1-143

1-143

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 27 NOVEMBRE 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 27 NOVEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

WETSONTWERP HOUDENDE VERBOD OP DE RECLAME VOOR TABAKSPRODUCTEN (EVOCATIE)

Heropening van de algemene bespreking

Aanvullend verslag

Artikelsgewijze bespreking

PROJET DE LOI INTERDISANT LA PUBLICITÉ POUR LES PRODUITS DU TABAC (ÉVOCATION)

Réouverture de la discussion générale

Rapport complémentaire

Examen d'articles

De voorzitter. ­ Aan de orde is de bespreking van het wetsontwerp. Overeenkomstig het reglement geldt de door de commissie geamendeerde tekst als basis voor de bespreking. (Zie document nr. 1-520/22 van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1997-1998.)

L'ordre du jour appelle l'examen du projet de loi. Conformément à notre règlement, le texte amendé par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-520/22 de la commission des Affaires sociales du Sénat. Session 1997-1998.)

De algemene bespreking is heropend.

La discussion générale est rouverte.

Wij luisteren eerst naar het aanvullend verslag uitgebracht namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Nous devons tout d'abord entendre le rapport complémentaire fait au nom de la commission des Affaires sociales.

Het woord is aan mevrouw Van der Wildt, corapporteur.

Mevrouw Van der Wildt (SP), corraporteur. ­ Mevrouw de voorzitter, ik breng verslag uit mede uit naam van mevrouw Delcourt.

Op vraag van de plenaire vergadering van de Senaat heeft de commissie voor de Sociale Aangelegenheden de nieuw ingediende amendementen op het wetsontwerp inzake het verbod op tabaksreclame besproken. Ik zal deze bespreking samenvatten in drie delen : de parlementaire procedure, de stand van zaken op Europees vlak en de inhoud van de amendementen.

Wat de procedure betreft, was de commissie van oordeel dat het maandenlange werk van de Senaat niet door een overschrijding van de evocatietermijn mocht worden tenietgedaan. De bespreking in de commissie mag dan ook niet worden aangezien als een vertragingsmanoeuvre of een poging tot overschrijding van deze termijn. De bijkomende besprekingen in de commissie hadden tot doel de bijkomende amendementen en de mogelijkheid van een consensus terzake te onderzoeken.

De commissie heeft zich dan ook unaniem uitgesproken voor een strikte inachtname van de evocatietermijn of voor een eventuele verlenging van deze laatste om de werkzaamheden tot een zinvol einde te brengen.

Op het Europese niveau zal de Raad van ministers de aangelegenheid op 4 december bespreken.

Volgens de minister wordt op dit ogenblik gezocht naar een compromis; er wordt gedacht hetzij aan het uitstel van het algemeen verbod, hetzij aan het uitstel van het verbod op de sponsoring. De Europese werkgroep van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers heeft als laatste compromis een uitstel van 24 maanden de facto, plus drie jaar, voorgesteld. De overgangsperiode zou dus tussen de drie en de vijf jaar bedragen. De vraag of België in deze een voortrekkersrol moet vervullen door vooraf reeds verder te gaan dan een mogelijk Europees compromisvoorstel, wordt door de commissieleden verdeeld beoordeeld. Volgens sommigen zou België een sterk signaal kunnen geven aan de andere Europese partners, maar anderen zijn van mening dat een Belgisch standpunt en een Belgische wet die verder gaat dan een mogelijk Europees compromis, voor België nadelig zou zijn.

Tot slot ga ik kort in op de inhoud van de amendementen. Deze kunnen worden gegroepeerd rond de volgende essentiële thema's. Een terugkeer naar de oorspronkelijke tekst die door de Kamer werd overgezonden, met behoud echter van het reeds aanvaarde amendement-Coene op de uitgebreide merknamen. Een uitzondering voor sponsoring van motorsporten en culturele evenementen voor een termijn van drie jaar, die kan worden verlengd. Met een bijkomend amendement werd de mogelijkheid tot verlenging beperkt tot eenmaal, met een uitzondering voor sponsoring voor motorsporten en culturele evenementen voor een termijn van drie jaar, die echter niet verlengbaar is. Na de discussie die hierop volgde, werden bijkomende amendementen ingediend om de inwerkingtreding van de wet tot het jaar 2002 of 2005 uit te stellen.

De tekst die vandaag na de stemming in de commissie aan de plenaire vergadering van de Senaat wordt voorgelegd is bijna identiek aan de tekst die op 13 november werd besproken. Alleen het aanvullend amendement dat bepaalt dat de uitzondering voor de sponsoring van motorsporten en culturele evenementen slechts eenmaal verlengbaar is, werd aanvaard. Alle andere amendementen werden meerderheid tegen minderheid verworpen. Het aldus geamendeerde wetsontwerp werd in zijn geheel aangenomen met 7 stemmen tegen 5, bij 2 onthoudingen. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Nelis.

Mevrouw Nelis-Van Liedekerke (VLD). ­ Mevrouw de voorzitter, de evocatie van dit wetsontwerp is niet van een leien dakje gelopen. Het eerste stuk van de Senaat dateert van 10 januari 1997 en we zijn nu 27 november. Wel heeft de Senaat zijn rol van bezinningskamer gespeeld door het organiseren van hoorzittingen van de sector, zowel in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden als in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. Het was immers de bedoeling na te denken over de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregelen.

In beide commissies bleek echter snel dat het om een controversiële materie gaat. De talrijke vergaderingen, de reeksen amendementen, die ook nog in de plenaire vergadering werden ingediend, en de soms toch wel heftige discussies toonden aan dat er duidelijke meningsverschillen bestaan en dat sponsoring voor bepaalde evenementen van fundamenteel belang is.

Ook de VLD is ervan overtuigd dat roken de gezondheid schaadt, maar wij zijn er niet van overtuigd dat het wetsontwerp het beoogde doel zal bereiken, namelijk een vermindering van het tabaksverbruik met het oog op een verbetering van de volksgezondheid. In de wetenschappelijke literatuur wordt geen eenduidige, ondubbelzinnige band aangetoond tussen het rookgedrag en de tabaksreclame. Er is overigens een gebrek aan wetenschappelijk materiaal dat uitsluitsel kan bieden over de invloed van reclame op de consumptie van tabaksproducten. Studies spreken elkaar tegen, zoals ook bleek tijdens de hoorzittingen. De ervaringen in het buitenland zijn al evenmin eenduidig, want in bepaalde landen is het gebruik van tabaksproducten toegenomen ondanks het verbod op tabaksreclame. Tabaksverbruik uitsluitend met verbodsbepalingen bekampen zal eerder een negatief resultaat opleveren. Er moet veeleer worden geopteerd voor een beleid dat de jongeren informeert en tot zelfreflectie stimuleert, zodat ze worden gemotiveerd om niet meer te roken. Niet roken moet sociaal aantrekkelijk worden gemaakt.

