2-715/1

2-715/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

30 MAART 2001


Voorstel van resolutie over een ethische veertienpuntenagenda ter attentie van de president van de Verenigde Staten

(Ingediend door de heer Georges Dallemagne c.s.)


TOELICHTING


Na afloop van de Eerste Wereldoorlog heeft wijlen president Thomas Woodrow Wilson de diplomatie en de internationale Europese politiek een nieuwe grondslag willen geven door zijn beroemde « veertien punten » voor te stellen. Zijn idealisme en zijn strijd voor doorzichtigheid, voor samenwerking tussen landen en voor het recht hebben geleid tot de oprichting van de Volkenbond. Paradoxaal genoeg hebben de Verenigde Staten, die aan de basis van dat project lagen, niet tot die organisatie willen toetreden.

Met dit voorstel van resolutie willen wij de Amerikaanse autoriteiten ertoe aanzetten opnieuw aan te knopen met hun historische strijd voor de bevordering van de waarden in de internationale politiek door concrete en duidelijke signalen te geven en vooral door hun internationale verbintenissen na te komen. Met de keuze van veertien makkelijk te realiseren voorstellen wordt symbolisch doch uitdrukkelijk verwezen naar de « veertien punten » van wijlen Thomas Woodrow Wilson, die president van de Verenigde Staten is geweest en in 1919 de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen.

De Verenigde Staten zijn een supermacht

Sinds Oost en West niet meer als vijanden tegenover elkaar staan, zijn de Verenigde Staten de grootste macht ter wereld geworden. Een mogendheid met zo een grote, zo een alomvattende macht dat de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Hubert Védrine, niet aarzelt om van een « hyperpuissance » te gewagen (1). De Verenigde Staten doen zich voor als een morele macht waarvan het internationale optreden neerkomt op het bevorderen van een aantal waarden (2). De Verenigde Staten hebben voorts een beslissende rol gespeeld bij het invoeren van het multilateralisme en het internationaal recht als pijler van de internationale orde en bij het bevorderen van de vrijheden, de democratie, de rechtsstaat en de vrije markt. « Depuis le jour où elle est entrée dans l'arène politique mondiale en 1917, l'Amérique a exercé une influence si prépondérante et a été si convaincue du bien-fondé de ses idéaux que les grands accords internationaux du siècle ont incarné ses valeurs ­ de la Société des nations et du Pacte Briand-Kellogg à la Charte des Nations unies et à l'Acte final d'Helsinki (3) ».

In een recent artikel van « Le Monde diplomatique » heeft Ignacio Ramonet het profiel geschetst van de hegemonie van de Amerikaanse macht (4) als een bewuste of onbewuste macht. De Verenigde Staten bevinden zich op politiek, geopolitiek en militair niveau in een situatie van ongeëvenaarde hegemonie. Dat land beschikt voorts over indrukwekkende inlichtingendiensten ­ Central Intelligence Agency (CIA), National Security Agency (NSA), ... ­ die de diplomatieke, militaire, economische, industriële, technologische en wetenschappelijke geheimen trachten te achterhalen van zowel zijn vijanden als zijn vrienden. Bovendien is het gewicht van Washington doorslaggevend in multilaterale organisaties die de internationale samenleving reguleren : de VN, de G7, het IMF, de Wereldbank, de OESO, de NAVO, de WHO, ... Als belangrijkste computergrootmacht beheersen de Verenigde Staten tevens de technologische vooruitgang en oefenen zij een dergelijke hegemonie uit op cultureel en ideologisch gebied dat ze de knapste geleerden van de planeet aantrekken.

