2-1135/2 | 2-1135/2 |
15 MEI 2001
Opschrift
Het opschrift van het wetsontwerp vervangen als volgt :
« Wetsontwerp houdende een regeling voor de bescherming van bedreigde getuigen en andere bepalingen. »
Verantwoording
Het opschrift beantwoordt niet meer aan de inhoud van het wetsontwerp. Het ontwerp regelt niet alleen de bescherming van bedreigde getuigen, maar ook andere aangelegenheden.
Art. 4
In het voorgestelde nieuwe lid de woorden « , laatste lid, » invoegen tussen de woorden « en 317 » en de woorden « en stelt »
Verantwoording
De artikelen 102 tot 111 hebben uitsluitend betrekking op de bescherming van de bedreigde getuigen.
Artikel 317 betreft het getuigenverhoor voor het hof van assisen. Het bepaalt dat de getuigen afzonderlijk worden gehoord, de vragen die de voorzitter hun bij de aanvang van het verhoor stelt, de eedformule, het mondelinge karakter van hun verklaring, de mogelijkheid voor de getuigen om tijdens hun verklaring notities te gebruiken en dat de bedreigde getuigen van wie de identiteit werd gewijzigd, hun verklaring steeds onder hun oude identiteit moeten afleggen.
Het lijkt weinig zinvol dat de minister van Justitie verslag uitbrengt over de toepassing van het volledige artikel 317. Wellicht is het de bedoeling dat hij alleen verslag uitbrengt over de toepassing van de bepaling inzake bedreigde getuigen.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 103, § 1, derde lid, tweede zin, de woorden « zijn in persoon aanwezig » vervangen door de woorden « wonen zelf de vergaderingen bij ».
Verantwoording
Tekstverbetering.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 103, § 3, tweede lid, het woord « verzekerd » vervangen door het woord « verzorgd ».
Verantwoording
Tekstverbetering om tot een coherente formulering te komen.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 3, eerste lid, het woord « ruggespraak » vervangen door het woord « overleg ».
Verantwoording
Tekstverbetering.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 3, tweede lid, de woorden « precieze opgave » vervangen door de woorden « een precieze beschrijving ».
Verantwoording
Tekstverbetering.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 4, tweede lid, in fine de woorden « samenleving waarnaar » vervangen door de woorden « omgeving waarin ».
Verantwoording
Tekstverbetering.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 106, § 2, derde lid, eerste zin, de woorden « gevolg op » vervangen door de woorden « uitwerking vanaf ».
Verantwoording
Tekstverbetering.
Art. 5
In ht voorgestelde artikel 105, § 7, eerste lid, tweede zin, de woorden « precieze opgave » vervangen door de woorden « een precieze beschrijving ».
Verantwoording
Tekstverbetering.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 105, § 1, tweede lid, 5º, laten aanvangen met de woorden « in voorkomend geval ».
Verantwoording
De vermelding in het verzoekschrift van de beschermingsmaatregelen die bij hoogdringendheid noodzakelijk zijn, is facultatief.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 1, vijfde lid, de laatste zin vervangen als volgt :
« Deze beschermingsmaatregelen kunnen door de commissie slechts met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit worden toegekend voor zover deze personen effectief gevaar lopen als gevolg van door de bedreigde getuige afgelegde of af te leggen verklaringen. »
Verantwoording
Luidens dit artikel kunnen beschermingsmaatregelen ook aan andere personen worden toegekend. De voorwaarden waaronder dit kan, zijn minder streng geformuleerd dan de voorwaarden voor de gezinsleden, de bedreigde getuige zelf. Het artikel vermeldt immers niet dat de beschermingsmaatregelen slechts kunnen worden toegekend met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het artikel vermeldt evenmin dat de maatregelen slechts kunnen worden toegekend voor zover de personen effectief gevaar lopen als gevolg van de door de bedreigde getuige afgelegde of af te leggen verklaring.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 108, § 2, de woorden « of de andere personen bedoeld in artikel 105, § 1, vijfde lid » invoegen tussen de woorden « of andere bloedverwanten » en de woorden « te verzekeren »
Verantwoording
Luidens artikel 108, § 2, kunnen de toegekende beschermingsmaatregelen worden gewijzigd als zij niet volstaan of als minder verstrekkende maatregelen volstaan voor de bescherming van de bedreigde getuige of de leden van zijn gezin of andere bloedverwanten. In dit artikel is de verwijzing naar de andere personen bedoeld in artikel 105, § 1, vijfde lid, vergeten.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 108 aanvullen met een nieuwe paragraaf, luidende :
« § 7. Wanneer de beslissing een wijziging van de identiteit betreft, wordt zij meegedeeld aan de minister van Justitie. »
Verantwoording
Artikel 108 regelt de procedure voor een wijziging van de toegekende beschermingsmaatregelen. Het artikel is in grote mate geïnspireerd op artikel 105, dat de procedure voor de eerste toekenning van beschermingsmaatregelen regelt.
