2-25/6

2-25/6

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

13 MAART 2001


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 317 van de nieuwe gemeentewet


AANVULLEND VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW LEDUC


Zoals reeds in het vorige verslag (Stuk Senaat, nr. 2-25/3) is uiteengezet beoogt dit voorstel in artikel 317 van de nieuwe gemeentewet de regel in te voegen dat de tuchtoverheid de tuchtprocedure kan heropenen zolang er geen zes maanden zijn verstreken na de vaststelling of de kennisname van de strafbare feiten.

Na de stemming van het wetsvoorstel in commissie maar vóór de bespreking ervan in de plenaire vergadering van 8 maart, werd erop gewezen dat in het Vlaamse Gewest een andere procedure van toezicht is ingevoegd waarbij de beslissingen van de tuchtoverheid door de toezichthoudende overheid worden goedgekeurd of niet goedgekeurd (artikel 6 van het decreet van 24 juli 1991 houdende regeling van het administratief toezicht op de handelingen betreffende tucht- en sommige ordemaatregelen genomen ten opzichte van het gemeentepersoneel bedoeld in de nieuwe gemeentewet).

De uitspraak van de toezichthoudende overheid kan in dat geval dus niet de vernietiging zijn maar wel de goedkeuring of de niet-goedkeuring.

In de oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel was deze regeling niet voorzien.

Om de Senaat toe te laten een sluitende regeling uit te werken is het ontwerp dan ook terug naar de commissie verzonden.

Daartoe werden door de indienster van het wetsvoorstel twee amendementen ingediend (amendementen nrs. 2 en 3).

Amendement nr. 2 van mevrouw Lizin strekt er essentieel toe om de procedure van toezicht zoals die is voorzien in het Vlaamse Gewest op te nemen in artikel 317 van de nieuwe gemeentewet door te voorzien in het geval waarin de beslissing van de tuchtoverheid niet wordt goedgekeurd.

Darnaast bevat het amendement een aantal wetstechnische verbeteringen.

Amendement nr. 3 van mevrouw Lizin is in zijn geheel een technische verbetering van artikel 3 van het wetsvoorstel zoals het werd gewijzigd door amendement nr. 1 van mevrouw Thijs.

Artikel 3 van het ontwerp is een overgangsbepaling die niet wordt opgenomen in artikel 317 van de nieuwe gemeentewet. Dit artikel strekt ertoe de in artikel 2 voorziene regeling van toepassing te maken op de tuchtrechtelijke vervolgingen, voorzover de feiten nog niet verjaard zijn op de datum van de inwerkingtreding van deze wet.

Om deze laatste voorwaarde, die is ingevoegd door het amendement van mevrouw Thijs, duidelijker tot zijn recht te laten komen, werd er in het amendement nr. 3 voor gekozen om uitdrukkelijk te verwijzen naar de verjaringstermijn die is bepaald in het eerste lid van artikel 317 van de nieuwe gemeentewet, te weten zes maanden.

Noch de aanwezige leden, noch de minister van Binnelandse Zaken formuleerden opmerkingen.

Artikel 1

Dit artikel wordt eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Artikel 2

Zowel amendement nr. 2 als het aldus geamendeerde artikel worden eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Artikel 3

Amendement nr. 3 wordt eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Ingevolge deze stemming vervalt amendement nr. 1.

Het aldus geamendeerde artikel wordt eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Het geamendeerde wetsvoorstel wordt in zijn geheel eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur,
Jeannine LEDUC.
De voorzitter,
Anne-Marie LIZIN.