![]() |
![]() |
Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (antidiscriminatiewet) - Inbreuken - Procedures - Cijfers
bestrijding van discriminatie
officiële statistiek
overtreding
16/9/2022 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/10/2022) |
15/12/2022 | Antwoord |
Het antidiscriminatiebeleid is een bevoegdheid van zowel de deelstaten als de federale overheid. Dit betreft dus een transversale aangelegenheid.
De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (antidiscriminatiewet) bestraft een aantal uitingen en gedragingen.
1) Kan u meedelen hoeveel procedures er in 2021 werden ingediend wegens inbreuk op de antidiscriminatiewet, opgesplitst per parket, en al naargelang het gaat over:
a) leeftijd;
b) seksuele geaardheid;
c) burgerlijke staat;
d) geboorte;
e) vermogen;
f) geloof of levensbeschouwing;
g) politieke overtuiging;
h) syndicale overtuiging;
i) taal;
j) huidige of toekomstige gezondheidstoestand;
k) handicap;
l) fysieke of genetische eigenschappen;
m) sociale afkomst?
2) Kan intussen al worden meegedeeld in hoeveel gevallen dit aanleiding gaf tot een veroordeling, opgesplitst voor de verschillende parameters, en in hoeveel gevallen er een schadevergoeding betaald moest worden? Indien niet, neemt u maatregelen om deze vergelijking mogelijk te maken?
3) Kan worden gepreciseerd in hoeveel gevallen de procedure werd opgestart door:
a) Unia;
b) het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen;
c) een belangenvereniging;
d) de benadeelde zelf?
1) Ik verwijs naar een analyse die het parket-generaal bij het hof van beroep te Luik heeft verricht met betrekking tot de zaken van discriminatie die de parketten hebben behandeld voor de periode 2017-2021.
2) De veroordelingsstatistieken worden opgesteld op basis van de gegevens die in het Centraal Strafregister worden geregistreerd en betreffen enkel individuele veroordelingen die in kracht van gewijsde zijn gegaan, dat wil zeggen waarvoor geen rechtsmiddel meer kan worden aangewend binnen de gewone termijn of die uitgesproken werden na de aanwending van rechtsmiddelen binnen de buitengewone termijn.
Ongeacht de misdrijven die aan de basis van de veroordelingen liggen, kunnen de individuele veroordelingen niet worden gelinkt aan de zaken die door de hoven en rechtbanken zijn behandeld (waarbij immers een of meer personen betrokken kunnen zijn), noch aan de zaken die in de loop van eenzelfde jaar eerst bij de parketten zijn ingestroomd, en evenmin aan de door de politiediensten opgestelde aanvankelijke processen-verbaal. Voorts moet er worden opgemerkt dat de strafrechtelijke kwalificatie van de feiten tijdens de strafprocedure kan evolueren dankzij het onderzoekswerk en de debatten voor de rechtbank. De initiële kwalificatie heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat er een veroordeling op basis van dezelfde kwalificatie zal volgen. Omgekeerd kunnen er tijdens het onderzoek kwalificaties naar voren komen die aanvankelijk niet in aanmerking waren genomen.
Gelet op de proceduretermijnen om eventueel tot een veroordeling in laatste aanleg te komen en de termijnen voor de overzending en registratie van de in kracht van gewijsde gegane veroordelingen in het Centraal Strafregister, kunnen de statistieken van de in 2021 uitgesproken veroordelingen (waarbij abstractie wordt gemaakt van de onmogelijkheid om de link te leggen met de veroordelingen waarvan de procedures in datzelfde jaar van start zouden zijn gegaan) niet als volledig worden beschouwd en zijn ze dus niet beschikbaar.
Wat betreft de strafbepalingen waarin de «antidiscriminatiewet» van 10 mei 2007 voorziet, onderscheidt de nomenclatuur van de misdrijven van het Centraal Strafregister enkel de verzwarende omstandigheid van artikel 405quater van het Strafwetboek, zonder onderscheid tussen de verschillende drijfveren van haat tegen, misprijzen van of vijandigheid tegen een persoon. Dat laatste punt wordt verantwoord door het feit dat de verzwarende omstandigheid dezelfde is, ongeacht de drijfveer, en dat in het Strafregister enkel de wettelijke elementen van de strafrechtelijke kwalificaties en geen andere contextuele elementen in verband met de feiten en de relatie tussen dader en slachtoffer worden geregistreerd. De nomenclatuur van het Strafregister biedt overigens niet de mogelijkheid om de bij de artikelen 21 tot 26 van die wet ingevoerde strafbepalingen inzake discriminatie te identificeren. Het Centraal Strafregister kan ook geen informatie verschaffen over de burgerlijke belangen van de strafrechtelijke veroordelingen of over de vonnissen die later in burgerlijke zaken worden gewezen naar aanleiding van strafrechtelijke veroordelingen.
Wat betreft de mogelijkheden om de statistieken in de toekomst uit te breiden, bestaat er binnen het College van procureurs-generaal een werkgroep «COL 13/2013». Meerdere externe partners van het College, waaronder de federale overheidsdienst (FOD) Justitie, maken deel uit van die groep. Een van de belangrijkste werkinstrumenten is de COL 13/2013 betreffende het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake discriminatie en haatmisdrijven (met inbegrip van discriminaties op grond van het geslacht).
Doel van die groep is het strafrechtelijk beleid ter zake te bestuderen en optimaliseren, uitgaande van met name de bestaande wetgeving. Dat houdt dus ook werk in met betrekking tot de registratie van de gegevens. Er werd een subwerkgroep opgericht die wordt aangestuurd door de cel Gelijke Kansen en die is voortgekomen uit de werkgroep «COL 13/2013», met als doel te komen tot een betere registratie van de haatmisdrijven. Na meerdere maanden hebben de werkzaamheden van die subgroep geleid tot een werkvoorstel dat onlangs ter goedkeuring aan de werkgroep «COL 13/2013» is voorgelegd. Vervolgens zal dat moeten worden geïntegreerd in de versie van de COL 13/2013 die thans wordt herschreven. Het eindresultaat van die werkzaamheden zal ook door het College van procureurs-generaal moeten worden gevalideerd. Op voorwaarde dat de nodige technische verbeteringen daadwerkelijk worden doorgevoerd, zouden die werkzaamheden het mogelijk moeten maken om de registratie van discriminatie en haatmisdrijven door politie en parket te verfijnen. Het is daarentegen niet de bedoeling van die werkzaamheden om het volledige gebied van racisme/discriminatie en alle in deze parlementaire vraag aangehaalde parameters te beslaan.
3) De gegevensbanken kunnen ons geen inzicht bieden in het orgaan dat aan de basis van de klacht ligt. Daarom kunnen de gevraagde cijfers over het aantal klachten vanwege elk van de aangehaalde organen niet worden verstrekt.