Artikel 108 bevat echter geen regeling voor het geval waarin de Getuigenbeschermingscommissie een beslissing neemt met betrekking tot de wijziging van de identiteit. Toch kan de commissie ook in dit stadium beslissen een wijziging van de identiteit toe te staan. Moet die beslissing worden meegedeeld aan de minister van Justitie ? Artikel 108 hult zich terzake in stilzwijgen. Aangezien artikel 108 vele andere bepalingen van artikel 105 wél letterlijk overneemt (zie bijvoorbeeld artikel 108, §§ 2, 3, 5 en 7), kan men a contrario tot het besluit komen dat de beslissing inzake de wijziging van de identiteit in dit geval niet aan de minister van Justitie moet worden meegedeeld.
Art. 8
Het tweede lid van het voorgestelde artikel 5bis vervangen als volgt :
« Deze classificatie wordt van rechtswege opgeheven wanneer de bijzondere beschermingsmaatregelen worden ingetrokken door de Getuigenbeschermingscommissie bedoeld in artikel 103, § 1, van het Wetboek van strafvordering. »
Verantwoording
Aangezien in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligingsmachtigingen nergens sprake is van de Getuigenbeschermingscommissie, dient het artikel 5bis te worden geherformuleerd.
Art. 10
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 10. Artikel 1 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de wetten van 24 mei 1994 en 24 januari 1997, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
« § 3. Op verzoek van de Getuigenbeschermingsdienst bedoeld in artikel 103, § 2, van het Wetboek van strafvordering, worden personen aan wie de Getuigenbeschermingscommissie bedoeld in artikel 103, § 1, van datzelfde Wetboek bijzondere beschermingsmaatregelen heeft toegekend, ingeschreven op een referentieadres als bedoeld in § 2, eerste en tweede lid. »
Verantwoording
In de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten is nergens sprake van de Getuigenbeschermingscommissie of de Getuigenbeschermingsdienst.
Meryem KAÇAR. |
Art. 5
In het voorgestelde artikel 102, 1º, tussen de woorden « een persoon » en de woorden « die gevaar loopt » de woorden met inbegrip van een inverdenkinggestelde of vervolgde persoon » invoegen.
Verantwoording
Men moet ook aan inverdenking-gestelden de mogelijkheid bieden om onder bescherming te getuigen. Het zou immers paradoxaal zijn de bescherming aan een getuige te ontzeggen om reden dat hij in de zaak betrokken is, terwijl het nu juist deze getuigen zijn die het meest relevant kunnen zijn voor het onderzoek van een dossier. De strijd tegen de georganiseerde misdaad vergt in de meeste gevallen de medewerking van gewezen « insiders » die het functioneren van de organisatie goed kennen. Indien deze personen die uiteraard ook vaak zelf een aantal strafbare feiten hebben gepleegd niet zeker zijn dat zij van een fysische bescherming zullen genieten, zullen zij nooit overgaan tot enige verklaringen.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 102, 1º, aanvullen met het volgend lid :
« Het slachtoffer dat als getuige in de zaak optreedt kan tevens als beschermde getuige een getuigenis afleggen. »
Verantwoording
De Raad van State raadt aan om ook het slachtoffer als beschermde getuige in de definitie op te nemen teneinde elk misverstand te voorkomen. De positie van de burgerlijke partij als getuige is immers het voorwerp van een controverse in Belgisch recht. Het spreekt nochtans voor zich dat het slachtoffer van de zelfde bescherming moet kunnen genieten als alle andere getuigen. Dit beantwoordt bovendien aan de internationale verdragen terzake die de bijzondere bescherming van de getuigen aanbevelen.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 103 doen voorafgaan door een eerste zin, luidende :
« De Getuigenbeschermingscommissie oefent haar bevoegdheden uit als orgaan van het openbaar ministerie. »
Verantwoording
De noodzaak van rechtszekerheid gebiedt de wetgever de Getuigenbeschermingscommissie een precieze rechtspositie te geven. Aangezien de meeste maatregelen tot doel hebben in verschillende gradaties de bescherming van de bedreigde getuigen te verzekeren en de leden van het parket een belangrijke plaats in de commissie hebben gekregen, is het logisch de Getuigenbeschermingscommissie onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie te doen ressorteren.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 103, § 1, derde lid, de woorden « laten zich vervangen » vervangen door de woorden « kunnen worden vervangen ».