Het ontwerp dreigt ook nefaste gevolgen te hebben voor de werkgelegenheid. Bovendien werkt het oneerlijke concurrentie met het buitenland in de hand. Belgische merken, die het moeten hebben van binnenlandse reclame, worden immers gediscrimineerd ten opzichte van buitenlandse merken, die het verbod gemakkelijk kunnen omzeilen. Daarnaast zal een verbod op tabaksreclame ook banen kosten in de reclamewereld.

Een verbod op tabaksreclame getuigt van een hypocriete houding. Aan de ene kant doet men inspanningen om het tabaksverbruik te doen dalen, maar aan de andere kant financiert de Europese Unie, via haar landbouwpolitiek, de tabaksproductie. In 1994 subsidieerde de EU tabaksproducten voor meer dan 42 miljard frank.

De VLD is het helemaal niet eens met de gevangenisstraffen voor de overtreders van de wet. Dat is trouwens ook de reden waarom de VLD-fractie van de Senaat het wetsvoorstel heeft geëvoceerd. De fractievoorzitter diende tal van amendementen in om de strafbepalingen te versoepelen. Men kan zich immers afvragen of reclame maken voor tabaksproducten voor de gemeenschap zo verwerpelijk is dat hiervoor een gevangenisstraf ­ een toch wel erg fundamentele straf ­ moet worden opgelegd. Schermen met het argument dat de strafrechter toch geen gevangenisstraf zal uitspreken, gaat niet op. Dit maakt immers alleen nóg duidelijker dat gevangenisstraffen niet op hun plaats zijn in de wet.

Als men het tabaksgebruik opmerkelijk wil doen dalen, dan moet er dringend werk worden gemaakt van een volwaardig gezondheidsbeleid. Dit impliceert evenwel een aanzienlijke verhoging van het budget voor preventie en onderzoek.

Geïsoleerde maatregelen zijn een maat voor niets. De voorgestelde uitzonderingen voor sport en culturele activiteiten dragen niet echt onze voorkeur weg, maar ze verbeteren alleszins het oorspronkelijk voorstel.

Elk lid van de VLD-fractie zal volgens zijn eigen visie stemmen. De meeste VLD-senatoren zullen het ontwerp uiteraard goedkeuren. Aangezien het hier gaat om een geëvoceerd ontwerp, zou het niet-goedkeuren van dit door de Senaat gewijzigde ontwerp immers inhouden dat men het eens is met het ontwerp dat door de Kamer werd aangenomen. (Applaus.)

Mme la présidente . ­ La parole est à M. Foret.

M. Foret (PRL-FDF). ­ Madame la présidente, le 13 novembre dernier, à cette tribune, j'ai explicité la position du groupe PRL-FDF à l'égard du projet relatif à la publicité sur les produits du tabac. Mon intention n'est pas aujourd'hui de reprendre, point par point, l'argumentation complète que j'ai développée il y a quinze jours. Permettez-moi dès lors, pour faire bref, de limiter mon intervention à deux considérations qui me semblent essentielles; l'une est d'ordre procédural, l'autre concerne le fond du débat.

En premier lieu, je tiens à rappeler mes propos du débat précédent : j'ai la conviction que le Sénat a, dans le cadre du présent projet, accompli un excellent travail législatif. L'examen minutieux auquel il a été procédé au sein de deux commissions a permis d'élargir le débat tel qu'il avait été mené à la Chambre et de cerner le problème dans toutes ses composantes. En séance plénière encore, le 13 novembre dernier, la majorité des membres de notre assemblée a estimé que le projet méritait un ultime retour en commission afin d'y approfondir la discussion relative à certains amendements. Cet examen sérieux et la conviction profonde avec laquelle les uns et les autres ont défendu leurs points de vues nous ont conduits à l'extrême limite du délai d'examen qui nous était imparti dans le cadre de l'évocation.

C'est ici que se situe ma première observation d'ordre procédural.

Le bureau de notre assemblée a décidé de saisir la commission parlementaire de concertation afin d'obtenir une prolongation du délai d'examen pour nous permettre de finaliser notre travail sans précipitation inutile. Cette saisine nous a permis de mettre en évidence une nouvelle contrainte imposée au bon fonctionnement de notre institution sénatoriale en application directe des disposition issues de la dernière révision constitutionnelle. Nous venons, en effet, d'inaugurer, au sein de la commission parlementaire de concertation, une nouvelle jurisprudence à laquelle nous n'avions pas encore été confrontés à ce jour; cette jurisprudence est celle du blocage de nos travaux sénatoriaux, imposée unilatéralement par les représentants de la Chambre, et ce uniquement du fait de l'absentéisme de certains d'entre eux qui a privé la commission parlementaire de concertation du quorum requis.

Fort heureusement, nous avons trouvé d'autres possibilités de continuer le débat, mais cette attitude a failli nous mettre dans une position extrêmement difficile quant à l'éventuelle poursuite de nos travaux au-delà de cette journée.

Je voudrais dire combien cet incident me semble regrettable, même s'il était finalement prévisible pour un bon exégète de nos institutions actuelles. Il révèle une fois de plus que le rôle du Sénat peut, malgré lui, être dévalorisé par une décision prise ailleurs qu'en son propre sein. J'ai utilisé volontairement le terme de jurisprudence, car il ne faut pas se leurrer : immanquablement, la décision de non-prolongation des délais qui nous a été imposée de fait en commission de concertation sera, tôt ou tard, appelée à se répéter à nos dépens. Ici, comme sur d'autres points, les avertissements que des sénateurs libéraux avaient lancés lors de la réforme du Sénat sont confirmés par la pratique. Je déplore d'autant plus cette situation que, dans le cas d'espèce, le souci de la majorité d'entre nous était, depuis le début, de réaliser un travail de bonne valeur légistique et de réelle réflexion politique au sens plein du terme.

Au-delà de cette considération procédurale, j'en arrive au fond du problème.

Nos préoccupations au Sénat ont été d'aboutir à l'élaboration d'un texte aussi équilibré que possible. Pour ce faire, tournant le dos à tous manichéisme simplificateur, il fallait s'efforcer de prendre en compte et de concilier des intérêts apparemment divergents. Il fallait se montrer soucieux de préserver la santé publique sans pour autant mettre en péril un secteur économique dont dépendent, outre un grand nombre d'emplois, de nombreuses manifestations qui animent la vie culturelle et sportive du pays.

