1-1129/1

1-1129/1

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

29 OKTOBER 1998


Wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 151 van het Wetboek van inkomstenbelastigen 1992, inzake de belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten

(Ingediend door de heren D'Hooghe en Moens)


TOELICHTING


Het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering voorziet in artikel 126 in de toekenning van een anciėnniteitstoeslag aan oudere werklozen, die minstens één jaar werkloos zijn en die het bewijs leveren van een beroepsverleden in loondienst van minstens 20 jaar. Deze wordt hen toegekend onder de vorm van een verhoogde werkloosheid.

Artikel 126 van het voormelde koninklijk besluit bepaalde dat deze toeslag tot 31 december 1996 werd toegekend :

­ mits men op 31 december 1993 de leeftijd van 52 jaar bereikt had en werkloos was sinds 1990 óf

­ mits men op 31 december 1996 de leeftijd van 55 jaar bereikt had.

Artikel 127 van het voormelde koninklijk besluit bepaalde dat het tot 31 december 1996 om een toeslag ging die voor de ganse periode gelijk bleef.

De artikelen 126 en 127 van het voormelde koninklijk besluit werden aangepast en sinds 1 januari 1997 wordt een toeslag toegekend vanaf de leeftijd van 50 jaar. Het bedrag van de toeslag verschilt sinds 1 januari 1997 naargelang de leeftijd.

Bij koninklijk besluit van 14 november 1996 werden werkloosheidsuitkeringen met anciėnniteitstoeslag voor werklozen die ouder zijn dan 58 jaar fiscaal op dezelfde manier behandeld als brugpensioenen nieuw stelsel.

Dit wetsvoorstel beoogt de fiscale wetgeving aan te passen aan de recente wijzigingen in de werkloosheidsreglementering.

De wijziging in de werkloosheidsreglementering die in voege ging op 1 januari 1997 beoogde het toegekende voordeel anders te spreiden in de tijd.

In de nota aan de Ministerraad in voorbereiding op het wetsontwerp dat voorzag in hogervermelde wijziging bij koninklijk besluit van 14 november 1996 ging de minister uit van de oude regeling inzake anciėnniteitstoeslag. Het lijkt ons dan ook billijk dat, nu in de werkloosheidsreglementering er een aanpassing is gebeurd, waarbij het voordeel dat aan deze oudere werklozen werd toegekend kleiner werd en meer in de tijd gespreid werd, de fiscale wetgeving deze trend zou volgen.

Daarbij dient ook de nieuwe regeling anciėnniteitstoeslag in zijn totaliteit als een compensatie aanzien te worden voor de werknemers die niet kunnen genieten van het brugpensioen, of van een gelijkwaardig voordeel. De minimum leeftijd voor het brugpensioen is trouwens afhankelijk van de situatie, onderneming in moeilijkheden (50 jaar), onderneming in herstructurering (52 jaar) of conventioneel brugpensioen (58 jaar).

Voor een werkloze ouder dan 50 jaar is de reļntegratie op de arbeidsmarkt sterk gehypothekeerd door factoren waarop ze zelf geen vat hebben. Als zij dan in hun beroepsleven meer dan twintig jaar gewerkt hebben, verdienen zij zeker het statuut van « werknemer in moeilijkheden » en zien wij geen redenen om hen fiscaal anders te behandelen dan hun collega's die van het voordeel « brugpensioen ­ onderneming in moeilijkheden » konden genieten.

Het lijkt ons dan ook billijk dat de brugpensioenen en de werkloosheidsuitkeringen met anciėnniteitstoeslag voor oudere werklozen, voor de ganse periode, fiscaal op dezelfde manier worden behandeld omdat in feite hun sociale toestand dezelfde is.

Daarom stellen wij voor de belastingvermindering voor de betrokken werkloosheidsuitkeringen voortaan aan dezelfde afbouw te onderwerpen als de belastingsvermindering voor brugpensioenen nieuw stelsel.

Jacques D'HOOGHE.
Guy MOENS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 151 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 november 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 151. ­ Wanneer het belastbare inkomen 750 000 frank of meer bedraagt, wordt de vermindering voor werkloosheidsuitkeringen, andere dan die welke zijn toegekend aan werklozen die op 1 januari van het aanslagjaar 50 jaar of ouder zijn en een anciėnniteitstoeslag bevatten, niet toegepast; wanneer het belastbaar inkomen begrepen is tussen 600 000 frank en 750 000 frank wordt die vermindering slechts verleend tot een deel dat wordt bepaald naar de verhouding tussen, eensdeels, het verschil tussen 750 000 frank en het belastbaar inkomen en, anderdeels, 150 000 frank. »

Art. 3

Deze wet treedt in werking met ingang van het aanslagjaar 1999.

Jacques D'HOOGHE.
Guy MOENS.