Verantwoording
Zoals de Raad van State terecht heeft opgemerkt, dreigt de term « vervangen » het tweede lid van § 1 uit te hollen. Het is juridisch correcter de term te vervangen door « kunnen worden vervangen ».
Art. 5
In het voorgestelde artikel 104, § 1, de woorden « De Getuigenbeschermingscommissie kan » vervangen door de woorden « Onverminderd de toepassing van de artikelen 75bis en 75ter, 155bis en 155ter, 317bis en 317ter betreffende het toekennen van een gedeeltelijke anonimiteit aan getuigen en de artikelen 86ter tot en met 86quinquies, 189bis en 315bis betreffende het toekennen van een volledige anonimiteit van getuigen, kan de Getuigenbeschermingscommissie, ».
Verantwoording
Dit amendement beoogt tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State. De Raad van State verklaart immers in zijn advies omtrent het ontwerp van wet ter bescherming van bedreigde getuigen : « Het onderhavige ontwerp van wet (betreffende de bescherming van bedreigde getuigen) beoogt een soortgelijk doel, zonder evenwel een verband te leggen met het andere ontwerp (betreffende de anonimiteit van getuigen) » en « De bepalingen van het onderhavige ontwerp zullen vooral van toepassing zijn wanneer de anonimiteit niet is toegekend aan de getuige, maar wanneer hem niettemin een zekere materiële bescherming moet worden geboden. Het zou ook kunnen dat die bescherming noodzakelijk is voor de getuige aan wie de anonimiteit is toegekend ».
De Raad van State adviseert daarom : « De memorie van toelichting van het voorliggende ontwerp (betreffende de bescherming van bedreigde getuigen) dient te worden aangevuld om het Parlement inzicht te verschaffen in de samenhang tussen de twee ontwerpen en in de verenigbaarheid van de verschillende maatregelen waarin ze voorzien. In voorkomend geval moet het dispositief eveneens worden aangevuld ».
In sommige gevallen, wanneer de vereisten van opportuniteit en subsidiariteit dit rechtvaardigen moet de combinatie tussen anonieme getuigen en getuigenbeschermingsmaatregelen mogelijk zijn. In de praktijk kan het immers gebeuren dat aan een getuige anonimiteit werd toegekend maar dat deze anonimiteit als maatregel op zich achteraf niet bleek te volstaan of heeft gefaald.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 104, § 2, de woorden « Bovendien kan de Getuigenbeschermingscommissie » vervangen door de woorden « Onverminderd de toepassing van de artikelen 75bis en 75ter, 155bis en 155ter, 317bis en 317ter betreffende het toekennen van een gedeeltelijke anonimiteit aan getuigen en de artikelen 86ter tot en met 86quinquies, 189bis en 315bis betreffende het toekennen van een volledige anonimiteit van getuigen, kan de Getuigenbeschermingscommissie ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van het amendement nr. 20, met dien verstande dat dit amendement de combinatie anonimiteit en bijzondere opsporingsmethodes invoert.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 1, tussen het woord « kan » en de woorden « bij een met redenen omkleed verzoekschrift » de woorden « tot de sluiting van de debatten » invoegen.
Verantwoording
Met dient te preciseren wanneer het verzoek om bescherming dient te worden gedaan. Het lijkt logisch dat de bescherming van een getuige die bijvoorbeeld later kan komen opdagen tot op het einde van de debatten kan worden verzekerd, ook al is het onderzoek al afgesloten. Zo zou een getuige van de verdediging ook het voorwerp kunnen zijn van bedreigingen en zal hij beschermd moeten worden.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 104, § 1, tweede lid, 15º, vervangen als volgt :
« 15º de overbrenging van de betrokken persoon naar een veilige oord gedurende maximum 45 dagen ».
Verantwoording
Zoals de Raad van State onderstreept, is het correcter de term « overbrenging » te hanteren in plaats van de term « reloceren ». De term « reloceren » bestaat niet in het Nederlands.
Art. 5
De laatste zin van het voorgestelde artikel 105, § 1, vervangen als volgt :
« Deze beschermingsmaatregelen kunnen door de commissie slechts met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit worden toegekend voor zover deze personen effectief gevaar lopen als gevolg van de door de bedreigde getuige afgelegde of af te leggen verklaringen. »
Verantwoording
Luidens het ontworpen artikel kunnen beschermingsmaatregelen ook aan andere personen worden toegekend. De voorwaarden waaronder dit kan, zijn minder streng geformuleerd dan de voorwaarden voor de gezinsleden en de bedreigde getuige zelf. Het artikel vermeldt immers niet dat de beschermingsmaatregelen slechts kunnen worden toegekend met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en, dat de maatregelen slechts kunnen worden toegekend voor zover de personen effectief gevaar lopen.