J'ai la conviction que cet équilibre était parfaitement traduit dans le texte tel que l'avaient conçu, dans un premier temps, la commission des Finances et des Affaires économiques et celle des Affaires sociales de notre assemblée avant de nous l'envoyer en séance plénière le 13 novembre. Cet équilibre résultait notamment de la possibilité d'obtenir, dans des conditions bien balisées, certaines dérogations à l'interdiction de principe. Une large majorité s'était d'ailleurs dégagée en commission pour retenir cette possibilité de dérogation.

Je conçois que certains aient estimé ne pas pouvoir se rallier à cette conception. Je conçois également que l'annonce d'une toute prochaine réunion européenne consacrée au même problème ait contribué à semer le doute dans certains esprits. L'on semble s'orienter, au niveau européen, vers l'instauration d'une période transitoire dont la durée reste à déterminer, mais qui devrait permettre d'aboutir à une harmonisation des législations nationales en la matière. Je ne me suis donc pas opposé, vous vous en souviendrez, à ce que nous poursuivions nos discussions en commission pour tenir compte de ces circonstances.

Partagée entre deux tendances qui l'orientaient soit vers un report de l'entrée en vigueur de l'ensemble de la loi, soit vers le maintien d'une exception pour les secteurs que l'on connaît, la commission a de nouveau opté pour cette seconde solution. Mon groupe se rallie à cette option, même s'il déplore que le texte, tel que l'avaient conçu initialement la commission des Finances et des Affaires économiques et la commission des Affaires sociales, n'ait finalement pas été retenu dans la dernière version qui nous est proposée. L'amendement relatif aux possibilités de dérogations, qui seront renouvelables une fois seulement, a modifié quelque peu un équilibre que nous pensions mieux réalisé dans la première version.

Quoi qu'il en soit, l'essentiel est, je le répète, de renoncer à toute approche simpliste du problème. Telle me semble pourtant être celle de certains amendements à nouveau présentés en séance plénière et que, je le dis d'emblée, mon groupe ne pourra soutenir : l'adoption de ces amendements modifierait de manière substantielle l'économie générale du projet tel qu'il a été envisagé pendant de nombreux mois de discussions en commission et orienterait trop nettement le texte vers son seul aspect répressif.

Je plaide donc pour que soit adopté le projet tel qu'il nous est actuellement proposé après son retour de commission, tel qu'il a été voté pour une troisième fois dans une commission de cette assemblée. Ce texte me semble s'inscrire dans la mouvance des idées européennes en la matière : des dérogations non renouvelables ne sont finalement pas tellement éloignées de la conception européenne de moratoire ou de période transitoire prolongée.

Le projet actuel me semble en tous points modéré; il constitue ­ et c'est là l'essentiel ­ un premier pas significatif dans la lutte contre le tabagisme. À cet égard, je terminerai par là, j'insiste à nouveau pour que le combat amorcé se poursuive par le biais d'une réflexion et d'une action à mener sur deux plans et sans doute dans d'autres assemblées.

Il est impératif de changer les mentalités et les comportements usuels qui sont ceux de notre société en général à l'égard du tabac.

Ce changement de mentalités doit être largement suggéré par des actions préventives impliquant une association de tous les pouvoirs publics, à quelque niveau d'autorité que ce soit. Cette action publique préventive complètera utilement le volet répressif dont nous allons doter aujourd'hui notre arsenal juridique. (Applaudissements.)

De voorzitter . ­ Het woord is aan mevrouw Van der Wildt.

Mevrouw Van der Wildt (SP). ­ Mevrouw de voorzitter, op 13 november hebben alle fracties hun standpunt over het ontwerp en meer algemeen over deze materie uitvoerig kunnen toelichten. Het kan niet de bedoeling zijn het debat vandaag over te doen en dus beperk ik mij tot de verwijzing naar onze uiteenzetting van toen en vat ik slechts kort de krachtlijnen daarvan samen.

Voor de SP-fractie is het verbod op reclame voor tabaksproducten slechts één element in een noodzakelijk globale aanpak om het gebruik van tabak te verminderen en de uitbreiding ervan bij jongeren te stoppen. We zien een duidelijk verband tussen de reclame en het aanzetten tot roken. De dwingende economische logica wil dat miljarden die worden geïnvesteerd in reclame en sponsoring resulteren in een meerverkoop. We geloven niet in een miljardenmecenaat van de tabakssector.

Iedereen is het erover eens dat het roken van tabaksproducten moet worden verminderd en zeker niet mag worden gestimuleerd. Iedereen is het ook eens over de motivatie : roken is schadelijk voor de gezondheid. Veel minder eensgezindheid bestaat er echter over de middelen om de schade in te perken en over de manier waarop dit moet gebeuren.

Twintig jaar wordt reeds strijd geleverd via wetgevende initiatieven. Steeds haalt de tabakssector zijn slag thuis, vooral omdat tegenstrijdigheid in het beleid zelf drastische maatregelen ondergraaft. Bovendien, zolang we de volksgezondheid niet laten opwegen tegen het nastreven van materieel belang, zullen we altijd voor een gepolariseerd debat geplaatst worden.

Dit brengt ons meteen tot een volgende krachtlijn : volksgezondheid primeert in deze materie boven economische en financiële belangen. De SP-fractie is niet blind voor de cijfers van omzet en tewerkstelling die worden gerealiseerd door de 24 uur van Francorchamps en aanverwante evenementen. Zeggen we dat deze evenementen moeten worden afgeschaft ? Gaat het hier om een verkeerd begrepen Vlaamse protectionistische reflex die een Waalse regio zijn bestaan wil afnemen, zoals een journalist van La Dernière Heure suggereerde ? Zeker niet. Voor ons mogen al deze evenementen ongestoord en zelfs nog heel lang succesvol plaatsvinden in alle regio's. Andere sponsors of reclamebudgetten mogen hiervoor gerust worden aangewend. Ik besef dat deze overweging als onrealistisch en belachelijk zal worden weggewuifd omdat andere producten en merknamen op dergelijke gelegenheden blijkbaar niet kunnen worden gepromoot of dat niet wensen. Met andere woorden, voor de tabaksproducenten, maar ook voor de motorsport bestaat er duidelijk een link tussen het risico van het sigarettenverbruik en van die sport, tussen het wensbeeld van de jeugd en het imago van de Formule-1-vedetten.

Ik heb er daarnet op gewezen dat er reeds twintig jaar strijd wordt gevoerd via wetgevende initiatieven en dat de tabakssector steeds zijn slag thuishaalt. Ook deze keer wordt er weer een enorm paard van Troje binnengehaald via de uitzondering voor motorsporten. Meteen krijgt de tabakssector om totaal andere redenen belangrijke bondgenoten in zijn strijd. Het wordt een regionaal-economisch debat, waarbij de essentie al lang niet meer gaat over de doelstelling van het ontwerp, maar over de vraag of Francorchamps blijft bestaan of niet. Dit is de beste strategie die de tabakslobby zich kan voorstellen : het knelpunt van het debat wordt verlegd naar een totaal ander terrein.