Een mondiale verantwoordelijkheid

Als enige supermacht heersen de Verenigde Staten weliswaar onbetwist in een wereld waar de meeste landen steeds meer op elkaar betrokken raken, maar die macht brengt voor dat land en zijn leiders een grotere verantwoordelijkheid op wereldvlak met zich. Wegens hun macht én wegens hun gewicht in de Veiligheidsraad en in de andere internationale organisaties moeten de Verenigde Staten, of ze dat willen of niet, een mondiale verantwoordelijkheid op zich nemen die verder reikt dan hun eigen nationaal belang. De houding van de Verenigde Staten op het internationale toneel beïnvloedt en bepaalt immers de houding van de overige betrokken landen. Om die reden is het dringend noodzakelijk de nieuwe Amerikaanse autoriteiten te verzoeken om een aantal internationale verdragen te ondertekenen die evenveel bakens zijn in de vreedzame regulering van de internationale maatschappij en om een constructieve rol te spelen in de internationale organisaties en vooral in de Organisatie van de Verenigde Naties.

In die geest zouden aan de president van de Verenigde Staten en aan de nieuwe Amerikaanse regering bij voorrang veertien punten van een ethische agenda kunnen worden voorgesteld. De voorgestelde lijst is niet exhaustief maar biedt een reeks prioriteiten.

Het Verdrag inzake de rechten van het kind

Het Verdrag inzake de rechten van het kind (1989) is het verdrag ter bescherming van de rechten van de mens dat door het grootste aantal landen is ondertekend. Van alle leden van de Verenigde Naties hebben alleen de Verenigde Staten en Somalië het nog niet geratificeerd. Het verdrag is de eerste internationale regeling die specifiek over kinderrechten gaat en waarin minimale niveaus voor de bescherming van hun rechten worden opgelegd. Dat verdrag is ook het enige waarin tegelijk de burgerrechten, de politieke rechten, maar ook economische, sociale en culturele rechten worden gegarandeerd. Het is zonder twijfel een instrument dat de levensomstandigheden van de kinderen in de wereld verbetert. De landen die dat verdrag geratificeerd hebben, hebben hun nationale wetgeving daaraan aangepast en aanvullende bepalingen aangenomen om de rechten van het kind nog uit te breiden (5).

De houding van de Verenigde Staten ten aanzien van de problemen van kindsoldaten wekt bezorgdheid. Amnesty International-USA brengt een negatief oordeel uit over het Amerikaanse beleid terzake :

« Most disturbing, however, is the role of the United States as a major supplier of military aid and training to conflicts where child soldiers are being used, and its vigorous opposition to international efforts to prohibit the use of child soldiers by raising the minimum age of recruitment and participation in armed conflict to eighteen. Instead of exerting strong leadership towards ending the reprehensible use of child soldiers, the United States is both fueling conflicts where they are being used, and actively obstructing efforts to ban the practice (6). »

Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en de overige verdragen tot bescherming van de rechten van de mens

Het Comité van de rechten van de mens van de Verenigde Naties heeft op 25 maart 2001 stilgestaan bij de 25ste verjaardag van de inwerkingtreding van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat door 148 landen is ondertekend (7). De Verenigde Staten hebben verscheidene voorbehouden gemaakt bij dat verdrag. Bovendien hebben de Verenigde Staten een reeks andere internationale verdragen tot bescherming van de rechten van de mens nog steeds niet ondertekend of geratificeerd (aanvullende protocollen bij het Verdrag, Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, Status van vluchtelingen (1951), Verdrag betreffende de afschaffing van alle vormen van discriminatie van de vrouw, ...)

Het Internationaal Strafgerechtshof

Op 31 december 2000, tijdens de laatste dagen van zijn presidentschap, heeft president Clinton het statuut van het Internationaal Strafgerechtshof ondertekend. Dat verdrag is weliswaar door 136 landen ondertekend, maar nog geen 30 landen hebben het al geratificeerd. Het Internationaal Strafgerechtshof, dat operationeel wordt zodra zestig landen het verdrag hebben geratificeerd, zal misdaden van volkenmoord, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden moeten berechten. Oud-president Clinton heeft president Bush nochtans aangeraden het verdrag niet aan de Senaat voor te leggen zolang bepaalde fundamentele bezorgdheden niet zijn weggenomen, onder meer betreffende de rechtsmacht over de ondertekenende staatshoofden en de beperking van de vervolgingen van politieke aard die tegen Amerikaanse ambtenaren zouden worden ingesteld (8). De Verenigde Staten willen de werking van het Internationaal Strafgerechtshof eerst evalueren voor ze het verdrag ratificeren. Een ratificatie door de Verenigde Staten zou nochtans een doorslaggevend signaal zijn ten gunste van een echte internationale rechtspraak in strafzaken die er zeker toe zou leiden dat ook andere landen het verdrag zouden ratificeren.