Derhalve stellen wij voor om de voorwaarden te harmoniseren.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 3 doen vervallen.
Verantwoording
Men heeft zeer terecht de schriftelijke mededeling van de definitieve beslissing weggelaten omdat men vreesde voor het vertrouwelijk karakter van een dergelijke kennisgeving.
Het is de vraag of het niet aangewezen is om ook de schriftelijke mededeling van de voorlopige beslissing te doen vervallen. Dezelfde gevaren kunnen hieraan immers verbonden zijn.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 107, § 1, aanvullen als volgt :
« onder voorbehoud van de naleving van het beroepsgeheim die voor bepaalde categorieën van personen geldt. De bedreigde getuige kan echter nooit gedwongen worden om verklaringen af te leggen waaruit zou blijken dat hij een strafbaar feit heeft begaan ».
Verantwoording
Het beroepsgeheim is van openbare orde. De bedreigde getuige moet derhalve aanspraak kunnen maken op dat zwijgrecht, ongeacht of hij door het openbaar ministerie wordt vervolgd, dan wel of hij voor de feitenrechter moet getuigen.
Ingeval de getuige door het openbaar ministerie wordt vervolgd, kunnen wij verwijzen naar artikel 14, § 3, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, alsook naar artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Niettemin breiden de rechtspraak en de rechtsleer dat zwijgrecht van de getuige uit tot de gevallen waarin die getuige wordt opgeroepen in rechte te getuigen.
Krachtens de vaste rechtspraak kan niemand immers worden gedwongen zichzelf te beschuldigen van strafrechtelijk strafbare feiten.
Voorts moet het beginsel van het beroepsgeheim worden gevrijwaard. Behalve in de wettelijk bepaalde uitzonderingsgevallen moet de Getuigenbeschermingscommissie zich onthouden van elke vorm van inmenging terzake.
Art. 5
In § 2 van het voorgestelde artikel 108, de woorden « en in de gevallen waarin zij kunnen worden ingetrokken » vervangen door de woorden « of andere personen bedoeld in artikel 105, § 1, laatste lid ».
Verantwoording
Luidens artikel 108, § 2, kunnen de toegekende maatregelen worden gewijzigd als zij niet volstaan of als minder verstrekkende maatregelen volstaan voor de bescherming van « de bedreigde getuige of de leden van zijn gezin of andere bloedverwanten ». Men heeft blijkbaar de andere personen die eveneens van deze bescherming kunnen genieten vergeten.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 108, § 3, het 1º doen vervallen.
Verantwoording
Een eenvoudige verdenking van een misdrijf kan nooit als juridische grondslag dienen voor het ontrekken van een recht. Een veroordeling is hiervoor vereist.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 108, § 4, het tweede lid doen vervallen.
Verantwoording
Deze uitzondering ontkracht het hele ontwerp. Het is immers paradoxaal de bescherming aan een getuige te ontzeggen om reden dat hij in de zaak betrokken is, terwijl het nu juist deze getuigen zijn die het meest relevant kunnen zijn voor het onderzoek van een dossier. De strijd tegen de georganiseerde misdaad vergt in de meeste gevallen de medewerking van gewezen « insiders » die het functioneren van de organisatie goed kennen. Indien deze personen die uiteraard ook vaak zelf een aantal strafbare feiten hebben gepleegd niet zeker zijn dat zij van een fysische bescherming zullen genieten, zullen zij nooit overgaan tot enige verklaringen.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 109, § 4, tussen de woorden « De Getuigenbeschermingscommissie beslist » en de woorden « met inachtneming » de woorden « nadat zij de getuige heeft gehoord » invoegen.
Verantwoording
Bij de intrekking of de wijziging van de beschermingsmaatregelen is het van belang dat de rechten van de verdediging van de getuige in acht worden genomen. Als de getuige wordt gehoord, kan hij zich uitspreken over de verkeerde uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het memorandum.
Art. 8
Het voorgestelde artikel 5bis vervangen als volgt :
« Art. 5bis. Deze classificatie wordt van rechtswege opgeheven wanneer de bijzondere beschermingsmaatregelen worden ingetrokken door de Getuigenbeschermingscommissie bedoeld in artikel 103, § 1, van het Wetboek van strafvordering. »
Verantwoording
Dit is een louter technisch amendement. De Getuigenbeschermingscommissie is geheel onbekend in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie van de veiligheidsmachtigingen. Derhalve dient men in deze wet te verwijzen naar onderhavige wet.