Van bij de aanvang van het debat heeft de SP-fractie zich steeds principieel opgesteld achter de oorspronkelijke doelstellingen van het wetsvoorstel-Van Velthoven, niet omdat ze tegen de motorsport is, maar omwille van de oorspronkelijke inhoud van het voorstel. Om die reden hebben we, zoals aangekondigd, in de plenaire vergadering opnieuw enkele amendementen ingediend.

Hoewel we in een dergelijk wetsontwerp niet het aangewezen middel zien om strafmaatregelen te rationaliseren, aanvaarden we de wijzigingen aangebracht door de amendementen van de heer Coveliers. We blijven ook de amendementen steunen van de heer Coene betreffende de uitbreiding van tabaksmerknamen naar andere producten. We kunnen echter geen vrede nemen met de techniek van de uitzondering op het hele principe van het ontwerp, namelijk de affichage aan de voorgevel van lokalen waar tabaksproducten gewoonlijk te koop zijn in plaats van de beperking tot tabaks- en krantenwinkels en uiteraard de uitzondering van het verbod op reclame en sponsoring bij motorsporten en culturele evenementen, zelfs indien deze uitzondering beperkt wordt in de tijd.

We wezen er al vaak genoeg op dat die uitzondering afbreuk doet van de doelstellingen van het ontwerp. Door die uitzondering worden alle andere evenementen die in het verleden dankzij de tabakssponsoring konden plaatsvinden ­ en die niet worden vermeld ­ gediscrimineerd. De motorsport is elitair ten aanzien van alle andere sporten, die wellicht bij een veel ruimer publiek het hele jaar door in de belangstelling staan.

De andere amendementen op de artikelen 6 en 8 verduidelijken volgens de SP-fractie het wetsontwerp evenals de relatie met de gewijzigde artikelen van de wet van 24 januari 1977. Als voor onze tekst wordt gekozen dan wordt het koninklijk besluit van 20 december 1982 betreffende de tabaksreclame overbodig.

Een laatste amendement betreft de datum van de inwerkingtreding van het wetsontwerp. Het lijkt ons eveneens overbodig een onmiddellijke inwerkingtreding van zwaardere strafmaatregelen in de vorm van boetes in te voeren. Voor alle duidelijkheid vinden we dat de nieuwe wet en de strafmaatregelen gelijktijdig in werking moeten treden.

Ten slotte roep ik alle senatoren en alle fracties in dit halfrond op zich goed te bezinnen over de inhoud van de stemming en van het begrip « algemeen belang ». We werden de jongste maanden allemaal bestookt door de sterke lobbying van de tabakssector en de motorsportcircuits. Voor hen staat er blijkbaar veel op het spel. Verdedigen ze daarom het algemeen belang ? De lobbying van de nationale coördinatie tegen tabak was minder indrukwekkend, minder machtig. Haar bescheidenheid in middelen en drukking is volgens mij inherent aan het algemeen belang dat ze verdedigt. Dat algemeen belang heeft eigenlijk geen lobbywerk nodig. Het rekent immers op haar verkozenen, die in de eerste plaats verondersteld worden dat algemeen belang te kennen en te verdedigen. De SP-fractie rekent dan ook in dit halfrond op die meerderheid van senatoren voor wie de volksgezondheid voorgaat op de economische belangen.

Als de amendementen van SP-fractie niet worden aanvaard en de uitzonderingspositie de regel wordt, dan zullen we tegen de tekst van het voorliggend ontwerp stemmen, niet omdat we tegen enige regelgeving inzake tabaksreclame zijn, integendeel, maar omdat dan voorbij wordt gegaan aan de essentie van het oorspronkelijke voorstel. Met deze neen-stem hopen we dan een krachtig signaal te geven voor het ongenoegen dat we ervaren als deze eerbiedwaardige Senaat bij de evocatieprocedure zwicht voor de lobbying van de tabaksindustrie en de motorsport. (Applaus.)

Mme la présidente. ­ La parole est à Mme Delcourt.

Mme Delcourt-Pêtre (PSC). ­ Madame la présidente, nous nous sommes longuement exprimés, ici, sur la nocivité des produits du tabac. La plupart d'entre nous reconnaissent le danger du tabac, spécialement pour les plus jeunes en raison de la dépendance qui s'instaure dès la première cigarette.

Nous savons aussi que le système publicitaire incite à consommer ­ c'est son rôle ­ en sollicitant nos désirs les plus inconscients.

Dès lors, nous ne pouvons pas rester insensibles à la répercussion de la publicité du tabac sur la santé publique, même si, les travaux en commission l'ont bien montré, cette démarche est tout à fait insuffisante pour susciter le changement des comportements. Je suis donc favorable, comme d'autres sénateurs, à l'interdiction de la publicité du tabac.

En outre, un événement prochain nous invite encore plus à manifester un point de vue clair à ce sujet puisque, le 4 décembre prochain, se tiendra un Conseil des ministres à l'échelon européen : il aura pour objet la discussion d'une directive qui devrait aboutir à l'interdiction de la publicité du tabac dans les pays de l'Union européenne.

Il nous semble que la Belgique, comme elle l'a déjà fait dans d'autres secteurs, devrait donner un signe évident de sa volonté politique dans ce domaine particulier également.

Bien sûr, il y a des aspects économiques auxquels nous devons être attentifs et, notamment, ceux qui sont liés aux sports moteurs et à certains événements culturels. C'est la raison pour laquelle des délais ont été proposés par plusieurs d'entre nous en commission des Affaires sociales, soit pour le report de l'application de l'intégralité de la loi, soit pour la limitation des dérogations actuellement prévues dans le texte approuvé par le Sénat.

Il faut se réjouir que les amendements adoptés, la semaine passée, en commission des Affaires sociales aient intégré ce souhait puisqu'une limitation dans le temps est prévue. Toutefois, cette dérogation est lointaine : elle ne devrait produire ses effets qu'en l'an 2005, ce qui, en termes de signal fort vis-à-vis du Conseil des ministres, paraît assez affaibli.

Je pense qu'il faut en revenir à la proposition qui avait été faite de limiter la durée de dérogation à trois ans après la mise en oeuvre de la loi qui est, en principe, prévue pour le 1er janvier 1999.

Je suis persuadée que dans ce délai, il sera possible aux promoteurs de ces manifestations d'opérer les recherches de financement alternatif qu'ils disent nécessaire pour assurer la continuité de ces activités.

