Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1918

van Tom Ongena (Open Vld) d.d. 6 maart 2023

aan de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing

Sociale media - Desinformatie - Strijd - Rapporteringsmechanismen - Gebruik door de Belgische overheid - Cijfers en tendensen

sociale media
desinformatie
officiële statistiek

Chronologie

6/3/2023Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 6/4/2023)
6/4/2023Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1917
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1919

Vraag nr. 7-1918 d.d. 6 maart 2023 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Verschillende Amerikaanse veiligheidsdiensten zouden samenwerken met onder meer Twitter, Facebook en Instagram om diverse vormen van desinformatie te bestrijden (cf. https://tweakers.net/nieuws/202956/veiligheidsdiensten-vs-werken-samen-met-twitter-en-meta-tegen-desinformatie.html). Dit door gebruik van zogenaamde «portalen». Overheidsinstanties kunnen hiermee direct desinformatie melden.

Onder meer het Department of Homeland Security (DHS) en de Federal Bureau of Investigation (FBI) hebben naar verluidt «nauwe banden» met sociale media als Facebook en Twitter. Het DHS zou bijvoorbeeld via dit apart portaal van Facebook direct desinformatie kunnen melden via «facebook.com/xtakedowns/login». Dit zou alleen mogelijk zijn als er een overheids-e-mailadres wordt gebruikt. Instagram zou een vergelijkbaar portaal hanteren.

Uit interne documenten van het DHS, die volgens «The Intercept» onder meer tijdens rechtszaken en door lekken naar buiten zijn gekomen, zou blijken dat er een strategie geformuleerd werd ter bestrijding van «inaccurate informatie». Onder meer onderwerpen als de coronapandemie, vaccinaties en het beleid rondom de conflicten in Afghanistan en Oekraïne zouden hieronder vallen. Deze onderwerpen zouden in specifieke gevallen aangekaart zijn bij sociale media (cf. https://tweakers.net/nieuws/202956/veiligheidsdiensten-vs-werken-samen-met-twitter-en-meta-tegen-desinformatie.html en https://theintercept.com/2022/10/31/social-media-disinformation-dhs/).

De ambitie van die plannen en de inherent politieke aard van sommige van de onderwerpen in kwestie, zoals de terugtrekking uit Afghanistan, wekken de bezorgdheid bij voorstanders van vrije meningsuiting. Zij vrezen dat het DHS de grens van het toezicht op buitenlandse desinformatiecampagnes zou kunnen overschrijden en kritische standpunten zou kunnen censureren (cf. https://www.dailymail.co.uk/news/article-11379747/How-Bidens-DHS-collaborates-social-media-firms-target-disinformation.html).

De regering van Nieuw-Zeeland heeft ook officieel toegegeven dat zij toegang heeft tot Facebooks controversiële portaal voor het verwijderen van inhoud (cf. https://reclaimthenet.org/new-zealand-government-facebook-content-takedown-portal/).

Wat betreft het transversaal karakter van de schriftelijke vraag: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2022-2025, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het betreft dus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister:

1) Hebben de Belgische overheid, de veiligheidsdiensten, het leger, politie, enz., de afgelopen vier jaar toegang gehad tot het portaal van Meta waar desinformatie rechtstreeks kan gemeld worden? Zo ja, welke diensten? Was dit op aanvraag van hen, of werd dit toegewezen vanuit het bedrijf? Werd er gebruikgemaakt van een officieel e-mailadres van de overheid?

2) Hebben de overheid en mogelijkerwijs ook de daartoe horende veiligheidsdiensten gebruik gemaakt van vergelijkbare portalen bij andere sociale medianetwerken, waarbij ze rechtstreeks content kunnen rapporteren voor een snellere verwijdering? Zo ja, welke platformen? Welke diensten hadden toegang hiertoe? Hoeveel aanvragen werden er ingediend?

3) Indien gebruikgemaakt werd van dergelijke portalen, kan u meedelen welke soort berichten (haatspraak, bedreigingen, desinformatie, enz.) er het meest werden gerapporteerd?

4) Naast portalen, zijn er nog andere manieren waarop de overheid snellere toegang heeft tot rapporteringsmechanismen op sociale media? Indien ja, op welke platformen? Wat houden deze mechanismen precies in?

5) Welke richtlijnen krijgen de personen die via dergelijke portalen of speciale rapporteringsmechanismen werken?

6) Op welke platformen zijn de overheidsinstanties zogenaamde «trusted flaggers»? Hoe lang zijn ze dat al?