Art. 10
Het voorgestelde artikel 1, § 3, van de wet van 19 juli 1991 vervangen als volgt :
« § 3. Op verzoek van de Getuigenbeschermingsdienst bedoeld in artikel 103, § 2, van het Wetboek van strafvordering worden personen aan wie de Getuigensbeschermingscommissie bedoeld in artikel 103, § 1, van het Wetboek van strafvordering bijzondere beschermingsmaatregelen heeft toegekend, ingeschreven op een referentieadres als bedoeld in § 2, eerste en tweede lid. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als vorig amendement.
Hugo VANDENBERGHE. Jan STEVERLYNCK. Mia DE SCHAMPHELAERE. |
Art. 5
In het voorgestelde artikel 103, § 1, tweede lid, de woorden « De Getuigenbeschermingscommissie is samengesteld uit de federale procureur, die als voorzitter fungeert, » vervangen door de woorden « De Getuigenbeschermingscommissie is samengesteld uit een magistraat bij het hof van beroep, die als voorzitter fungeert, de federale procureur, »
Verantwoording
Om een evenwichtige samenstelling van de commissie te waarborgen, is het van belang dat de zittende magistratuur in de commissie is vertegenwoordigd. Het voorzitterschap van de Getuigenbeschermingscommissie opdragen aan een lid van de zittende magistratuur lijkt ons de beste manier om dit evenwicht te waarborgen. Het hele systeem onder het gezag plaatsen van de federale procureur zou hem een te grote macht verlenen met betrekking tot de verzoeken van de procureurs des Konings en van de onderzoeksrechters. Daar komt nog bij dat volgens artikel 105, § 1, derde lid, de federale procureur de verzoekschriften overzendt aan zichzelf. Dat houdt geen steek.
Art. 7
In de voorgestelde letter i) de woorden « § 2 » en « bijzondere » doen vervallen.
Verantwoording
De toepassing van de classificatie op de beschermingsmaatregelen mag niet beperkt blijven tot de in artikel 104, § 2, beoogde bijzondere beschermingsmaatregelen. Aldus kunnen de gewone in artikel 104, § 1, bedoelde beschermingsmaatregelen naar gelang van het geval eveneens voor classificatie in aanmerking komen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de in artikel 104, § 1, 1º, bedoelde beschermingsmaatregel namelijk het afschermen van de gegevens van de betrokken persoon bij de dienst bevolking en bij de burgerlijke stand.
Art. 8
Het voorgestelde artikel 5bis vervangen als volgt :
« Art. 5bis. In de context van de gewone of bijzondere bescherming van de personen bedoeld in artikel 3, i), wordt aan de informatie, documenten of gegevens over de in artikel 102 en artikel 105, § 1, in fine, van dezelfde wet bedoelde beschermde persoon een classificatieniveau toegekend door de Getuigenbeschermingscommissie ingesteld door de wet van ... betreffende een regeling voor de bescherming van bedreigde getuigen.
Deze classificatie wordt van rechtswege opgeheven wanneer de Getuigenbeschermingscommissie de betrokken gewone of bijzondere beschermingsmaatregelen intrekt. »
Verantwoording
Het classificatieniveau « GEHEIM » vormt de basis voor de bescherming. Die classificatie kan verantwoord zijn bij gewone beschermingsmaatregelen. Alle beslissingen van de Commissie zouden in een classificatieniveau moeten worden ondergebracht doch niet noodzakelijk in hetzelfde. Het classificatieniveau zou niet vermeld moeten worden in de wet. Het moet naar gelang van het geval worden toegekend.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 102 aanvullen met een 4º, luidende :
« 4º betrokken persoon : de bedreigde getuige, de gezinsleden en andere bloedverwanten van de bedreigde getuige bedoeld in het 1º tot het 3º, alsook de andere personen bedoeld in het vijfde lid, van § 1 van artikel 105 ».
Verantwoording
Teneinde te zorgen voor een eenvormige terminologie, stelt de Raad van State voor om in het ontworpen artikel 102 (nieuw) van het Wetboek van Strafvordering een definitie te geven van het begrip « betrokken persoon » (Advies van de Raad van State, stuk Kamer, nr. 50-1483/001, p. 43).