De afschaffing van de doodstraf

In 1999 heeft 85 % van de bekende executies plaatsgehad in China, Iran, Saudi-Arabië, de Democratische Republiek Congo en de Verenigde Staten. In 2000 zijn in de Verenigde Staten 85 gevangenen geëxecuteerd, waardoor het totaal aantal executies sedert de herinvoering van de doodstraf in 1977 op 683 komt. Op 1 januari 2000 moest voor 3 700 gevangenen het doodvonnis nog worden uitgevoerd. 38 van de 50 Amerikaanse staten hebben een wetgeving die nog in de doodstraf voorziet. De doodstraf komt voorts nog voor in de federale burgerlijke en militaire wetgeving. Sedert 1973 zijn meer dan 90 ter dood veroordeelden alsnog vrijgelaten nadat zij door aanwijzingen van hun onschuld vrijgesproken waren van de misdaden waarvoor zij tot de doodstraf veroordeeld waren.

Sedert 1990 kunnen slechts zes landen wettelijk overgaan tot het executeren van personen die jonger waren dan 18 toen zij de misdaad pleegden : Iran, Jemen, Nigeria, Pakistan, Saudi-Arabië en de Verenigde Staten. De Verenigde Staten zijn het land waarin het grootste aantal veroordeelde kinderen is terechtgesteld (13 sedert 1990) (9). Krachtens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en krachtens het Verdrag inzake de rechten van het kind is het verboden personen die op het ogenblik van de feiten jonger waren dan 18 ter dood te veroordelen en te executeren.

De fundamentele overeenkomsten van de IAO

Uit de statistieken van de IAO, vastgesteld in maart 2001, blijkt dat 1 061 ratificaties van de fundamentele overeenkomsten van de IAO hadden plaatsgehad. De Verenigde Staten zijn een van de zeven landen (Armenië, China, Equitoriaal Guinea, Kazachstan, Myanmar, Singapore en de Verenigde Staten) die slechts twee van de zeven fundamentele overeenkomsten van de IAO hebben geratificeerd (op 19 januari 2001) (10), namelijk overeenkomst nr. 105 betreffende de dwangarbeid en overeenkomst nr. 182 betreffende de meest onaanvaardbare vormen van kinderarbeid.

De Verenigde Staten moeten evenwel nog de vijf andere fundamentele overeenkomsten van de IAO ratificeren, over de dwangarbeid (nr. 29), over de vakbondsvrijheid (nrs. 87 en 98), over discriminatie (nrs. 100 en 111) en over kinderarbeid (nr. 138). Slechts vijf landen hebben minder fundamentele overeenkomsten van de IAO geratificeerd dan de Verenigde Staten, namelijk Gambia (0), Kiribati (0), de Salomoneilanden (1), de Democratische Volksrepubliek Lao (1) en Oman (1).

Economische sancties en embargo's

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties erkent in zijn milleniumverslag « Nous les Peuples » (11) dat het beleid van economische sancties in het licht van de recente ervaringen ernstig moet worden onderzocht. Het beleid van wereldwijde sancties lijkt immers geen betere toepassing mogelijk te maken van de resoluties van de Veiligheidsraad terwijl die sancties in de meeste gevallen catastrofale gevolgen hebben voor de bevolking van het land dat men met die sancties wil treffen. Professor Marc Bossuyt heeft in een verslag dat hij heeft voorgesteld in de Subcommissie voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens van de Verenigde Naties (12) gesteld dat de sancties vaak leiden tot schendingen van de fundamentele rechten van de bevolkingsgroepen die verblijven in landen waarop sancties van toepassing zijn. Irak, Burundi en Cuba zijn daar drie sprekende voorbeelden van. In de Veiligheidsraad zijn de Verenigde Staten de ferventste verdediger van het behoud van de economische sancties tegen Irak. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk voeren geregeld luchtaanvallen uit op Iraaks grondgebied ook al bestaan daarvoor geen uitdrukkelijke resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Naast de embargo's waartoe besloten is op grond van bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties zijn er embargo's die eenzijdig door een land worden opgelegd. Het Amerikaanse beleid ten aanzien van Cuba is daarvan het oudste voorbeeld. Bovendien worden door de extra-territoriale wetten Elms-Burton en D'Amato, die eenzijdig door de Verenigde Staten zijn uitgevaardigd, sancties opgelegd aan niet-Amerikaanse bedrijven die economische betrekkingen zouden onderhouden met landen waartegen de Verenigde Staten een embargo hebben afgekondigd.

