2-224/1

2-224/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

13 DECEMBER 1999


Wetsvoorstel ter bevordering van de evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen bij verkiezingen

(Ingediend door mevrouw Anne-Marie Lizin c.s.)


TOELICHTING


Artikel 117bis , eerste lid, van het Kieswetboek (ingevoegd bij wet van 24 mei 1994) bepaalt : « Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan twee derde van het totaal verkregen door de som van het aantal bij de verkiezing te begeven zetels en het maximaal aantal toegelaten kandidaat-opvolgers. » Met dit artikel wordt dus voor het eerst een quotaregeling in de kieswet geïntroduceerd.

De verhouding twee derde/een derde is voortaan van toepassing op alle verkiezingen, maar moet worden beschouwd als een overgang naar volledige pariteit.

De invoering van een quotaregeling draagt ongetwijfeld bij tot een meer evenwichtige verdeling van het aantal mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor verkiezingen. Echter, in de wet van 24 mei 1994 is geen sprake van het begrip verkiesbare plaats bij het indienen van de lijsten.

Het is niet voldoende evenveel vrouwen op de lijsten op te nemen, zij moeten op een evenwichtige manier op de hele lijst voorkomen op de al dan niet verkiesbare plaatsen. Hetzelfde geldt voor de lijst van de kandidaat-opvolgers. Om vast te stellen welke voor een bepaalde lijst de verkiesbare plaatsen zijn, moet worden gekeken naar het aantal mandaten dat die lijst bij de laatste verkiezingen heeft behaald.

De afwisseling van beide geslachten op de lijst vormt dus een aanvulling op de numerieke pariteit, omdat mannen en vrouwen zo een gelijke kans wordt geboden om effectief verkozen te raken.

Daarnaast moeten de eerste kandidaat en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Op basis van deze regel kan de eerste kandidaat-opvolger, van een ander geslacht dan de eerste kandidaat-titularis, een mandaat bekleden nadat deze laatste zijn functie heeft neergelegd.

Anne-Marie LIZIN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, met uitzondering van de artikelen 6, 7 en 8, die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 117bis van het Kieswetboek, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :

« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal verkregen door de som van het aantal bij de verkiezing openstaande zetels en het maximumaantal toegelaten kandidaat-opvolgers. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn en hoe dan ook moet de eerste kandidaat-opvolger van een ander geslacht zijn dan de eerste kandidaat-titularis. »

Art. 3

In artikel 14bis van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :

« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal verkregen door de som van het aantal bij de verkiezing openstaande zetels en het maximumaantal toegelaten kandidaat-opvolgers. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn en hoe dan ook moet de eerste kandidaat-opvolger van een ander geslacht zijn dan de eerste kandidaat-titularis. »

Art. 4

In artikel 11bis van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt verkozen, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :

« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal verkregen door de som van het aantal bij de verkiezing openstaande zetels en het maximumaantal toegelaten kandidaat-opvolgers. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn en hoe dan ook moet de eerste kandidaat-opvolger van een ander geslacht zijn dan de eerste kandidaat-titularis. »

Art. 5

Artikel 22bis van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt vervangen als volgt :

« Art. 22bis. ­ Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal aantal bij de verkiezing openstaande zetels. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van verschillend geslacht zijn.

De bepalingen van het eerste lid krijgen alleen toepassing bij een volledige vernieuwing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 6

Artikel 21bis van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt gewijzigd als volgt :

« Art. 21bis . ­ Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal verkregen door de som van het aantal bij de verkiezing openstaande zetels en het maximumaantal toegelaten kandidaat-opvolgers. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn en hoe dan ook moet de eerste kandidaat-opvolger van een ander geslacht zijn dan de eerste kandidaat-titularis. »

Art. 7

In artikel 11, § 1, van de inrichtingswet van 19 oktober 1921 der provincieverkiezingen, ingevoegd bij de wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij de wetten van 11 april 1994 en 24 mei 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) het zevende en het achtste lid worden vervangen als volgt :

« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal aantal bij de verkiezingen openstaande zetels. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn. »;

B) in het negende lid wordt het woord « drie » vervangen door het woord « twee ».

Art. 8

In artikel 23, § 3, van de gecoördineerde gemeentekieswet van 4 augustus 1932, gewijzigd bij de wetten van 24 mei 1994 en van 7 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) het tweede en het derde lid worden vervangen als volgt :

« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan de helft plus één van het totaal aantal bij de verkiezing openstaande zetels. Op de lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn. »;

B) in het vierde lid worden de woorden « de twee voorgaande leden » vervangen door de woorden « het voorgaande lid ».

Anne-Marie LIZIN.
Nathalie de T' SERCLAES.
Magdeleine WILLAME-BOONEN.