Antwoord ontvangen op 6 april 2023 :

1) De politie heeft geen directe bevoegheid over desinformatie, tenzij deze strafbare feiten inhouden. In het kader van de opvolging van geopolitieke ontwikkelingen en thema’s en om daarnaast ook misdrijven en delicten die België kunnen treffen te voorkomen, neemt de politie deel aan de werkgroep die desinformatie monitort. Deze is samengesteld uit afgevaardigden uit verschillende componenten van de veiligheidsketen: politie, Defensie, Nationaal Crisiscentrum (NCCN), Orgaan voor de coördinatie en de analyse van de dreiging (OCAD), Algemene Dienst inlichting en veiligheid (ADIV), Veiligheid van de Staat (VSSE), ministerie van Buitenlandse Zaken, ministerie van Binnenlandse Zaken, enz.

In het kader van de zoektocht naar de verwijdering van inhoud met betrekking tot terrorisme, radicalisme, propaganda, gewelddadig extremisme en online haatmisdrijven, gebruikt de politie indirect het portaal van Meta en van andere bedrijven, of een meldingsadres, om verwijderingsverzoeken over te maken. In feite worden de meldingen naar Europol gestuurd, via het geautomatiseerde «Irma»-platform, dat het verzoek vervolgens naar Meta of het aangewezen platform stuurt.

Voor andere inhoud die strafrechterlijke inbreuken inhouden en die niet onder de bevoegdheid van Europol vallen, beschikt de federale politie, binnen de Centrale directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit (DJSOC), over de sectie «i2-IRU» (Internet Referral Unit) die de status «trusted flagger» heeft. Deze verstuurt verzoeken tot verwijderingen via de meldingsplatforms of -adressen.

Voor gerechtelijke verwijderingen van terroristische inhoud communiceert de «i2-IRU»-sectie, de bevoegde autoriteit voor de tenuitvoerlegging van verwijderingsbevelen, overeenkomstig de verordening EU-784/2021, met de platforms via het geautomatiseerde «PERCI»-systeem van Europol.

2) Alle platforms en alle sites hebben een rapportageplatform of een contactadres om een verwijdering aan te vragen.

Op dit moment heeft de sectie «i2-IRU» 312 adressen waaraan verwijderingsverzoeken kunnen worden gericht. Dit aantal is evolutief in functie van noden en het ontstaan of het voorkomen van nieuwe platforms of sites.

3) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen gerechtelijke intrekkingen en verzoeken om vrijwillige intrekking.

Meldingen aan platforms zijn vrijwillige verwijderingsverzoeken. Gerechtelijke intrekkingen worden uitgeoefend op verzoek van de magistratuur door middel van gerechtelijke vorderingen op basis van artikel 39bis van het Wetboek van strafvordering.

Verzoeken om vrijwillige verwijderingen hebben, in volgorde van belangrijkheid, in wezen betrekking op drie brede categorieën van inhoud met betrekking tot:

– terrorisme, radicalisme, propaganda, gewelddadig extremisme;

– haatmisdrijven en -delicten;

– verspreiding zonder toestemming van seksuele inhoud («wraakporno / revenge porn»).

4) Alle platforms en alle sites hebben een rapportageplatform of een contactadres om een verwijdering aan te vragen.

Op dit moment heeft de sectie «i2-IRU» 312 adressen waaraan verwijderingsverzoeken kunnen worden gericht. Dit aantal is evolutief in functie van noden en het ontstaan of het voorkomen van nieuwe platforms of sites.

5) Leden van de sectie «i2-IRU» zijn getraind in het herkennen van inhoud die strafrechterlijke inbreuken inhoudt of inhoud die mogelijk in strijd is met de gebruiksvoorwaarden van de sites en platforms.

Om niet als censuurdienst te worden geclassificeerd, moet de inhoud die wordt gemarkeerd door de sectie «i2-IRU» strikt voldoen aan nationale criteria, zowel wettelijk als reglementair. Pas wanneer deze criteria aanwezig zijn, wordt de inhoud gerapporteerd en wordt de verwijdering gevraagd.

6) De sectie «i2-IRU» werd in 2015 opgericht na de optimalisering van de politiediensten en in navolging van op de oprichting van het «EU-IRU» binnen Europol.

De sectie «i2-IRU» heeft zich onmiddellijk aangemeld bij de platforms om de status van «trusted flagger» te verkrijgen.

In eerste instantie werden bilaterale contacten gelegd met de beheerders van de sites en platforms. Ondertussen werd deze taak voor de meest actieve bedrijven overgenomen door Europol.

Door de adressen die beschikbaar zijn via Europol te combineren met diegene die beschikbaar zijn voor de sectie, is er een adresboek met 312 contactgegevens waaraan intrekkingsverzoeken kunnen worden gericht. Dit aantal is evolutief in functie van noden en het ontstaan of het voorkomen van nieuwe platforms of sites.