Het protocol van Kyoto

President Bush is op 13 maart 2001 teruggekomen op zijn verkiezingsbelofte om aan de elektriciteitscentrales dwingende normen op te leggen voor de vermindering van de uitstoot van koolstofdioxide (CO2). Een vermindering van de CO2-uitstoot zou in de ogen van de Amerikaanse regering leiden tot een verschuiving van de elektriciteitsproductie van kolengestookte centrales naar aardgascentrales. Ten gevolge daarvan zou de prijs van elektriciteit oplopen in vergelijking met scenario's waarin alleen de uitstoot van zwaveldioxide en van stikstofoxiden zou worden verlaagd. Hoewel President Bush gesteld heeft zich ernstig zorgen te maken over het vraagstuk van de klimaatverandering, heeft hij benadrukt dat hij gekant is tegen het protocol van Kyoto ­ het Verdrag van de Verenigde Naties waarbij de industrielanden opgeroepen worden tot een drastische vermindering van hun CO2-uitstoot ­ wat « 80 % van de planeet, met inbegrip van India en China, van verantwoordelijkheid ontslaat en tegelijk de Amerikaanse economie schade berokkent » (13). De Verenigde Staten zijn een van de landen met de grootste CO2-uitstoot ter wereld. De Europese Unie heeft constant benadrukt dat een efficiënt internationaal optreden vereist is om de klimaatverandering tegen te houden en dat het protocol van Kyoto de basis is waarop die internationale inspanning tot stand kan worden gebracht. De klimaatverandering vormt een levensgrote bedreiging voor het welzijn van de wereldbevolking en voor de economische vooruitgang. Het protocol van Kyoto is ondertekend door de wereldmogendheden. De Europeanen zijn van oordeel dat men moet voortbouwen op wat reeds gerealiseerd is, zoals onlangs bevestigd is tijdens de vergadering van de ministers van Leefmilieu van de G8 in Trieste (14) en zoals zij opnieuw bevestigd hebben ter gelegenheid van de top van Stockholm (24 maart 2001). President Bush heeft op 29 maart 2001 zijn beslissing bekendgemaakt om af te zien van het verdrag van Kyoto.

Het Verdrag waarbij antipersoonsmijnen worden verboden

De Verenigde Staten hebben het Verdrag waarbij antipersoonsmijnen worden verboden niet ondertekend, maar ze hebben zich ertoe verbonden het in 2006 te ondertekenen mits er alternatieven voor antipersoonsmijnen bestaan. Op 15 mei 1998 had Samuel Berger, toen Nationaal Veiligheidsadviseur, zich er toe verbonden om vanaf 2003 geen antipersoonsmijnen meer te gebruiken in Korea (15). De Verenigde Staten hebben daarentegen noch een verbod uitgevaardigd, noch een moratorium afgekondigd op de productie van antipersoonsmijnen.