C'est la seule manière, selon moi, de concilier les objectifs de santé publique et les contraintes économiques auxquelles nous sommes confrontés. Ce sera le sens de mon vote tout à l'heure (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mevrouw de voorzitter, in Groot-Brittannië geraakte enkele weken geleden bekend dat Formule 1-baas, Bernie Ecclestone, één miljoen pond geschonken heeft aan de Britse socialisten. In de loop van deze zomer werden de Formule 1-lobbyisten ontvangen in Downing street, 10. Zij beloofden daar nog een tweede gift te zullen doen. Veertien dagen later werd het verbod op publiciteit langsheen de Formule 1-circuits afgewezen door Labour. Uiteraard is elk verband tussen deze twee gebeurtenissen volkomen toevallig ! In datzelfde Groot-Brittannië werden op vrijdag, 20 november 1997, ik heb het hier dus niet over een oude studie, de resultaten bekendgemaakt van een peiling. Daaruit bleek dat jongeren die begeesterd zijn door autoraces tweemaal zoveel roken dan jongeren die begeesterd zijn door andere sporttakken. Degenen die van oordeel zijn dat er geen enkele wetenschappelijke aanwijzing is, moeten die ernstige Britse peiling maar eens trachten te weerleggen.

Wat doen we ? In de Senaat wordt nog altijd een « klucht van de brave moordenaar » opgevoerd. Na tien maanden palaveren over één wetsontwerp dat we zelf opgevraagd hebben in de Kamer, na tien maanden zelf demonstreren dat de Senaat eigenlijk een praatbarak is, zijn er nog altijd sprekers die op het spreekgestoelte komen betreuren dat de Parlementaire Overlegcommissie geen verlenging meer toestaat.

Er is in België blijkbaar een nieuwe partij in de maak die deze tien maanden aan mekaar heeft geregen. Het nieuwe FDF, het Front de Francorchamps neem ik aan, heeft er alles voor gedaan om het verbod op publiciteit uit te hollen. Dit nieuwe FDF wuift alle argumenten van medici, van organisaties die kanker bestrijden gewoon weg. Voor dit nieuwe FDF zijn de economische argumenten van doorslaggevende aard. Net zoals in het debat dat wij enkele maanden gelegen hebben gevoerd over de Waalse wapenfabrieken, worden mensenlevens ondergeschikt gemaakt aan geldbelangen. Net zoals bij het Britse Labour telt hier enkel de poen.

Voor mij komen de volksgezondheid en het menselijk belang op de eerste plaats. Ik ben van oordeel dat het nieuw opgerichte Waalse FDF aan Vlaanderen geen ongewenste publiciteit mag opdringen of opleggen. Indien dit nieuwe front de Waalse jongeren tweemaal zoveel wil doen roken, tweemaal zoveel wil blootstellen aan het gevaar van longkanker, meen ik dat het zeker niet het recht mag worden toegekend om te eisen dat ook de Vlaamse jongeren aan hetzelfde gevaar worden blootgesteld. Voor mij gaat ook het culturele belang voor. Het verheugt mij persoonlijk en namens het Vlaams Blok te kunnen meewerken aan het terugdringen van de « anglofiliserende » tabaksreclame die een elitaire status wil geven aan bepaalde tabaksmerken. In het belang van de volksgezondheid, in het belang van de cultuur, in het belang van mijn eigen volk, meen ik dat de beslissing over dit wetsontwerp moet aantonen dat lobbying en geldbelangen geen enkele rol kunnen spelen en ons niet mogen beïnvloeden. Het wetsontwerp moet bijgevolg ongewijzigd en met zijn volle kracht van uitwerking worden teruggestuurd naar de Kamer van volksvertegenwoordigers. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mevrouw de voorzitter, ofschoon in de senaatsfractie van de VU de rokers in de meerderheid zijn, zullen we met overtuiging tegen dit afgezwakte wetsontwerp stemmen. In tegenstelling tot andere fracties blijven we met deze stelling trouw aan de stelling van onze zusterfractie in de Kamer. Er is reeds veel gezegd over dit toch niet zo belangrijk wetsontwerp en ik wil niet in herhaling vallen. We treden de argumenten die in de Kamer door Annemie Van de Casteele naar voren werden gebracht, uitdrukkelijk bij.

Het nieuwe FDF beweert dat bepaalde megamanifestaties niet kunnen overleven zonder tabaksreclame en -sponsoring. Hoewel we geluisterd hebben naar de diverse lobby's, zijn we hiervan niet overtuigd.

Ten eerste moet dit nog worden bewezen en, ten tweede, zijn er altijd andere financieringswijzen mogelijk.

Daarenboven vindt de VU-fractie dat wat mogelijk is mits een overgangstermijn, ook zonder een dergelijke termijn mogelijk moet zijn. Indien men van mening is dat bepaalde manifestaties zeer belangrijk zijn, moeten ze desnoods maar met overheidsgeld worden gefinancierd, zoals zovele andere waardevolle en dure manifestaties. Niets is belangrijker dan pogen het roken te verminderen.

Er is nog een bijkomend argument. Wij voelen een toenemende aversie tegen een overgecommercialiseerde maatschappij en tegen een straatbeeld dat hoe langer hoe meer door reclame wordt beheerst. We hebben de historische stad Weimar bezocht vóór en na de val van de Berlijnse muur en werden na de Wende getroffen door de toenemende verloedering van het straatbeeld door de oprukkende reclame. Hetzelfde geldt voor Praag.

Onze aversie neemt nog toe wanneer het gaat om reclame voor producten met schadelijke neveneffecten. In het debat is immers gebleken dat niemand die schadelijke neveneffecten nog betwist, zelfs niet degenen die tegen een verbod op tabaksreclame zijn.

Voor het bekomen van een uitzondering is trouwens de toestemming van maar liefst twee ministers nodig. Bovendien verklaarde de minister van Volksgezondheid in de commissie dat de minister van Economische Zaken eigenlijk geen oordeel in deze zaak kan vellen. Het advies van deze laatste kan nooit een verbod opgelegd door de minister van Volksgezondheid ongedaan maken.

De VU-fractie blijft achter de oorspronkelijke tekst staan zoals die in de Kamer is goedgekeurd. We kijken met zeer veel nieuwsgierigheid naar het gevecht dat hierover binnen de meerderheidsfracties wordt geleverd. We zullen uiteraard de amendementen van mevrouw Van der Wildt goedkeuren. Als die amendementen niet worden aanvaard, zijn we echter, in tegenstelling tot de SP-fractie, niet bereid om een overgangsregeling tot 2002 te aanvaarden. (Applaus.)

Mme la présidente. ­ La parole est à Mme Dardenne.