Uit de parlementaire voorbereiding valt af te leiden dat het begrip « betrokken persoon » dat het wetsontwerp meermaals hanteert, de bedreigde getuige zelf omvat, alsmede de gezinsleden en andere bloedverwanten bedoeld in artikel 102 en voor wie, net als voor de getuige, beschermingsmaatregelen worden getroffen. Het begrip « betrokken persoon » omvat terzelfder tijd echter ook de andere, niet in artikel 102 bedoelde personen, aan wie de Commissie, op vraag van de bedreigde getuige, beschermingsmaatregelen heeft toegekend (artikel 105, § 1, vijfde lid).
Art. 5
In het voorgestelde artikel 102, het 1º aanvullen als volgt : « De bedreigde getuige kan het slachtoffer zelf zijn ».
Verantwoording
Uit de voorbereiding die het voorontwerp van wet is voorafgegaan, blijkt dat de bedreigde getuige eveneens het slachtoffer zelf kan zijn.
Artikel 8 van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, stelt voor dat elke lidstaat een passend niveau van bescherming waarborgt voor het slachtoffer en diens familieleden, wat betreft zowel hun veiligheid als de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.
Krachtens artikel 17 van dat kaderbesluit doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met het oog op die bescherming in werking treden tegen uiterlijk 22 maart 2002. Artikel 18 bepaalt dat de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst moeten meedelen van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten (Advies van de Raad van State, stuk Kamer, nr. 50-1483/001, p. 42-43).
Om uiteenlopende interpretaties te voorkomen, behoort volgens de Raad van State in de definitie van het begrip « bedreigde getuige » het slachtoffer uitdrukkelijk te worden opgenomen.
Art. 5
In het tweede lid van § 1 van het voorgestelde artikel 103, de woorden « De Getuigenbeschermingscommissie is samengesteld uit ... » vervangen door de woorden « De Getuigenbeschermingscommissie is een orgaan dat ressorteert onder het openbaar ministerie. Het is samengesteld uit ... ».
Verantwoording
Het is belangrijk dat de wettekst het rechtskarakter van de Getuigenbeschermingscommissie vermeldt. Zoals de Raad van State benadrukt, is het belangrijk dat in een rechtsstaat bekend is wie uit politiek en burgerrechtelijk oogpunt de verantwoordelijkheid draagt voor de beslissingen van de commissie. Volgens de memorie van toelichting van het wetsontwerp, is de Getuigenbeschermingscommissie een administratieve overheid die ressorteert onder het ministerie van Justitie (stuk Kamer, nr. 50-1483/001, p. 11).
Gezien de belangrijke plaats die in de samenstelling van Commissie toekomt aan de leden van het parket, is de Raad van State echter van oordeel dat het zou moeten gaan om een dienst die onder het parket ressorteert (Advies van de Raad van State, stuk Kamer, nr. 50-1483/001, p. 42).
Art. 5
Het voorgestelde artikel 103 aanvullen met een § 4 (nieuw), luidende :
« § 4. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de leden van de Getuigenbeschermingscommissie alsook op de personen die betrokken zijn bij de coördinatie en de tenuitvoerlegging van de bescherming van de personen bedoeld in deze wet ».
Verantwoording
Het is belangrijk dat het beroepsgeheim geldt voor alle leden van de beschermingsorganen die optreden bij de tenuitvoerlegging van dit ontwerp.
Art. 5
Het 15º van het voorgestelde artikel 104, § 1, vervangen als volgt :
« 15º de overbrenging, voor zijn bescherming, van de betrokken persoon naar veiligere oorden gedurende maximaal 45 dagen ».
Verantwoording
Het woord « reloceren » behoort niet tot het Nederlandse taal eigen. Het woord « relocalisation » is geen correcte term in het Frans. Dit amendement neemt de formulering over die de Raad van State voorstelt (stuk Kamer, 50-1483/001, blz. 44). Zoals aangegeven tijdens de parlementaire voorbereiding, houdt deze maatregel in principe geen adreswijziging in. In tegenstelling tot de bijzondere beschermingsmaatregel bedoeld in artikel 104, § 2, die wel een wijziging van de woon- of verblijfplaats kan inhouden, gaat het hier om een kortetermijnmaatregel. De Raad van State stelt daarom voor deze verschillende situaties ook met verschillende woorden aan te duiden.
Art. 5
In het voorgestelde artikel 104, § 2, tweede lid, het 1º vervangen als volgt :
« 1º de wijziging van woon- of verblijfplaats van de betrokken persoon gedurende meer dan 45 dagen ».
Verantwoording
Zie amendement nr. 40 (Advies van de Raad van State, stuk Kamer, nr. 50-1483/001, blz. 45).
Art. 5
In de Franse tekst van het voorgestelde artikel 105, § 4, tweede lid, de woorden « la capacité » vervangen door de woorden « l'aptitude ».
