2-834/1 | 2-834/1 |
10 JULI 2001
Tijdens de commissievergadering van 3 juli 2001 stelde mevrouw Willame-Boonen voor dat de commissie, krachtens artikel 22.3 van het Reglement, een initiatief zou nemen om een voorstel van resolutie in te dienen, dat ertoe strekt aan de verenigingen voor hulpverlening aan de slachtoffers van mensenhandel een structurele financiering toe te kennen.
Het probleem is bekend en werd herhaaldelijk aangekaart, zowel in de commissie als in de subcommissie Mensenhandel.
De regering was het hier steeds mee eens maar heeft blijk gegeven van een onverklaarbaar getalm. Deze resolutie zou een nodeloos aanslepende toestand uit de impasse kunnen halen.
Tijdens de vergadering van 10 juli 2001 heeft de commissie de regering gehoord alvorens tot de stemming over te gaan.
1. Uiteenzetting van mevrouw Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
Het is wenselijk de initiatieven van de regering kort te overlopen.
De eerste minister heeft in december 2000 een werkgroep « task force » over mensenhandel opgericht. De « task force » heeft een hoorzitting georganiseerd met de vertegenwoordigers van de drie betrokken centra, waaronder het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding. Alle partners van de « task force » waren het erover eens dat de centra op een structurele wijze gefinancierd dienden te worden.
De Ministerraad heeft daarenboven in mei 2001 een federale nota over een nationaal actieplan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen goedgekeurd. In dat plan staat dat de regering de toekomstige acties van de centra op structurele wijze zal financieren.
Ook de recente aanbevelingen van de subcommissie Mensenhandel moeten in herinnering worden gebracht.
Tenslotte heeft de minister zelf recent een begrotingsfiche ingediend, die voorzag in de financiering van de drie betrokken centra voor een bedrag van 24 000 000 frank, dit wil zeggen 8 000 000 frank per centrum.
Dit bedrag komt bovenop de 5 000 000 frank, die aan elk centrum wordt toegekend in het Impulsiefonds voor het migrantenbeleid, zodat elk centrum kan beschikken over een budget van 13 000 000 frank, waarvan 8 000 000 frank in de vorm van een structurele herfinanciering.
Op 3 juli 2001 vond overleg plaats tussen haarzelf en minister Vande Lanotte, tijdens hetwelk werd afgesproken de herfinanciering opnieuw te bekijken in september 2001 bij de opmaak van de begrotingen door de ministers.
2. Uiteenzetting van de heer Vande Lanotte, minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
De minister bevestigt de uiteenzetting van minister Onkelinx doch wenst er een bijkomende informatie aan toe te voegen : hij financiert jaarlijks de drie centra via een koninklijk besluit, ook via de in de plaatsstelling voor de kosten van de OCMW's. Die kosten worden bijgevolg rechtsteeks gefinancierd via de centra Payoke, Pag-Asa en Sürya. Er zijn thans afspraken gemaakt met de drie betrokken OCMW's van Brussel, Luik en Antwerpen dat zij in de toekomst zelf de financieringskosten zullen dragen voor de slachtoffers van de mensenhandel. De financiering via koninklijk besluit zou bijgevolg niet meer noodzakelijk zijn. De minister zal in zijn hoedanigheid van minister voor de Maatschappelijke Integratie pogen bij de finale begrotingsopmaak, om een andere bijkomende vorm van subsidiëring te voorzien voor de centra.
Een lid herinnert eraan dat de ministers het in het verleden gehad hebben over het bestaan van de « task force » en over de nota ter bestrijding van geweld tegen vrouwen.
Ze had daarentegen geen weet van de informatie die zopas door de ministers is meegedeeld, maar ze stelt met genoegen vast dat aan de centra een structurele financiering zal worden toegekend.
Dit belet evenwel geenszins dat de voorgestelde resolutie in de Senaat wordt goedgekeurd. Men weet immers nooit welke wending de bespreking van een begroting kan nemen. De resolutie boet niet aan belang in, maar vormt daarentegen een bijkomende troef gelet op lange besprekingen en hoorzittingen in de commissie.
Een ander lid gaat akkoord met het hierboven uiteengezette standpunt en meent dat de resolutie, ter ondersteuning van het goede nieuws aangekondigd door de ministers, kan worden gestemd in de plenaire vergadering van de Senaat.
Het voorstel van resolutie wordt eenparig door de 8 aanwezige leden aangenomen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitster, |
Jeannine LEDUC. | Anne-Marie LIZIN. |