1-612/3

1-612/3

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

20 MEI 1997


Wetsontwerp tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 66 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 6

In het 2º van dit artikel, de woorden « artikel 3, § 1, 1º en 4º » vervangen door de woorden « artikel 3, § 1, 4º ».

Verantwoording

De Raad van State raadt in zijn advies aan om dit koninklijk besluit niet te baseren op het 1º van artikel 3, § 1, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, aangezien dit koninklijk besluit nieuwe inkomsten moet genereren, terwijl het 1º betrekking heeft op de staatsuitgaven. Het is aangewezen zich naar dat advies te schikken.

Nr. 67 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 6

Het 6º van dit artikel aanvullen als volgt :

« , met uitzondering van artikel 3, tweede lid, dat wordt opgeheven ».

Verantwoording

De vermindering met 3 % van de bedoelde honoraria en tarieven zou niet mogen worden verlengd met telkens zes maanden.

Het ware aangewezen om onverwijld werk te maken van de noodzakelijke structurele hervormingen, in plaats van een onbeperkte verlenging van de door de regering besliste lineaire maatregelen toe te staan.

Om die reden behoort de bepaling van het koninklijk besluit die de verlenging van die maatregel mogelijk maakt, niet te worden bekrachtigd.

Nr. 68 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 6

Het 7º van dit artikel aanvullen als volgt :

« , mits de volgende wijzigingen worden aangebracht :

1º in artikel 1, tweede lid, tweede gedachtenstreep, worden de woorden « artikel 4 » vervangen door de woorden « artikel 4, lid 1 tot 5 en 7 »;

2º in artikel 2 worden het tweede en het derde lid opgeheven ».

Verantwoording

De Raad van State heeft de aanpassing van artikel 1 aanbevolen.

De opheffing van artikel 2, tweede en derde lid, gebeurt op grond van het feit dat geen onbeperkte verlenging van de voorgestelde maatregel mag worden toegestaan. Het ware beter onverwijld structurele hervormingen door te voeren in de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Nr. 69 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 6

Het 8º van dit artikel aanvullen als volgt :

« , mits de volgende wijzigingen worden aangebracht :

1º in artikel 1 wordt het tweede lid opgeheven;

2º in artikel 2 worden het tweede en het derde lid opgeheven ».

Verantwoording

De voorgestelde wijziging van artikel 1 is verantwoord omdat het tweede lid voor bepaalde prestaties verhogingen van het remgeld toestaat die door de regering niet rationeel worden gestaafd; door die maatregel zou de toegang tot de gezondheidszorg voor die prestaties in het gedrang kunnen komen.

De voorgestelde wijziging van artikel 2 moet voorkomen dat de bedoelde maatregelen telkens met zes maanden kunnen worden verlengd; het is aangewezen zonder dralen voor een structurele hervorming te kiezen, in plaats van die lineaire maatregelen onbeperkt te verlengen.

Nr. 70 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 8

Dit artikel aanvullen als volgt :

« , met uitzondering van artikel 1, dat wordt opgeheven ».

Verantwoording

Artikel 1 verhoogt de drempel waaronder de vergoedingen voor blijvende werkongeschiktheid niet worden geïndexeerd van 10 tot 16 %. Een soortgelijke maatregel tast de rechten van de betrokken burgers aan. Om die reden geniet het de voorkeur dat artikel niet te bekrachtigen.

Nr. 71 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 9

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement wordt ingediend gelet op de noodzaak de loonkosten niet te verzwaren, wat de nieuwe bijzondere bijdrage ten laste van de werkgevers wel doet. Die bijdrage zou het verschijnsel van de industriële delocalisatie waarmee ons land de jongste tijd wordt geconfronteerd, nog kunnen aanwakkeren.

Nr. 72 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 71)

Art. 9

Het 3º van dit artikel aanvullen als volgt :

« mits de volgende wijziging wordt aangebracht : artikel 2, laatste lid wordt vervangen door wat volgt : De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt, en in elk geval de kleine en middelgrote ondernemingen, geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van dit besluit onttrekken ».