Verantwoording
Het gaat erom de tekst te doen overeenstemmen met de term die het vorige lid van dezelfde bepaling gebruikt. De Raad van State kan het niet eens zijn om het Nederlandse woord « geschiktheid » te vertalen door « capacité ».
Volgens de parlementaire voorbereiding (stuk Kamer, nr. 50-1483/001, blz. 9), moet, in geval bijzondere bescherming geboden lijkt, bovendien de persoonlijke geschiktheid van de getuige daartoe worden onderzocht. Nadat vastgesteld is dat de wettelijke voorwaarden vervuld zijn, dient daarom een omstandig persoonlijkheidsonderzoek te worden uitgevoerd teneinde de betrouwbaarheid, bereidheid tot medewerking, stressbestendigheid en flexibiliteit van de getuige te evalueren. Via die evaluatie moet men kunnen beoordelen of de getuige op termijn zijn verklaring niet zal intrekken dan wel of hij uit het beschermingsprogramma zal stappen omdat hij het psychologisch niet aankan.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 105, § 4, aanvullen met een derde lid, luidende :
« Voor hij zijn advies overzendt, kan de directeur-generaal Gerechtelijke Politie van de federale politie vragen de betrokkenen te horen. »
Verantwoording
Voor hij zijn advies overzendt, moet de directeur-generaal Gerechtelijke Politie van de federale politie de kans krijgen om de personen te ontmoeten voor wie beschermingsmaatregelen worden gevraagd (advies van de Raad van State, stuk Kamer, nr. 50-1483/001, blz. 46).
Art. 5
Het voorgestelde artikel 105, § 6, vervangen als volgt :
« § 6. De Getuigenbeschermingscommissie kan alleen geldig beraadslagen en besluiten wanneer alle leden aanwezig zijn. De leden kunnen zich niettemin laten vervangen overeenkomstig artikel 103, § 1, derde lid.
De commissie beslist bij meerderheid van stemmen, eventueel nadat ze de betrokkene gehoord heeft. »
Verantwoording
Het is belangrijk het quorum te vermelden (advies van de Raad van State, stuk Kamer nr. 50-1483/001, blz. 46). De parlementaire voorbereiding zegt dat bij elke vergadering van de Getuigenbeschermingscommissie alle leden aanwezig moeten zijn. Nietteming kunnen de leden zich overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de Commissie laten vervangen.
Vóór ze beslist, kan de Commissie de personen voor wie beschermingsmaatregelen worden gevraagd, ook horen (advies van de Raad State, o.c., blz. 46).
Art. 5
In het voorgestelde artikel 107, eerste lid, de woorden « schriftelijk memorandum » vervangen door de woorden « memorandum. Het memorandum is een eenzijdige handeling. »
Verantwoording
De wet moet het precieze rechtskarakter van het memorandum verduidelijken.
Art. 5
Het voorgestelde artikel 107, eerste lid, aanvullen als volgt :
« De bedreigde getuige is echter niet verplicht te getuigen over feiten die hem blootstellen aan vervolging. Hij kan evenmin verplicht worden te getuigen over bepaalde feiten indien hij gebonden is door het beroepsgeheim krachtens artikel 458 van het Strafwetboek. »
Verantwoording
Gelet op de verplichting krachtens welke de getuige zich ertoe verbonden heeft oprechte en volledige verklaringen af te leggen, zou hij gedwongen kunnen worden toe te geven dat hij bepaalde strafbare feiten heeft gepleegd. Zulke verklaringen kunnen in rechte niet tegen hem worden aangevoerd als bewijsmateriaal, aangezien in strafzaken een bewijs slechts ontvankelijk is als het op regelmatige wijze is verkregen.
Voorts zou de weigering om te getuigen tot gevolg kunnen hebben dat de beschermingsmaatregelen die ten gunste van de getuige zijn getroffen, worden ingetrokken.
Het recht om te zwijgen wordt gewaarborgd door artikel 14, § 3, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en door artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het recht om te zwijgen speelt in de eerste plaats in het voordeel van wie vervolgd wordt, maar de rechtsleer en de rechtspraak zijn van oordeel dat recht ook kan worden aangevoerd door personen die in rechte moeten getuigen.
« Le droit du témoin de ne pas témoigner sur des faits qui l'exposent à des poursuites découle de l'interdiction plus générale de forcer quelqu'un à s'incriminer lui-même, qui fait partie de l'essence même d'un procès équitable » (zie Advies van de Raad van State, stuk Kamer, nr. 50-1483/001, blz. 48).
Vermeldenswaard is ook, dat indien de bedreigde getuige gebonden is door het beroepsgeheim hij krachtens artikel 458 van het Strafwetboek kan weigeren te getuigen zonder dat de beschermingsmaatregelen worden ingetrokken.