Mme Dardenne (Écolo). ­ Madame la présidente, je voudrais d'abord préciser que je parlerai au nom des écologistes du nord et du sud du pays. Nous avons en effet l'habitude de procéder ainsi, d'autant que nous considérons que les débats de fond doivent précisément se concentrer sur le fond des problèmes évoqués. Nous récusons en effet la manie de certains de tout transformer en problèmes communautaires.

Fidèles à leur position à la Chambre, les écologistes du nord et du sud maintiendront donc une attitude ferme par rapport au texte proposé. Nous voterons les amendements de Mme Van der Wildt qui visent à en revenir au texte de la Chambre. Si ces amendements n'étaient pas retenus, il est clair que nous voterions contre le projet pour les raisons qu'elle a évoquées. En effet, si nous ne sommes pas opposés à une loi condamnant la publicité pour le tabac, nous estimons que les amendements votés en commission dénaturent complètement le texte voté à la Chambre et le vident de son sens.

Face à un problème de santé publique incontestable ­ le tabagisme est responsable en Belgique de 15 000 morts par an ­ notre position se doit d'être claire. Nous refusons d'entrer dans le jeu des compromissions plus ou moins poussées en fonction de la plus ou moins mauvaise conscience de leurs auteurs. Nous ne voulons pas, comme certains, proclamer la main sur le coeur, que seul le ministre de la Santé publique doit prendre ses responsabilités en refusant ou non les dérogations prévues. Ce genre de dérobade est indigne d'une assemblée parlementaire qui doit jouer son rôle.

Nous ne voulons pas, comme d'autres, entrer dans le jeu des compromis via des dérogations pour des laps de temps plus ou moins longs, dont on espère qu'ils seront soit prolongés, soit raccourcis au gré des décisions d'autres instances. L'Europe vient à point nommé pour servir d'excuses à toutes les hypocrisies. Je ne voudrais pas répéter ici toute mon intervention du 12 novembre, mais je tiens à épingler quelques contradictions flagrantes qui ont étoffé les démonstrations de certains.

Comment peut-on à la fois demander une prévention forte et accrue et accepter l'existence d'une publicité dont on sait qu'elle a des moyens infiniment plus importants que la prévention ? Faut-il rappeler qu'un patron de Formule 1 a versé des montants importants en échange d'une décision d'un gouvernement exemptant le sport moteur de l'interdiction de la publicité pour le tabac ? Ce qui est plus grave, c'est que ce même patron dirige aussi les affaires à Francorchamps.

Comment peut-on demander à notre ministre de la Santé publique de revendiquer au niveau européen une interdiction généralisée de la publicité pour le tabac, et voter le contraire au Parlement national ? On peut comprendre que le ministre se trouvera, pour le moins, dans une situation inconfortable, sinon risible.

Comment peut-on prétendre vigoureusement qu'il n'y a pas de lien évident entre la publicité et la consommation et montrer une telle obstination pour maintenir la publicité ? Pourquoi autant de lobbying pour maintenir une publicité qui ne rapporterait pas un franc à ceux qui la feraient ?

Je voudrais conclure en soulignant qu'il est aberrant et irresponsable pour des décideurs publics de promouvoir, de quelque manière que ce soit, un produit à la fois toxique et responsable d'une forte dépendance chez nombre de ses utilisateurs.

L'interdiction de la publicité pour le tabac ­ y compris la publicité indirecte qui fait l'objet d'un de mes amendements dont je sais déjà qu'il ne sera pas accepté ­ qui veut supprimer l'association d'images positives à l'usage du tabac, et donc toute incitation à sa consommation, doit non seulement devenir effective, mais s'inscrire dans une politique globale de découragement face à ce fléau, politique qui pourrait se traduire par une hausse des prix, une multiplication de campagnes de prévention et des mesures visant à mieux protéger les non-fumeurs.

Je tiens à répéter que de telles prises de position relèvent du devoir des responsables politiques. C'est ce genre d'attitude claire que le citoyen attend de nous, parce qu'elle est le reflet d'une véritable échelle de valeurs. Notre population n'a-t-elle pas revendiqué haut et fort que nous mettions enfin l'humain en priorité dans toutes les décisions ? La santé publique fait partie des biens les plus précieux d'une société et aucun « bon » argument ne justifie qu'on la menace, pas même celui qui consiste à dire que « puisque d'autres pays le font, nous pouvons le faire aussi ». (Applaudissements.)

Mme la présidente. ­ La parole est à M. Philippe Charlier.

M. Ph. Charlier (PSC). ­ Madame la présidente, l'examen de ce projet a donné lieu à des discussions âpres et longues, tant en commission des Finances et des Affaires économiques qu'en commission des Affaires sociales, à tel point que nous avons failli commémorer le premier anniversaire de son dépôt en commission. Je regrette que des points de procédure aient souvent occulté les débats de fond, ces derniers ayant enfin permis d'aboutir à un texte sur lequel une majorité de sénateurs se sont accordés.

Ainsi que je l'ai indiqué le 13 novembre, ce texte comprend quatre éléments essentiels et logiques.

Premièrement, une hiérarchisation des peines et des amendes a été mise en place. Cet élément positif a permis la suppression des peines de prison. En présence d'une hiérarchisation, il importe, en effet, de tenir compte du type d'infraction.

Deuxièmement, la publicité à l'intérieur ou sur les devantures des locaux où des produits du tabac sont en vente est permise. Cette disposition permet d'éviter toute discrimination entre les magasins de tabac et de journaux et d'autres points de vente qui ne sont pas exclusivement consacrés au tabac.

Troisièmement, la publicité de certaines marques pour d'autres produits que le tabac, mais qui tiennent leur notoriété des produits du tabac, sera autorisée afin de mettre la Belgique en conformité avec les règles européennes.

Le quatrième point a suscité le plus grand nombre de questions. Il porte sur les dérogations accordées aux sports motorisés et aux événements culturels, sous certaines conditions déterminées, après avis du ministre des Affaires économiques, par le ministre de la Santé publique, sur la base de critères fixés par arrêté royal. La dérogation est prévue, dans un premier temps, pour une durée maximale de trois ans, renouvelable une seule fois.

En commission des Affaires sociales, le projet a été amendé. Nous avons ainsi fait un pas vers un consensus. Ceux qui voulaient faire avancer les choses ont permis l'adoption d'un texte qui prévoit la possibilité d'un renouvellement unique. Le fait que la loi entrera en vigueur en 1999 et que toute dérogation pourra avoir une durée de deux fois trois ans, nous mènera en 2005. Ce délai permettra éventuellement l'adoption d'une directive européenne en la matière. Les modifications apportées au texte traduisent donc notre volonté de recherche de consensus et de cohésion.

