1-639/1 | 1-639/1 |
22 MEI 1997
In onze representatieve democratie zijn de verkiezingen voor de burger het enige middel om deel de nemen aan de uitoefening van de macht. Op deze manier wijzen zij hun vertegenwoordigers aan.
In principe moet het door middel van verkiezingen mogelijk zijn voor de meerderheid van de Natie, die krachtens artikel 33 van de Grondwet de soevereiniteit bezit, om haar wil te kennen te geven. Maar het gewicht van de politieke partijen en de complexiteit van het verkiezingsstelsel maken het mogelijk om dit doel in de werkelijkheid te verwezenlijken.
Om de democratie te versterken, transparanter, begrijpelijker te maken, dichter bij de burger te brengen, moet het verkiezingsstelsel dan ook worden hervormd en moet de rol van de partijen in de selectie van de toekomstige verkozenen worden teruggedrongen.
Deze hervorming brengt mee dat de devolutieve werking van de lijststem en de lijsten van kandidaat-opvolgers afgeschaft worden.
1. Afschaffing van de devolutieve werking van de lijststem
De lijststem moet behouden blijven. De kiezers wensen immers niet noodzakelijk hun stem voor deze of gene kandidaat uit te brengen. Sommigen verkiezen voor de lijst in haar geheel te stemmen omdat zij te kennen willen geven dat ze akkoord gaan met het programma van de partij.
Om tot een grotere transparantie van het kiesstelsel te komen, moet men de devolutieve werking van de lijststem afschaffen. Deze stem mag slechts meegerekend worden voor de zetelverdeling onder de lijsten en mag niet langer in aanmerking worden genomen voor de toekenning van de zetels aan de kandidaten. Alleen de kandidaten die de meeste voorkeurstemmen halen, zouden dan verkozen worden en dit ongeacht hun plaats op de lijst.
Een dergelijk systeem vermindert de invloed van de partijen op de toekenning van de mandaten, geeft de verschillende kandidaten meer gelijke kansen en is meer in overeenstemming met de keuze van de kiezer.
2. Afschaffing van de lijsten van kandidaat-opvolgers
Bij de gemeenteraadsverkiezingen staan er geen kandidaat-opvolgers op de lijsten. De niet-verkozen kandidaten die het grootste aantal stemmen hebben gehaald, worden eerste, tweede, derde opvolger, enz., verklaard.
Deze regeling zonder kandidaat-opvolgers hangt samen met de mogelijkheid voor de kiezers om voor verschillende kandidaat-titularissen te stemmen. Ook bij de parlementsverkiezingen bestaat sinds de hervorming van 1995 de mogelijkheid om voor verschillende kandidaat-titularissen te stemmen, zonder dat de opvolgerslijsten evenwel afgeschaft werden.
Zoals de Raad van State heeft opgemerkt, verliest het stemmen voor verschillende kandidaten hierdoor een groot deel van zijn bestaansreden.
Het gebeurt immers dat niet-verkozen kandidaat-titularissen achter hun naam meer stemmen krijgen dat kandidaat-opvolgers. Bovendien komen naamstemmen voor niet-verkozen kandidaat-titularissen niet henzelf maar de kandidaat-opvolgers ten goede.
Met moet het bestaan van een opvolgerslijst dan ook afschaffen, zowel voor de parlementsverkiezingen als voor de gewestverkiezingen, zoals dat reeds het geval is bij de verkiezingen voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.
Een dergelijke hervorming plaatst de kandidaten op gelijke voet. Op grond van het aantal behaalde stemmen worden ze dan ofwel effectief verkozen, ofwel worden ze (eerste, tweede, derde,...) opvolger.
Deze hervorming zou de kandidatenlijsten ook overzichtelijker maken. De kiezer zou een duidelijker keuze kunnen maken : ofwel een lijststem uitbrengen, ofwel voor een of meer kandidaten kiezen. Het aantal kandidaten op een lijst zou het aantal te verkiezen kandidaten met niet meer dan een derde mogen overschrijden.
De twee wijzigingen waarin dit voorstel voorziet, beogen de kiezer uiteindelijk meer zeggingskracht te geven en de rol van de partijen in de keuze van de kandidaten te beperken.
Artikel 2
Om de kandidatenlijsten overzichtelijker te maken bepaalt dit artikel het volgende : « Het aantal kandidaten op een lijst mag het aantal te bieden leden met niet meer dan een derde overschrijden. »
Dit aantal moet voldoende zijn om te voorkomen dat er een tekort is aan verkiesbare kandidaten.
Artikelen 3 tot 7
Deze artikelen zijn het gevolg van de afschaffing van de opvolgerslijsten.