Het Verdrag waarbij kernproeven worden verboden

De Amerikaanse Senaat (met een republikeinse meerderheid) heeft in oktober 1999 geweigerd het Verdrag inzake een alomvattend verbod op kernproeven (CTBT ­ Comprehensive Test Ban Treaty) te ratificeren. Nooit voordien had een parlement geweigerd een verdrag ter beperking van de wapenwedloop te ratificeren. Voor die weigering kan niet worden verwezen naar de geopolitieke context, aangezien die zeer gunstig blijft voor de Verenigde Staten. Het is een uiterst negatief signaal aan het adres van landen zoals India en Pakistan, die besloten hebben het militair nucleair avontuur voort te zetten door kernproeven uit te voeren. Dat de Verenigde Staten het verdrag niet hebben geratificeerd, kan door andere kernmogendheden worden aangegrepen als argument om zich niets gelegen te laten aan een verdrag dat hen niet past. Hierbij rijst evenwel de vraag of de grote landen hun op samenwerking gestoeld veiligheidsbeleid willen voortzetten of opnieuw willen komen tot een beleid van evenwicht van krachten, met de Verenigde Staten als centrale speler (16) ? Door de Amerikaanse houding komt zonder enige twijfel de hele non-proliferatieregeling en het proces van nucleaire ontwapening op losse schroeven te staan.

Het ruimteschild (National Missile Defense Initiative)

De installatie van een ruimteschild tot bescherming van de Verenigde Staten tegen eventuele raketaanvallen vertegenwoordigt een gevaar en een bedreiging voor de veiligheid en de stabiliteit in de wereld. Daardoor zou het begrip wederzijdse afschrikking immers worden uitgehold. De Verenigde Staten, die beschermd zouden zijn tegen elke aanval van buitenaf, zouden hun opponenten een gevoel van angst inboezemen en die landen zouden geneigd kunnen zijn kernwapens te gebruiken, hoe irrationeel dat ook klinkt. Dit project vertegenwoordigt bovendien een specifiek risico voor de westerse bondgenoten als een loskoppeling van de inspanningen voor de veiligheid de transatlantische banden zou verzwakken. Het project van een ruimteschild is in strijd met het ABM-verdrag (Anti-Ballistic Missiles Treaty ­ 26 mei 1972).

De financiering van internationale organisaties die zich bezighouden met geboortebeperking

President Bush heeft te kennen gegeven dat hij opnieuw wil aanknopen met het beleid van de presidenten Reagan en Bush om de Verenigde Staten niet meer financieel te laten bijdragen tot internationale organisaties die zich inlaten met de controle van de bevolkingsaangroei en die inlichtingen verstrekken omtrent abortus. De ongebreidelde aangroei van de bevolking vormt in bepaalde landen een echte rem voor de ontwikkeling. De beslissing van de president zou voor talrijke internationale ontwikkelingsorganisaties kwalijke gevolgen kunnen hebben. Er dient te worden erkend dat de informatie die internationale organisaties verstrekken over de controle van de bevolkingsaangroei garant staat voor de verbetering van de gezondheidstoestand van de betrokken bevolkingsgroepen. Wanneer men die bevolkingsgroepen deze informatie ontzegt, bevordert men clandestiene abortussen die in uiterst slechte hygiënische omstandigheden worden uitgevoerd of dreigt men aanleiding te geven tot andere excessen, zoals het doden of verkopen van pasgeborenen.

De financiering van de Verenigde Naties

De werking van de Verenigde Naties ondervindt hinder van een financiële crisis die blijft aanhouden doordat de Verenigde Staten hun achterstallige verplichte bijdrage niet betalen.

Volgens het Handvest van de Verenigde Naties steunt de werking van de organisatie op de bijdragen van de lidstaten. De bijdrage van elk land wordt berekend in het licht van zijn aandeel in de wereldeconomie en zijn betalingsmogelijkheden. De goede werking van de Verenigde Naties hangt af van de mate waarin de landen hun verplichtingen nakomen, van de mate waarin zij hun bijdrage volledig, regelmatig, stipt en onvoorwaardelijk betalen. De organisatie mag geen leningen aangaan.

Op 30 september 2000 waren de lidstaten de organisatie in totaal nog 3 miljard dollar verschuldigd : 2,5 miljard in het kader van operaties van vredeshandhaving, 533 miljoen voor de gewone begroting en 54 miljoen voor de internationale tribunalen. De Verenigde Staten, die de grootste schuldenaar zijn, moeten nog 1,9 miljard dollar betalen voor het lopende jaar en de vorige dienstjaren, dat is twee derde van het totaal. Die schuld bestaat uit 430 miljoen voor de gewone begroting en iets meer dan 1,5 miljard dollar voor vredeshandhaving en de internationale tribunalen.

