1-93

1-93

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 20 FÉVRIER 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 20 FEBRUARI 1997

(Vervolg-Suite)

REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN

ORDRE DES TRAVAUX

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Erdman.

De heer Erdman (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, rekening houdend met een amendement dat werd ingediend bij het wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet, stel ik voor dit wetsvoorstel naar de commissie terug te zenden. De commissie kan zich dan in het bijzonder over artikel 106 van de provinciewet buigen. Het wetsvoorstel kan dan ongetwijfeld straks in de plenaire vergadering aan de orde komen. Op die manier vermijden wij geblokkeerd te worden door de bepalingen van de wet van 6 april 1995.

De voorzitter. ­ Dat lijkt mij een verstandig voorstel. Gaat de Senaat ermee akkoord dat de commissie zich eerst buigt over het amendement om dan, na het horen van het mondeling verslag, nog in deze vergadering over het wetsvoorstel te stemmen ?

Het woord is aan de heer Van Hauthem.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik meende vóór de stemming over dit wetsvoorstel nog een opmerking te maken. Aangezien de heer Erdman nu reeds over dit wetsvoorstel is begonnen, wil ook ik een bedenking maken. Zij houdt eveneens verband met de stemming over dit wetsvoorstel. U hebt ongetwijfeld kennis genomen van de brief van de Vlaamse minister-president Van den Brande.

De voorzitter. ­ Mijnheer Van Hauthem, ik heb geen brief ontvangen van de Vlaamse minister-president.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik heb wel een brief ontvangen. Ik neem aan dat alle gemeenschapssenatoren deze brief hebben ontvangen. De Vlaamse minister-president deelt daarin mede dat op 4 september 1996 de federale minister van Binnenlandse Zaken de regeringen van de deelstaten verzocht heeft om hun eventuele opmerkingen bij het wetsvoorstel te formuleren. De Vlaamse regering heeft dit gedaan. Zij had bedenkingen bij artikel 30 van het wetsvoorstel dat artikel 106 van de provinciewet zou wijzigen. Daar is blijkbaar sprake van een bevoegdheidsoverschrijding. Ook de wetgevende afdeling van de Raad van State had dit in haar advies opgemerkt.

De minister-president schrijft : « Ik heb dan ook, op verzoek van de Vlaamse regering, de federale regering verzocht om, met toepassing van artikel 3, § 3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, artikel 30 van het voorstel van wet tot wijziging van de provinciewet, waarvan de tekst op 18 december 1996 werd aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden van de Senaat, onverwijld aanhangig te maken bij het Overlegcomité federale regering, gemeenschaps- en gewestregeringen, met verzoek het bij artikel 3, § 4, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bedoelde advies uit te brengen. »

De minister-president baseert zich eigenlijk op de gecoördineerde wetten op de Raad van State waarin wordt gesteld dat, wanneer de Raad van State in een voorafgaandelijk advies zegt dat er sprake is van een bevoegdheidsoverschrijding, men kan vragen dat de zaak wordt aanhangig gemaakt bij genoemd overlegcomité dat een advies moet uitbrengen. Indien dit advies bevestigt dat er sprake is van een bevoegdheidsoverschrijding, wordt de betrokken assemblee gevraagd om de nodige amendementen in te dienen. Daarom stel ik de vraag of het zin heeft om vandaag nog over dit wetsvoorstel te stemmen of het nu eerst naar de commissie wordt teruggezonden of niet. Blijkbaar is het reeds aanhangig gemaakt bij het overlegcomité. Indien wij erover stemmen en het aan de Kamer wordt overgemaakt, zal men in de Kamer amendementen moeten indienen, eventueel na een advies van het overlegcomité. Het wetsvoorstel moet dan teruggezonden worden naar de Senaat. Heeft het niet meer zin om de procedure te schorsen totdat het overlegcomité een advies heeft uitgebracht ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Erdman.

De heer Erdman (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, net als u geniet ik niet de eer om brieven te krijgen van de Vlaamse minister-president. Ik heb gevraagd dit wetsvoorstel naar de commissie terug te zenden omdat een amendement is ingediend door collega Nothomb dat mogelijkerwijze tot een bespreking aanleiding zou kunnen geven.

Elke reactie van de minister-president is voorbarig, aangezien de Senaat zich nog niet over deze aangelegenheid heeft uitgesproken. Ik denk dat wij het resultaat van de besprekingen in de commissie moeten afwachten vooraleer wij een beslissing kunnen nemen.

De voorzitter. ­ Ik ben het eens met de opmerkingen van de heer Erdman.

In antwoord op de vraag van de heer Van Hauthem bevestig ik in de eerste plaats dat ik geen brief van de minister-president heb ontvangen met betrekking tot deze materie. Dit is echter niet van essentieel belang.

Ten tweede, indien ik de heer Van Hauthem goed heb begrepen, wordt er een beroep gedaan op het Overlegcomité federale regering, gemeenschaps- en gewestregeringen. De beraadslaging in dat overlegcomité heeft echter geenszins een schorsend effect op de werking van onze assemblee.

Ten derde, om tegemoet te komen aan mogelijke bezwaren, steun ik het voorstel dat zo-even werd geformuleerd om het amendement van de heer Nothomb in de commissie te bespreken en de eventueel aangepaste tekst aan de plenaire vergadering voor te leggen. Op dat ogenblik zullen wij in staat zijn te beoordelen of de bezwaren al dan niet zijn weggenomen en kunnen wij beslissen of er onmiddellijk zal worden gestemd, dan wel of de stemming moet worden uitgesteld.

Ik stel voor dat de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden nu onmiddellijk bijeenkomt om de technische bespreking te voeren. Zij kan dan straks mondeling verslag uitbrengen en eventueel een nieuwe tekst voorleggen. Wij zullen dan oordelen of daarmee aan de geopperde bezwaren wordt tegemoetgekomen.

Het woord is aan de heer Van Hauthem.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik heb geen enkel bezwaar tegen het onmiddellijk bijeenroepen van de commissie.

Voorts heb ik niet beweerd dat het beroep op het overlegcomité de procedure zou schorsen. Ik heb enkel gesuggereerd om zelf te beslissen de procedure op te schorten aangezien wij wellicht zullen worden geconfronteerd met een ping-pongspel tussen Kamer en Senaat.

Ten slotte, kan ik het niet helpen dat u, noch de heer Erdman, een brief hebt ontvangen van de minister-president. Ik ben bereid een kopie van deze brief aan de leden van de commissie te bezorgen.

De voorzitter. ­ Is de Senaat het ermee eens dat de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden nu bijeenkomt om zich uit te spreken over het amendement van de heer Nothomb ?

Le Sénat est-il d'accord que la commission de l'Intérieur et des Affaires administratives se réunisse maintenant afin de se prononcer sur l'amendement de M. Nothomb ? (Assentiment.)

Dan is hiertoe besloten.

Il en sera donc ainsi.