Artikel 8
Op de lijsten worden de namen van de kandidaten vermeld in de volgorde van de voordracht door de partij, zoals altijd het geval is geweest.
Artikel 10
Voortaan zal de kiezer een keuze moeten maken : ofwel een lijsstem uitbrengen, ofwel voor een of meer kandidaten stemmen. De keuze zal dan ook veel duidelijker zijn dan nu.
Artikel 11
Dit artikel beoogt de procedure voor het indelen van de stembiljetten na de verkiezingen aan te passen aan de wijze van stemmen.
Artikel 12
Dit artikel bepaalt dat wanneer een kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op een lijst en tegelijk voor een of meer kandidaten, de lijststem als niet-bestaande wordt beschouwd.
Artikel 13
Het gaat om een aanpassing van de bepaling betreffende het proces-verbaal opgemaakt door de leden van het bureau en de getuigen.
Artikel 14
Dit artikel beoogt de berekeningswijze van het stemcijfer van de lijst aan te passen aan de wijzigingen in de stemming.
Artikelen 15 en 16
Deze artikelen beogen het Kieswetboek in overeenstemming te brengen met de afschaffing van de begrippen kandidaat-opvolger en kandidaat-titularis.
Artikel 17
Dit artikel omschrijft het beginsel dat de kandidaten die het hoogste aantal voorkeurstemmen hebben behaald, verkozen zijn. Er worden dus geen lijststemmen meer overgedragen op de eerste kandidaten van de lijst. De lijststem dient alleen nog voor de berekening van de toekenning van de zetels aan de lijsten. Indien twee kandidaten hetzelfde aantal stemmen behalen, zal degene verkozen zijn die vóór de andere op de lijst staat.
Artikel 18
Dit artikel bepaalt wie de kandidaat-opvolgers zullen zijn. De niet verkozen kandidaten worden opvolger verklaard naar gelang van het aantal behaalde naamstemmen.
Artikel 19
Het gaat om een technische aanpassing ten gevolge van de afschaffing van de opvolgerslijsten.
Charles-Ferdinand NOTHOMB. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 116 van het Kieswetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in § 5 wordt het vijfde lid vervangen als volgt :
« Het aantal kandidaten op een zelfde lijst mag het aantal te kiezen leden met niet meer dan een derde overschrijden. »;
2º in § 6 worden de woorden « zowel de kandidaat-titularissen als de kandidaat-opvolgers » vervangen door de woorden « de kandidaten ».
Art. 3
Artikel 117 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 4
Artikel 117bis , eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan twee derde van het aantal bij de verkiezing te begeven zetels. »
Art. 5
In artikel 123 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het derde lid, 2º, worden de woorden « kandidaat-titularissen of kandidaat-opvolgers » vervangen door de woorden « kandidaten »;
2º het derde, lid, 2ºbis vervalt;
3º in het vijfde lid worden de woorden « kandidaat-titularissen of kandidaat-opvolgers » vervangen door de woorden « kandidaten »;
4º het zesde lid word vervangen als volgt :
« De nieuwe kandidaten voorgedragen overeenkomstig het derde lid, 6º, moeten de hun aangeboden kandidatuur in een schriftelijke verklaring bewilligen. »
Art. 6
In artikel 126 van hetzelfde Wetboek worden het eerste, het tweede en het derde lid vervangen als volgt :
« Indien niet meer dan een lijst is ingediend en er minder of evenveel kandidaten als mandaten zijn, worden deze kandidaten zonder meer door het hoofdbureau van de kieskring of collegehoofdbureau gekozen verklaard. Wanneer verscheidene lijsten regelmatig zijn voorgedragen en er niet meer kandidaten dan toe te kennen mandaten zijn, worden deze kandidaten zonder meer door het hoofdbureau van de kieskring of het collegehoofdbureau gekozen verklaard. »
Art. 7
Artikel 127, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Indien er meer kandidaten dan toe te kennen mandaten zijn, maakt het hoofdbureau van de kieskring of collegehoofdbureau onmiddelijk het stembiljet op overeenkomstig het bij dit Wetboek gevoegde model II. »
Art. 8
Artikel 128, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« De naam en voornaam van de kandidaten worden in de volgorde van de voordracht vermeld in de kolom bestemd voor de lijst waartoe zij behoren. »
Art. 9
In artikel 133, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « kandidaat-titularissen » telkens vervangen door de woorden « kandidaten ».