Verantwoording

Het voorgestelde amendement is een antwoord op de opmerking van de Raad van State betreffende het gebrek aan duidelijkheid inzake de categorieën van werkgevers die de Koning zou kunnen vrijstellen van de betaling van die nieuwe bijdrage. Aan de hand van dit amendement zouden minstens de KMO's kunnen worden vrijgesteld van de betaling van die bijdrage, die de loonkosten verzwaart.

Nr. 73 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 11

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De Raad van State betwijfelt of het koninklijk besluit van 4 december 1996 compatibel is met artikel 3, § 2, tweede lid, van de budgettaire kaderwet van 26 juli 1996 die bepaalt dat de krachtens die wet genomen koninklijke besluiten niet in strijd mogen zijn met de kaderwet tot modernisering van de sociale zekerheid. Dat koninklijk besluit bepaalt echter gewoon dat een reeds in 1996 van kracht zijnde maatregel voor 1997 wordt verlengd, en druist dus in tegen artikel 18 van de kaderwet tot modernisering van de sociale zekerheid, die voorziet in een herstructurering van het wettelijke kapitalisatiestelsel van de werknemerspensioenen.

Anderzijds maakt de Raad van State ook voorbehoud bij de wettigheid en de grondwettigheid van het koninklijk besluit van 16 december 1996 : geen advies van de NAR noch van het bestuurscomité van de RVP, er wordt afbreuk gedaan aan het magistratenpensioen zonder dat het bicamerisme toepassing krijgt, schending van het gelijkheidsbeginsel en van het beginsel van niet-discriminatie.

Om die redenen is het aangewezen de koninklijke besluiten als bedoeld in artikel 11 van het wetsontwerp niet te bekrachtigen.

Nr. 74 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

(Subsidiair op amendement nr. 73)

Art. 11

Het punt 2º van dit artikel aanvullen als volgt :

« , mits de volgende wijziging wordt aangebracht : in artikel 1, dat artikel 68 van de wet van 30 maart 1994 vervangt, worden in artikel 68ter, § 4, tweede lid, eerste gedachtenstreep, de woorden « zonder dat hierop verwijlinteresten verschuldigd zijn » vervangen door de woorden « ; in dat geval heeft de begunstigde recht op tegen de wettelijke rentevoet berekende verwijlinteresten, te rekenen van de eerste dag van de maand na afloop van de termijn van zes maanden ».

Verantwoording

In geval de ten onrechte verrichte afhoudingen het gevolg zijn van een foute berekening door dat bestuur, is het niet billijk dat die zou worden vrijgesteld van de betaling van verwijlinteresten. Het feit dat verwijlinteresten in uitzicht worden gesteld, kan het bestuur er voorts toe aanzetten om van meet af aan correcte berekeningen te maken.

Nr. 75 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 13

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De formulering van dit artikel bevat een uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 11, 2º, van hetzelfde wetsontwerp, dat op zijn beurt betrekking heeft op een koninklijk besluit dat niet kan worden bekrachtigd, gelet op de kritiek van de Raad van State betreffende de wettigheid en de grondwettigheid van het in artikel 11, 2º, bedoelde koninklijk besluit van 16 december 1996.

Het lijkt dan ook aangewezen artikel 13 niet aan te nemen, aangezien het een verwijzing bevat naar artikel 11, 2º, waarvan de wettigheid en de grondwettigheid twijfelachtig zijn.

Nr. 76 VAN DE HEREN HAZETTE EN DESTEXHE

Art. 14

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De formulering van dit artikel bevat een uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 11, 2º, van hetzelfde wetsontwerp, dat op zijn beurt betrekking heeft op een koninklijk besluit dat niet kan worden bekrachtigd, gelet op de kritiek van de Raad van State betreffende de wettigheid en de grondwettigheid van het in artikel 11, 2º, bedoelde koninklijk besluit van 16 december 1996.

Het lijkt dan ook aangewezen artikel 14 niet aan te nemen, aangezien het een verwijzing bevat naar artikel 11, 2º, waarvan de wettigheid en de grondwettigheid twijfelachtig zijn.

Pierre HAZETTE.
Alain DESTEXHE.