Les autres amendements déposés en séance visent tout simplement à revenir en arrière par rapport à ce qui a été adopté démocratiquement en commission des Affaires sociales, où un grand pas en avant a été accompli. Vous conviendrez qu'il serait dommage d'aboutir à une telle situation.

Je terminerai en répétant mes propos du 13 novembre, à savoir que, comme tout un chacun, je suis d'accord pour affirmer que le tabac nuit à la santé. Je ne puis que défendre le bien-fondé de l'objectif visant à limiter son impact sur la santé, mais je m'interroge quant aux moyens mis en oeuvre afin de l'atteindre. Sont-ils bien appropriés ?

Le choix devant lequel le législateur fédéral ­ et le Sénat en particulier ­ se trouve est clair et simple : adopter le texte voté à la Chambre en laissant croire que la Belgique veut jouer un rôle de précurseur pour se donner bonne conscience ou accepter le texte tel qu'amendé par la commission des Affaires sociales en laissant la possibilité de cette dérogation renouvelable une seule fois. Celle-ci est bénéfique à tout le monde et en particulier au secteur, qui, grâce au sponsoring, sera à même d'organiser des événements sportifs et culturels et de créer par ce biais de nouveaux emplois.

Si demain, des personnes devaient perdre leur emploi, il serait difficile de leur expliquer que, dans sa volonté de se donner bonne conscience, le législateur, à la faveur d'une loi hypocrite aux effets non démontrés, entend interdire la publicité pour le tabac tout en autorisant la vente libre des cigarettes.

J'invite donc tous les membres du Sénat à porter un regard objectif sur la situation et à opérer le choix adéquat afin de donner un signal clair à la Chambre. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en gaan we over tot de bespreking van de artikelen waarbij amendementen werden ingediend.

Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles auxquels des amendements ont été déposés.

Artikel 3 luidt :

Art. 3. In artikel 7 van dezelfde wet wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :

« § 2bis . 1º Het is verboden reclame te voeren voor en te sponsoren door tabak, producten op basis van tabak en soortgelijke producten, hierna tabaksproducten genoemd.

Als reclame en sponsoring worden beschouwd elke mededeling of handeling die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft de verkoop te bevorderen, ongeacht de plaats, de aangewende communicatiemiddelen of de gebruikte technieken.

2º Het in het 1º bedoelde verbod is niet van toepassing op :

­ reclame voor tabaksproducten in buitenlandse kranten en periodieke uitgaven, behoudens wanneer die reclame of de invoer van dergelijke krant of periodieke uitgave er hoofdzakelijk toe strekt reclame voor tabaksproducten te voeren voor de Belgische markt;

­ de incidentele reclame voor tabaksproducten in het kader van de mededeling aan het publiek van evenementen in het buitenland, behoudens wanneer die reclame of de mededeling aan het publiek van het evenement er hoofdzakelijk toe strekt reclame voor tabaksproducten te voeren voor de Belgische markt;

­ de reclame voor het merk van een tabaksproduct, van producten op basis van tabak en van soortgelijke producten in en aan de voorgevel van lokalen waar die producten gewoonlijk te koop zijn;

­ de reclame voor tabaksproducten in het kader van het beschermheerschap of de sponsoring van sportevenementen met motorvoertuigen en motorboten of van culturele evenementen tijdens de zes weken die aan het evenement voorafgaan en tijdens dat evenement.

Deze afwijking wordt, op advies van de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, toegestaan door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, voor een maximum termijn van drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

De Koning bepaalt de criteria die in aanmerking worden genomen voor het toestaan van die afwijking. De afwijking kan echter alleen worden toegestaan indien wordt aangetoond dat de financiering of het voortbestaan van die evenementen grotendeels afhankelijk zijn van het beschermheerschap of de sponsoring van de tabaksindustrie.

3º Het is verboden een merk, dat zijn bekendheid hoofdzakelijk aan een tabaksproduct ontleent, voor reclame op andere gebieden te gebruiken indien het ontwerp van reclame niet voorafgaandelijk het akkoord verkregen heeft van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. De minister kan zijn akkoord verlenen indien noch de producten of diensten, noch de reclameboodschappen specifiek gericht zijn tot minderjarigen of afbeeldingen vertonen van tabaksproducten of daaraan verwante producten of diensten en indien het product of de dienst, waarvoor de reclame gevoerd wordt, in de reclameboodschap op een duidelijke manier geïdentificeerd worden zodat er geen verwarring kan ontstaan bij de consument. »

Art. 3. L'article 7 de la même loi est complété par un § 2bis , libellé comme suit :

« § 2bis . 1º Il est interdit de faire de la publicité pour et du parrainage par le tabac, les produits à base de tabac et les produits similaires, ci-après dénommés produits de tabac.

Est considérée comme publicité et parrainage, toute communication ou action qui vise, directement ou indirectement, à promouvoir la vente, quels que soient l'endroit, le support ou les techniques utilisés.

2º L'interdiction visée au 1º ne s'applique pas à :

­ la publicité pour les produits de tabac faite dans des journaux et périodiques étrangers, sauf lorsque cette publicité ou l'importation de ces journaux ou périodiques a pour objet principal de promouvoir les produits de tabac sur le marché belge;

­ la publicité fortuite pour les produits de tabac faite dans le cadre de la communication au public d'un événement qui se déroule à l'étranger, sauf lorsque cette publicité ou la communication au public de cet événement a pour objet principal de promouvoir les produits de tabac sur le marché belge;

­ la publicité pour la marque d'un produit de tabac, de produits à base de tabac et de produits similaires, à l'intérieur et sur la devanture des locaux où ces produits sont habituellement mis en vente;

­ la publicité pour les produits du tabac faite dans le cadre du parrainage ou de la sponsorisation d'événements concernant les sports motorisés ou culturels durant les six semaines qui précèdent l'événement et durant celui-ci.

Cette dérogation est accordée pour une durée maximale de trois ans, renouvelable une seule fois, par le ministre ayant la Santé publique dans ses attributions, après avis du ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions.

Le Roi détermine les critères à prendre en compte pour l'octroi de cette dérogation. Toutefois, celle-ci ne peut être accordée que s'il est démontré que le financement et la viabilité de ces événements dépendent principalement du parrainage ou de la sponsorisation de l'industrie du tabac.