Art. 10
Artikel 144 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« De kiezer mag ofwel een stem voor een lijst uitbrengen in het stemvak bovenaan op die lijst, ofwel een naamstem uitbrengen op een of meer kandidaten van dezelfde lijst. De naamstemmen worden uitgebracht in het stemvak naast de naam en voornaam van de kandidaat of kandidaten aan wie de kiezer zijn stem wil geven.
Het stemmerk, zelfs op onvolmaakte wijze aangebracht, is geldig, tenzij het voornemen om het stembiljet herkenbaar te maken duidelijk blijkt. »
Art. 11
In artikel 156, § 1, van hetzelfde Wetboek worden het tweede, derde en vierde lid vervangen als volgt :
« Na deze eerste indeling worden de stembiljetten van elk van de categorieën voor de verschillende lijsten verder verdeeld in twee subcategorieën :
1º stembiljetten waarop bovenaan op een lijst is gestemd;
2º stembiljetten waarop uitsluitend naast de naam van een of meer kandidaten is gestemd.
De stembiljetten waarop bovenaan op een lijst en tegelijk naast de naam van een of meer kandidaten is gestemd, worden in de tweede subcategorie geplaatst. »
Art. 12
Artikel 157 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Art. 157. Ongeldig zijn :
1º alle andere stembiljetten dan die welke volgens de wet mogen worden gebruikt;
2º de stembiljetten waarop meer dan een lijststem voorkomt of waarop naamstemmen voor kandidaten op verschillende lijsten zijn uitgebracht;
3º de stembiljetten waarop een kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op een lijst en tegelijk naast de naam van een of meer kandidaten van een andere lijst;
4º de stembiljetten waarop geen stem tot uitdrukking is gebracht; de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die de kiezer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een bij de wet niet geoorloofd merk.
Niet ongeldig zijn :
de stembiljetten waarop een kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op een lijst en tegelijk voor een of meer kandidaten van dezelfde lijst. De stem bovenaan op de lijst wordt als niet-bestaande beschouwd. »
Art. 13
In artikel 161, achtste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « het aantal stembiljetten van elk van de vier in artikel 156, § 1, tweede lid, bedoelde subcategorieën, alsmede voor elke kandidaat, titularis of opvolger, het totaal van de verkregen naamstemmen » vervangen door de woorden « het aantal stembiljetten van de twee in artikel 156, § 1, tweede lid, bedoelde subcategorieën, alsmede voor elke kandidaat het aantal verkregen naamstemmen ».
Art. 14
In artikel 166 van hetzelfde Wetboek wordt de tweede volzin vervangen als volgt :
« Dit totaal wordt voor elke lijst verkregen door optelling van de stembiljetten van de twee in artikel 156, § 1, tweede lid, bedoelde subcategorieën. »
Art. 15
In artikel 167, vierde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « kandidaat-titularissen en -opvolgers » vervangen door het woord « kandidaten ».
Art. 16
In artikel 171, negende lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « kandidaat-titularissen en -opvolgers » vervangen door het woord « kandidaten ».
Art. 17
In artikel 172 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het eerste lid wordt het woord « kandidaat-titularissen » vervangen door het woord « kandidaten »;
2º het tweede lid wordt vervangen als volgt :
« Is het aantal groter, dan worden de zetels toegekend aan de kandidaten die het meeste stemmen hebben verkregen. Bij gelijk stemmental is de volgorde van voordracht op de lijst beslissend. »
3º het derde lid wordt vervangen als volgt :
« Is het aantal kandidaten van een lijst lager dan dat van de aan de lijst toekomende zetels, dan zijn deze kandidaten gekozen en wordt het overschot verdeeld overeenkomstig artikel 167, laatste lid. »
Art. 18
Artikel 173 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Art. 173. Voor elke lijst waarop een of meer kandidaten gekozen zijn, worden de niet-verkozen kandidaten eerste, tweede, derde opvolger, enzovoort, verklaard in de volgorde van het aantal verkregen stemmen.
Bij gelijk stemmental is de volgorde van voordracht beslissend. »
Art. 19
In artikel 178 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het eerste lid, tweede volzin, vervallen de woorden « en er wordt hem geen aandeel toegekend van het aantal stembiljetten ten gunste van de volgorde van voordracht »;
2º in het tweede lid wordt de laatste volzin vervangen als volgt :
« Indien hij gekozen is, moet de eerste niet-verkozen kandidaat in zijn plaats zitting nemen. »;
3º het derde lid wordt vervangen als volgt :
« De eerste niet-verkozen kandidaat van dezelfde lijst moet ook zitting hebben in de plaats van de gekozen kandidaat die na de openbare afkondiging van de verkiezingsuitslagen vermeld in artikel 174 overlijdt. »
Charles-Ferdinand NOTHOMB. Joëlle MILQUET. |