Eind 1999 hebben de Verenigde Staten het vereiste minimum gestort, waardoor ze net hebben kunnen voorkomen dat artikel 19 van het Handvest van de Verenigde Naties op hen zou worden toegepast, krachtens welk artikel een land zijn stemrecht in de Algemene Vergadering verliest in geval van ernstige vertragingen in de betaling van zijn bijdrage. De achterstallige bedragen blijven nochtans zeer aanzienlijk.

De vredesmissies van de Verenigde Naties

De overhaaste terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit de VN-operatie in Somalië heeft het Amerikaanse beleid voor lange tijd beïnvloed. Richtlijn PDD-25 van 1994 sluit op categorische wijze uit dat Amerikaanse troepen onder VN-bevel zouden kunnen te staan. Die beslissing geeft een radicale breuk aan met het multilaterale beleid uit het Clinton-tijdperk. De Verenigde Staten staan voorts weigerachtig tegenover het toekennen van de middelen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van vredesmissies. De gebeurtenissen in Rwanda en met UNAMIR spreken in dit verband boekdelen. Het VN-contingent moest, volgens militaire ramingen, uit 8 000 soldaten bestaan. Door een beslissing van de Veiligheidsraad is het totaal aantal militairen onder Amerikaanse druk teruggebracht tot 2 500. Bij de vaststelling van het mandaat heeft de Veiligheidsraad bovendien geweigerd te verwijzen naar hoofdstuk VII van het Handvest, wat het mogelijk zou hebben gemaakt om in geval van nood geweld te gebruiken. Die situatie van zwakheid en onmacht is doorslaggevend geweest voor het ontstaan van de volkenmoord, zoals aangetoond is in het verslag van de Commissie van onderzoek naar de gebeurtenissen in Rwanda.

In de loop van de geschiedenis hebben de Amerikanen nu eens voor isolationisme en dan weer voor betrokkenheid gekozen (17). De aanstelling van president Bush voedt de vrees dat de Amerikanen zullen teruggrijpen naar een isolationisme dat bijna niet samengaat met de mondiale verantwoordelijkheden van de Verenigde Staten.

Politieke, militaire en economische spionage gericht tegen de westerse bondgenoten

Uit drie inlichtingen die in de nationale en de internationale pers ter sprake zijn gekomen, blijkt dat de Verenigde Staten, en het NSA in het bijzonder, de Westerse bondgenoten systematisch bespioneren :

­ het spionageprogramma Echelon, waarvan het bestaan thans is bewezen;

­ infiltratie in het computersysteem van de Europese Unie (18);

­ vermoeden dat Microsoft en het NSA samenspannen om het voor het NSA mogelijk te maken zich toegang te verschaffen tot de zelfs beveiligde informatie van alle computers die onder Windows draaien (9).

Door die spionage worden de belangen van de lidstaten van de Europese Unie en van de NAVO ernstig geschaad.

Georges DALLEMAGNE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. overwegende dat de Verenigde Staten een ongeëvenaarde politieke, militaire, economische, culturele en wetenschappelijke macht vertegenwoordigen;

B. overwegende dat de Verenigde Staten op wereldschaal een doorslaggevende invloed uitoefenen;

C. overwegende dat de Verenigde Staten zichzelf tot grootste morele macht ter wereld hebben uitgeroepen en zich voordoen als een model van democratie;

D. verwijzend naar de historische rol die de Verenigde Staten hebben gespeeld ter bevordering van de vrijheden, de democratie, de rechtsstaat en de vrije markt;

verzoekt de regering om, zowel in haar bilaterale als in haar multilaterale betrekkingen, alles in het werk te stellen opdat de Amerikaanse autoriteiten ertoe besluiten :

1. het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, te ratificeren;

2. hun voorbehoud op te geven betreffende de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1996 en zonder voorbehoud alle verdragen tot bescherming van de rechten van de mens te ratificeren;

3. het statuut van het Internationaal Strafgerechtshof van Rome (1998) te ratificeren;

