet van toepassing. Het is overigens ook niet de taak van de werkgever om wijzigingen te melden in de samenstelling van het gezin.
De minister signaleert voorts dat de sociale gesprekspartners het in de Nationale Arbeidsraad eens zijn geworden over een zekere vereenvoudiging van de reglementering inzake brugpensioenen. Het gaat echter niet om het voorstel van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging. Hij heeft aan de betrokken parastatale instellingen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor Pensioenen de opdracht gegeven om dit principieel akkoord verder uit te werken in de praktijk. Van de aangekondigde wetsevaluatie zijn daarentegen nog geen tastbare resultaten te melden.
De idee om voor elke overheidsmaatregel een « impactfiche » op te stellen, die de gevolgen op de administratieve last van de burger inschat, is afkomstig van de regeringscommissaris toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen. Een dergelijke fiche wordt ook stelselmatig opgesteld. In verband met het « Neen aan Kafka »-project, wijst de minister erop dat de maatregel volgens dewelke een gepensioneerde niet langer een pensioenaanvraag moet indienen maar automatisch wordt ingelicht over de aanvang en het bedrag van zijn pensioen, nu reeds wordt toegepast in de praktijk en vanaf 2004 voor àlle gepensioneerden zal gelden. Andere maatregelen werden eveneens genomen of zijn in voorbereiding.
De commissie besluit de regeringscommissaris, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen, schriftelijk om meer precieze informatie te verzoeken.
De commissie stemt met eenparigheid van de 12 aanwezige leden in met beide wetsontwerpen in hun geheel, zoals ze door de Kamer van volksvertegenwoordigers werden overgezonden.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Fatma PEHLIVAN. | Jacques D'HOOGHE. |
(1) Spoedprocedure (artikel 80 van de Grondwet). Beslissingen van de parlementaire overlegcommissie : nr. 2-82/44.