Art. 5
Het derde lid van het voorgestelde artikel 107 aanvullen als volgt :
« De algemene lastgeving valt onder de regels van het Burgerlijk Wetboek terzake. Daden van beschikking vereisen een bijzondere lastgeving. »
Verantwoording
Het dispositief moet een duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds, de daden van bestuur die een algemene lastgeving vereisen en anderzijds, de daden van beschikking die een bijzondere lastgeving vereisen. Tevens moet de wet het exacte rechtskarakter vermelden van de algemene lastgeving die wordt verleend aan de directeur-generaal Gerechtelijke Politie van de federale politie.
Art. 5
Paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 109 aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« Voor hij zijn advies overzendt, kan de directeur-generaal gerechtelijke politie van de federale politie vragen de betrokkenen te horen. »
Verantwoording
De mogelijkheid om de bedreigde getuige of de betrokkenen bij de beschermingsmaatregelen of bij de financiële hulp te horen, is in deze context bijzonder belangrijk, omdat het gaat om de wijziging of de intrekking van die maatregelen.
Art. 5
Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel 109 vervangen als volgt :
« § 3. De Getuigenbeschermingscommissie kan alleen geldig beraadslagen en besluiten wanneer alle leden aanwezig zijn. De leden kunnen zich niettemin laten vervangen overeenkomstig artikel 103, § 1, derde lid.
De commissie beslist bij meerderheid van stemmen, nadat ze de betrokkene gehoord heeft. »
Verantwoording
Het amendement bepaalt het quorum (de commissie moet in plenaire vergadering samenkomen). Aangezien het gaat om beslissingen over de intrekking of de wijziging van de beschermingsmaatregelen of van de financiële hulpmaatregelen die aan de bedreigde getuige werden toegekend, is het belangrijk dat de rechten van de verdediging van de getuige in acht worden genomen. De getuige kan op de zitting zijn mening geven over de foutieve uitvoering van de verplichtingen die uit het memorandum voortvloeien. De commissie moet de bedreigde getuige dus horen voor ze tot een beslissing komt. Het gaat om een verplichting.
Art. 5
In § 1 van het voorgestelde artikel 110, de woorden « leidt van rechtswege » vervangen door de woorden « kan leiden ».
Verantwoording
Elk automatisme bij de intrekking van de beschermingsmaatregelen die de verwanten van de getuige genieten, is uit den boze. Om ervoor te zorgen dat de rechten van de verdediging van de gezinsleden van de getuige en van diens naaste bloedverwanten niet in het gedrang komen is het belangrijk niet te raken aan de beoordelingsbevoegdheid van de Getuigenbeschermingscommissie inzake de wenselijkheid van de toekenning of de intrekking van de beschermingsmaatregelen.
(Subamendement op amendement nr. 35 van mevrouw Nyssens)
Art. 8
Het voorgestelde artikel 5bis vervangen als volgt :
« Art. 5bis. In de context van de gewone of bijzondere bescherming van personen bedoeld in artikel 3, i), wordt aan de informatie, documenten of gegevens over de in artikel 102 en artikel 105, § 1, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde beschermde persoon een classificatieniveau toegekend door de in artikel 103, § 1, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde Getuigenbeschermingscommissie.
Deze classificatie wordt van rechtswege opgeheven wanneer de betrokken gewone of bijzondere beschermingsmaatregelen door de in het vorige lid bedoelde Getuigenbeschermingscommissie worden ingetrokken. »
Verantwoording
Technische aanpassing.
Clotilde NYSSENS. |
Art. 5
In het voorgestelde artikel 105, § 1, vijfde lid, de laatste zin vervangen als volgt :
« Deze beschermingsmaatregelen kunnen door de Commissie slechts met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit worden toegekend voor zover deze personen effectief gevaar lopen als gevolg van door de bedreigde getuige afgelegde of af te leggen verklaringen. »
Verantwoording
Luidens dit artikel kunnen beschermingsmaatregelen ook aan andere personen worden toegekend. De voorwaarden waaronder dit kan, zijn minder streng geformuleerd dan de voorwaarden voor de gezinsleden, de bedreigde getuige zelf. Het artikel vermeldt immers niet dat de beschermingsmaatregelen slechts kunnen worden toegekend met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het artikel vermeldt evenmin dat de maatregelen slechts kunnen worden toegekend voor zover de personen effectief gevaar lopen als gevolg van de door de bedreigde getuige afgelegde of af te leggen verklaring.
Hugo VANDENBERGHE. |