3º Il est interdit d'utiliser une marque qui doit principalement sa notoriété à un produit de tabac à des fins publicitaires dans d'autres domaines, si le projet de message publicitaire n'a pas reçu au préalable l'accord du ministre ayant la Santé publique dans ses attributions. Le ministre peut donner son accord si ni les produits ou services, ni les messages publicitaires ne s'adressent spécifiquement aux mineurs d'âge ou ne représentent des produits de tabac ou des produits ou services connexes et si le produit ou le service qui font l'objet de la publicité sont clairement identifiés dans le message publicitaire de façon qu'il ne puisse pas y avoir de confusion chez le consommateur. »

Mevrouw Van der Wildt c.s. stelt volgende amendementen voor :

« A. In de voorgestelde § 2bis, 2º, eerste lid, het derde streepje vervangen als volgt :

« ­ het aanbrengen van het merk van een tabaksproduct op affiches in en aan de voorgevel van tabakswinkels die tabaksproducten verkopen. »

« B. In dezelfde § 2bis, 2º, het vierde streepje van het eerste lid en het tweede en het derde lid doen vervallen. »

« A. Au § 2bis, 2º, alinéa 1er , proposé, remplacer le troisième tiret par ce qui suit :

« ­ l'affichage de la marque d'un produit de tabac à l'intérieur et sur la devanture de magasins de tabac et de magasins de journaux qui vendent des produits du tabac. »

« B. Au même § 2bis, 2º, supprimer le quatrième tiret de l'alinéa 1er et les deuxième et troisième alinéas. »

Mme Dardenne et consorts proposent l'amendement que voici :

« Au § 2bis proposé, supprimer le 3º. »

« Het 3º van de voorgestelde § 2bis doen vervallen. »

Mme Delcourt propose l'amendement que voici :

« Au § 2bis, 2º, proposé, alinéa 2, remplacer les mots « , renouvelable une seule fois, » par les mots « non renouvelable, ».

« In het tweede lid van de voorgestelde § 2bis, 2º, de woorden « die eenmaal kan worden verlengd » vervangen door de woorden « die niet kan worden verlengd. »

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

Le vote sur les amendements est réservé.

Artikel 6 luidt :

Art. 6. In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In § 1 worden de woorden « met gevangenisstraf van 1 maand tot 1 jaar en » en de woorden « of met een van die straffen alleen » geschrapt.

2º In § 2, 2º, worden tussen de woorden « en § 2 » en het woord « overtreedt » de woorden « in verband met de reclame voor alcohol en alcoholische dranken » ingevoegd.

3º Er wordt een § 3 toegevoegd luidend als volgt :

« § 3. Met geldboete van honderd frank tot honderdduizend frank wordt gestraft hij die artikel 7, § 2bis , overtreedt of de besluiten genomen ter uitvoering van artikel 7, § 2, in verband met tabaksproducten.

Deze bepaling is eveneens van toepassing op de uitgevers, drukkers en in het algemeen op alle personen die bij de verspreiding van de reclame of bij sponsoring betrokken zijn. »

Art. 6. À l'article 15 de la même loi sont apportées les modifications ci-après :

1º Au § 1er , les mots « d'un emprisonnement d'un mois à un an et » et les mots « ou de l'une de ces peines seulement » sont supprimés.

2º Au § 2, 2º, après les mots « et § 2 », les mots « relatives à la publicité concernant l'alcool et les boissons alcoolisées » sont ajoutés.

3º Il est ajouté un § 3, libellé comme suit :

« § 3. Est puni d'une amende de cent à cent mille francs celui qui enfreint les dispositions de l'article 7, § 2bis , ou les arrêtés d'exécution de l'article 7, § 2, relatifs aux produits du tabac.

La présente disposition s'applique également aux éditeurs, imprimeurs et en général à toutes les personnes qui assurent la diffusion de la publicité ou le parrainage. »

Mevrouw Van der Wildt c.s. stelt volgende amendementen voor :

« A. Het 2º doen vervallen. »

« B. In de in het 3º voorgestelde § 3, eerste lid, de woorden « of de besluiten genomen ter uitvoering van artikel 7, § 2, in verband met tabaksproducten » te doen vervallen. »

« A. Supprimer le 2º. »

« B. Au § 3, premier alinéa, proposé par le 3º, supprimer les mots « , ou les arrêtés d'exécution de l'article 7, § 2, relatifs aux produits du tabac. »

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

Le vote sur l'amendement est réservé.

Mevrouw Van der Wildt c.s. stelt voor een artikel 8bis (nieuw) in te voegen, luidend :

« Art. 8bis. Het koninklijk besluit van 20 december 1982 betreffende de reclame voor tabak, voor producten op basis van tabak en voor soortgelijke producten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 april 1990, wordt opgeheven. »

« Art. 8bis. L'arrêté royal du 20 décembre 1982 relatif à la publicité pour le tabac, les produits à base de tabac et les produits similaires, modifié par l'arrêté royal du 10 avril 1990, est abrogé. »

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

Le vote sur l'amendement est réservé.

Artikel 9 luidt :

Art. 9. Deze wet treedt in werking op 1 januari 1999, met uitzondering van artikel 6, 2º en 3º, voor zover dit betrekking heeft op de straffen die van toepassing zijn bij overtreding van de besluiten in verband met tabaksproducten die genomen zijn ter uitvoering van artikel 7, § 2, van de wet van 24 januari 1977 en dat in werking treedt op de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9. La présente loi entre en vigueur le 1er janvier 1999, à l'exception de l'article 6, 2º et 3º, en ce qui concerne les sanctions applicables en cas de violation des arrêtés d'exécution de l'article 7, § 2, de la loi du 24 janvier 1977, relatifs aux produits de tabac, qui entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Mevrouw Van der Wildt c.s. stelt volgend amendement voor :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 9. Deze wet treedt in werking op 1 januari 1999. »

« Remplacer cet article par ce qui suit :

« Art. 9. La présente loi entre en vigeur le 1er janvier 1999. »

Mevrouw Cantillon c.s. stelt volgend amendement voor :

« In dit artikel de woorden « 1 januari 1999 » vervangen door de woorden « 1 januari 2002. »

« À cet article, remplacer les mots « 1er janvier 1999 » par les mots « 1er janvier 2002. »

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

Le vote sur les amendements est réservé.

De aangehouden stemming en de stemming over het geheel van het wetsontwerp hebben zo dadelijk plaats.

Il sera procédé tout à l'heure aux votes réservés ainsi qu'au vote sur l'ensemble du projet de loi.

Je propose de suspendre la séance jusqu'à 18 heures, heure à laquelle les votes sont prévus.

Ik stel voor de vergadering te schorsen tot 18 uur, tijdstip waarop de stemmingen plaatsvinden.

La séance est suspendue.

De vergadering is geschorst.

­ La séance est suspendue à 17 h 10.

De vergadering wordt geschorst om 17.10 uur.

­ Elle est reprise à 18 h 50.

Ze wordt hervat om 18.50 uur.

De heer Swaelen treedt als voorzitter op