1-135

1-135

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 23 OCTOBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 23 OKTOBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER VAN HAUTHEM AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN EN BUITENLANDSE HANDEL OVER « HET VOORNEMEN VAN DE FEDERALE REGERING HET VERLAAGDE BTW-TARIEF IN DE BOUWSECTOR NIET TE VERLENGEN »

QUESTION ORALE DE M. VAN HAUTHEM AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR SUR « L'INTENTION DU GOUVERNEMENT FÉDÉRAL DE NE PAS PROLONGER L'APPLICATION DU TAUX RÉDUIT DE LA T.V.A. DANS LE SECTEUR DE LA CONSTRUCTION »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Van Hauthem aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel.

Minister Derycke antwoordt namens zijn collega.

Het woord is aan de heer Van Hauthem.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik betreur dat de vice-eerste minister en minister van Financiën hier niet aanwezig is.

In het kader van de opmaak van de begroting 1998 besliste de regering de maatregel die het BTW-tarief in de bouwsector verlaagde tot respectievelijk 12 & en 6 &, niet meer te verlengen vanaf 1 januari volgend jaar.

Nochtans had deze maatregel zijn nut bewezen wanneer men de effecten ervan nagaat op het sociaal vlak en op het vlak van tewerkstelling. Deze maatregel heeft onweerlegbaar budgettaire gevolgen voor het huisvestingsbeleid van het Vlaams Gewest. Programma's zoals het Sociaal Impulsfonds en Domus Flandria werden opgestart, precies omdat de BTW-tarieven waren verlaagd. Deze programma's lopen ook door na 1 januari 1998. Op 30 april van dit jaar keurde het Vlaams Parlement eenparig een resolutie goed waarin de Vlaamse regering werd opgeroepen er bij de minister op aan te dringen deze sociale maatregel te behouden, eventueel op een selectieve manier. Dit standpunt werd dinsdag nogmaals door het voltallige Vlaams Parlement en de minister-president bevestigd. Op de twee brieven die de Vlaamse minister-president terzake naar de federale regering stuurde, had men zelfs niet de beleefdheid een ontvangstbericht te laten geworden, laat staan erop te antwoorden. Er was bijgevolg geen enkel overleg bij het nemen van de huidige beslissing.

Kan de minister verklaren waarom deze beslissing tot niet-verlenging werd genomen ? Heeft men de terugverdieneffecten in acht genomen ? Waarom heeft men niet de elementaire beleefdheid opgebracht om te antwoorden op de vraag van de Vlaamse regering, een vraag die werd gesteund door het unanieme Vlaams Parlement ? Laat de minister nog ruimte open om over een selectieve verlenging van een verlaagd BTW-tarief te discussiëren of wordt bij voorbaat elk parlementair initiatief terzake de grond ingeboord ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, het koninklijk besluit van 1 december 1995 heeft twee tijdelijke maatregelen ingevoerd tot verlaging van het BTW-tarief van toepassing op sociale woningen. Deze maatregelen waren vanaf de datum van invoering beperkt tot twee volledige kalenderjaren, meer precies van 1 januari 1996 tot 31 december 1997. Bij opmaak van de begroting 1998 heeft de regering beslist deze maatregelen niet te verlengen. Aangezien de budgettaire ruimte voor 1998 vrij beperkt is, geeft de regering prioriteit aan justitie, gezondheidszorg en de verlaging van de sociale lasten.

De verlenging van het verlaagd BTW-tarief voor de bouwsector zou per jaar ongeveer 6 miljard kosten : 4,5 miljard voor het tarief van 12 & op een schijf van 2 miljoen en 1,5 miljard voor het tarief van 6 & voor de sociale woning in de strikte zin. Deze 6 miljard kunnen geen twee keer worden gebruikt en dus niet worden aangewend voor tewerkstellingsmaatregelen.

Ik herinner eraan dat er voor de bouwsector een nieuwe Maribeloperatie komt, waardoor de sector zijn positie kan versterken en er meer arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd.

Inzake de unanieme beslissing van de Vlaamse regering om de aanvraag tot verlenging van het verlaagde BTW-tarief voor de bouwsector te steunen, kan de vraag worden gesteld of ze even unaniem zou reageren indien de federale regering een onderzoek zou vragen naar de mogelijkheid tot vermindering van de registratierechten op de aankoop van bouwgrond met het oog op het bouwen van een eerste woning of op de aankoop van een bestaande woning.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Van Hauthem voor een repliek.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik ben niet van plan te replikeren op het antwoord dat hier werd voorgelezen. Ik zal integendeel een interpellatieverzoek indienen.

Ik heb alle respect voor de minister van Buitenlandse Zaken die de opdracht krijgt hier een antwoord te komen voorlezen, maar naar mijn mening verdient de regering hier een blaam, omdat zij twee ministers naar de Senaat afvaardigt die hier namens alle mogelijke ministers een reeks van antwoorden komen voorlezen. Dit is niet de eerste keer en bovendien is het ditmaal bijzonder frappant. Minister Maystadt beantwoordde vanmiddag in de Kamer wel een aantal mondelinge vragen, maar hier kan hij blijkbaar niet aanwezig zijn. Indien dit zo voortgaat, kan men even goed dit vragenuurtje afschaffen.

De heer Anciaux (VU). ­ Of de Senaat afschaffen.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Dat men dan inderdaad de Senaat afschaft. Dit kan alleszins niet meer. Op die manier worden de mondelinge vragen in feite gereduceerd tot schriftelijke vragen, want wij krijgen hier hetzelfde antwoord als op een schriftelijke vraag. De minister van dienst kan onmogelijk antwoorden op mijn repliek. Dit is niet eens zijn schuld, het is nu eenmaal niet zijn bevoegdheid. Had ik mijn vraag schriftelijk gesteld dan waren wij nu misschien reeds aan de stemmingen toe. Als men doorgaat met deze spelletjes kan men zwijgen over de herwaardering van de parlementaire instellingen. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.