1-363/4

1-363/4

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

19 DECEMBER 1996


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 59 van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht ­
zie « Belgisch Staatsblad » nr. 74 van 12 april 1995)


AMENDEMENTEN


Nr. 11 VAN DE HEREN DESMEDT EN FORET

(Subamendement op amendement nr. 2 van de heer Erdman c.s.)

Enig artikel

A. In het eerste lid de woorden « het voorwerp uitmaken van dwangmaatregelen waarvoor het bevel van een rechter is vereist » schrappen.

B. Tussen het eerste en het tweede lid twee leden invoegen, luidende :

« Behalve bij ontdekking op heterdaad kunnen de dwangmaatregelen waarvoor het optreden van een rechter is vereist, ten opzichte van een lid van een van beide Kamers, tijdens de zitting en in strafzaken, alleen worden bevolen door de eerste voorzitter van het hof van beroep op verzoek van de bevoegde rechter. Deze beslissing wordt aan de voorzitter van de betrokken Kamer meegedeeld.

Huiszoeking of inbeslagneming krachtens het voorgaande lid kan alleen geschieden in aanwezigheid van de voorzitter van de betrokken Kamer of van een door hem aangewezen lid. »

Claude DESMEDT.
Michel FORET.

Nr. 12 VAN DE HEER ERDMAN c.s.

Enig artikel

« Behalve bij ontdekking op heterdaad kan geen lid van een van beide Kamers, tijdens de zitting, in strafzaken (het voorwerp uitmaken van dwangmaatregelen waarvoor het bevel van een rechter is vereist), in verdenking worden gesteld, verwezen of rechtstreeks gedagvaard voor een hof of een rechtbank, of worden aangehouden dan met verlof van de Kamer waarvan hij deel uitmaakt.

De vervolging van een lid van een van beide Kamers kan, tijdens de zitting, in strafzaken, enkel worden ingesteld door de ambtenaren van het openbaar ministerie en de bevoegde ambtenaren.

De aanhouding of de vervolging voor een hof of een rechtbank ten opzichte van een lid van een van beide Kamers wordt tijdens de zitting geschorst indien de Kamer waarvan hij deel uitmaakt, het vordert. »

Overgangsbepaling

Voor de toepassing van het eerste lid en zolang het begrip « inverdenkingstelling » niet wordt bepaald in het Wetboek van Strafvordering, geldt terzake de volgende bepaling :

« De onderzoeksrechter gaat over tot de inverdenkingstelling van elke persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan. Deze inverdenkingstelling vindt plaats ter gelegenheid van een verhoor of door kennisgeving aan de betrokkene. »

Frederik ERDMAN.
Roger LALLEMAND.
Hugo VANDENBERGHE.
Magdeleine WILLAME.

Nr. 13 VAN DE HEER VERHOFSTADT

Enig artikel

Het voorgestelde artikel 59 van de Grondwet vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 59. ­ § 1. Behalve bij ontdekking op heterdaad, kan geen lid van een van beide Kamers, tijdens de zitting, in strafzaken van zijn vrijheid worden beroofd dan met verlof van de Kamer waarvan dat lid deel uitmaakt.

§ 2. Behalve bij ontdekking op heterdaad, dient de onderzoeksrechter voor alle andere dwangmaatregelen dan deze bedoeld in de vorige paragraaf, zoals bevelen tot medebrenging, huiszoekingen, inbeslagnemingen, het opsporen en aftappen van telefoongesprekken alsmede onderzoeken aan het lichaam, voorafgaandelijk de toelating van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te vragen. Deze laatste doet onverwijld uitspraak, de procureur-generaal gehoord zijnde.

§ 3. Bovendien kan in strafzaken, behalve bij ontdekking op heterdaad, geen huiszoeking noch inbeslagneming plaatsvinden tegen een lid van een van beide Kamers dan in aanwezigheid van de voorzitter van de Kamer waarvan dat lid deel uitmaakt of van een door die voorzitter aangewezen lid.

§ 4. Geen lid van een van beide Kamers kan in strafzaken, tijdens de zitting, voor een rechtbank of een hof worden gebracht dan door de leden van het openbaar ministerie, door de door de wet bevoegd verklaarde ambtenaren of op verwijzing na burgerlijke partijstelling door de onderzoeksrechter. »

Nr. 14 VAN DE HEER VERHOFSTADT

(Subamendement bij het amendement nr. 13 van de heer Verhofstadt)

Enig artikel

Een § 5 toevoegen aan het voorgestelde artikel 59 van de Grondwet :

« § 5. De verwijzing naar een hof of rechtbank van een lid van een van beide Kamers wordt, tijdens de zitting, in strafzaken geschorst indien de Kamer waarvan het lid deel uitmaakt zulks vordert op verzoek van dat lid. Deze Kamer dient hierover met een twee derden meerderheid te beslissen. »

Verantwoording

Huidig amendement wil in zijn zuiverste en eenvoudigste vorm een ultieme waarborg bieden tegen een willekeurige verwijzing naar een hof of rechtbank van een lid van een van beide wetgevende kamers.

Alleen het betrokken lid kan het verzoek tot schorsing van zijn verwijzing naar de vonnisrechter vorderen van de Kamer waarvan hij deel uitmaakt.

De Kamer kan slechts met een meerderheid van twee derden beslissen hiertoe over te gaan. Zulks is verantwoord gezien de verstrekkende gevolgen van dergelijke beslissing, die alleen genomen kan worden wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat het betrokken parlementslid willekeurig vervolgd wordt. Het helpt ook te vermijden dat zulke beslissingen in een meerderheid-versus-minderheid-sfeer moeten worden genomen.

Guy VERHOFSTADT.