4. af te zien van de uitvoering van de doodstraf en de doodstraf in de Verenigde Staten, zowel op federaal niveau als in de Amerikaanse Staten, af te schaffen;

5. de fundamentele overeenkomsten van de IAO over de dwangarbeid (nr. 29), over de vakbondsvrijheid (nrs. 87 en 98), over discriminatie (nrs. 100 en 111) en over kinderarbeid (nr. 138) te ratificeren;

6. een nieuw onderzoek te wijden aan hun beleid van economische sancties en embargo's dat leidt tot schendingen van de mensenrechten van de betrokken bevolkingsgroepen, inzonderheid in Irak, en af te zien van unilaterale embargo's en van andere extra-territoriale maatregelen;

7. het protocol van Kyoto te aanvaarden en te ratificeren, de principes ervan te respecteren en een constructieve rol te spelen in de latere onderhandelingen betreffende de klimaatverandering en het leefmilieu;

8. het Verdrag houdende verbod op antipersoonsmijnen te ondertekenen en te ratificeren;

9. het Verdrag houdende verbod op kernproeven (CTBT) te ratificeren;

10. het National Missile Defense Initiative (ruimteschild) te herzien;

11. niet te stoppen met het betalen van hun bijdrage tot de internationale instellingen waarvan de werking onder meer betrekking heeft op geboortebeperking;

12. al hun financiële verplichtingen ten aanzien van de Organisatie van de Verenigde Naties na te komen;

13. een grotere rol te spelen in de vredesmissies van de Verenigde Naties;

14. de politieke, militaire en economische spionage van hun westerse bondgenoten stop te zetten.

Georges DALLEMAGNE.
Sabine de BETHUNE.
Marie NAGY.
Vincent VAN QUICKENBORNE.
Paul GALAND.
Marc HORDIES.
Jacky MORAEL.
Clotilde NYSSENS.

(1) H. Védrine, Les cartes de la France à l'heure de la mondialisation. « Entretiens avec Dominique Moïsi », Fayard, 2OOO.

(2) H. Kissinger, Diplomatie, Fayard, 1996.

(3) H. Kissinger, Diplomatie, Fayard, 1996, blz. 10.

(4) I. Ramonet, « Un délicieux despotisme », « Le Monde diplomatique », mei 2000 ­ http ://www.monde-diplomatique.fr.

(5) Bron : http ://www.amnestyusa.org.

(6) () http ://www.amnestyusa.org/children/soldiers/uspolicy.html.

(7) Human Rights Committee, HR/CT/599, 26 maart 2001, http :///www.un.org.

(8) Washington File, 31 december 2000, http ://www.usinfo.state.gov.

(9) Inlichtingen uit « Der Spiegel » ­ Roberto Denis, « La chronique multimédia », 26 maart 2001 ­ http ://www.rtbf.be/jp/matin.

(10) http://www.ilo.org

(11) Kofi Annan, secretaris-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties, « Nous les Peuples. Le rôle des Nations unies au XXIe siècle », departement informatie, Verenigde Naties, 2000.

(12) Marc Bossuyt, « Conséquences néfastes des sanctions économiques pour la jouissance des droits de l'homme », Commission des droits de l'homme, sous-commission de la promotion et de la protection des droits de l'homme (E/CN.4/Sub.2/2000/33), 21 juni 2000.

(13) Letter from the President to Senators Hagel, Helms, Craig and Roberts, 13 maart 2001.

(14) Presidency statement by the Swedish minister for the Environment Kjell Larsson, on a letter from President Bush concerning energy issues and climate change, 14 maart 2001.

(15) Handicap International, « Landmine Monitor Report 2000 ».

(16) Voor een grondiger analyse, zie Harald Müller, « Non-ratification du CTBT : sale temps pour le désarmement » in P.-M. de la Gorce, Les États-Unis s'en vont-ils en guerre ?, GRIP/Éditions complexes, 2000.

(17) H. Kissinger, Diplomatie, fayard, 1996.

(18) Publiekelijke verklaringen afgelegd in maart 2001 door het hoofd van de computerveiligheid van de Europese Commissie.