Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6295

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 22 mei 2012

aan de minister van Justitie

De mogelijke betrokkenheid van de Belgische veiligheidsdiensten bij de weigering van de Staat Israël om een aantal landgenoten tot hun grondgebied toe te laten

Israël
staatsveiligheid
Palestijnse kwestie
spionage
luchtvervoer

Chronologie

22/5/2012Verzending vraag
5/6/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2267

Vraag nr. 5-6295 d.d. 22 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het klinkt als een boutade, maar het moet als het tegengestelde van een trivialiteit worden beschouwd: de kracht van een democratie is te meten aan de kansen op oppositie, hoe hardnekkig en kritisch ook. Een minister van liberale signatuur zal dit principe ongetwijfeld hoog in haar vaandel laten wapperen.

Mijn vraag peilt naar deze essentie en vindt daarvoor een opvallend maar ook beangstigend aangrijpingspunt in een recent incident met betrekking tot de weigering van de staat Israël om een aantal landgenoten tot hun grondgebied toe te laten.

Ik begin graag met de feiten.

Een aantal mensen biedt zich op zondag 15 april aan bij SN Brussels Airlines, met een geldig paspoort en dito ticket voor de vlucht naar Tel Aviv. Tot veler verbazing wordt een exact geselecteerd groepje de toegang tot het vliegtuig geweigerd. Reden: de staat Israël geeft hen geen toelating tot het betreden van hun grondgebied. De luchtvaartmaatschappij, financieel en organisatorisch verantwoordelijk voor dit soort "ongewenste" reizigers, beschikt over een gedetailleerde lijst van namen. Deze mensen mogen niet mee.

Ik schets ook graag de bredere context en omstandigheden.

Het was echt geen geheim dat een aantal mensen die naar Tel Aviv wilde afreizen, dit deed met het doel de Palestijnse gebieden te bezoeken. Er zijn trouwens quasi geen andere mogelijkheden om tot daar te geraken. Sommigen probeerden het al per boot… maar bekochten dit met hun leven toen de Israëlische kustwacht hen met scherp beschoot. Deze pro-Palestijnse mensen zijn actiegericht, maar doen dit in alle vreedzaamheid. Ze schuwen geweld, zelfs bij de meest grove provocaties, daarin zijn ze ondertussen experts, ook door toedoen van onze politiediensten. Het gaat hier dus over een legitieme en zelfs verantwoorde verontwaardiging over de wijze waarop de staat Israël de Palestijnen behandelt. De hele internationale mensengemeenschap beaamt deze gruwel. Recent keurde de Senaat quasi unaniem, meerderheid en oppositie, een motie goed die een bepaald aspect hiervan radicaal veroordeelt.

Welke vragen roepen deze feiten op?

Elke staat beschikt over de autonomie om mensen de toegang te weigeren. Daarbij mag en moet men zich wel de vraag stellen met welke argumenten men tot deze weigering beslist. Israël benoemt zichzelf als rechtsstaat. Daarbij hoort uiteraard dat men zijn beslissingen toetst aan het recht. Het spreekt voor zich dat men zijn grenzen sluit voor gewelddadige en criminele mensen. Maar alle mensen met een afwijkende maar vreedzame mening - die trouwens wordt beaamd en gedeeld door alle internationale fora en ook door ons land steeds opnieuw wordt onderschreven - letterlijk buitensluiten, dat staat toch haaks op de democratische en rechtsstatelijke gronden. Hoe kan Israël dit goedpraten? Hoe kunnen andere rechtsstaten dit tolereren?

Tweede vraag: hoe komt SN Brussels Airlines aan zo'n gedetailleerde lijst van deelnemers aan deze actie? Zelfs de actievoerders beschikten niet over een lijst. Hiervoor zijn er twee hypotheses.

Ofwel maakte de Belgische staatsveiligheid of andere soortgelijke dienst een inventaris en speelde deze aan de Israëlische veiligheidscollega's door? Ik ondervroeg de minister van Buitenlandse Zaken hierover, maar die beweerde (het antwoord kwam van minister Laruelle) dat hiervan geen sprake was.

Ofwel beweegt de Israëlische staatsveiligheid zich als mollen in de netwerken van pro-Palestijnse actievoerders. Dan hebben we het ronduit over spionage tussen, vooralsnog, bevriende naties.

Daarom deze vragen aan de minister van Justitie.

Kan de minister van Justitie in alle helderheid, openheid en eerlijkheid bevestigen dat de Belgische veiligheidsdiensten op geen enkele wijze identificatiegegevens van Belgische onderdanen aan de collegae van de Israëlische diensten bezorgden? Heeft zij deze diensten hierover expliciet bevraagd en dit antwoord gekregen? De minister kan hierop twee antwoorden formuleren: ja of neen.

Indien onze veiligheidsdiensten toch informatie doorspeelden aan de inlichtingendiensten van andere landen, in casu Israël, hoe kan de minister dit legitimeren? Stemmen deze handelingen overeen met wat we als autonome rechtsstaat aan basiswaarden koesteren en moeten respecteren? Zal de minister in dit geval deze zaak grondig laten onderzoeken en hierover in het Parlement verslag uitbrengen? Zal de minister de veiligheidsdiensten hieromtrent duidelijke restrictieve richtlijnen geven?

Indien onze veiligheidsdiensten dit niet deden, hoe geraakten de Israëlische veiligheidsdiensten aan deze gedetailleerde identificatiegegevens? Beaamt de minister dat er in dit geval sprake is van spionage door een bevriende mogendheid? Zal de minister in dit geval deze zaak grondig laten onderzoeken en eventueel haar collega van Buitenlandse Zaken verzoeken om de Israëlische ambassadeur hieromtrent kritisch te bevragen?

Antwoord ontvangen op 5 juni 2012 :

De Veiligheid van de Staat heeft op geen enkel moment persoonsinformatie van Belgische pro-Palestijnse activisten overgemaakt aan Israëlische autoriteiten of veiligheidsdiensten. De dienst beschouwt de door de staat Israël geweerde individuen als vreedzame activisten die gebruik maken van hun legitieme recht op vrije meningsuiting.

Dit geldt niet alleen voor het initiatief Flightilla 2012, maar is eveneens van toepassing op eerdere pro-Palestijnse solidariteitsacties waarbij Belgische onderdanen pogingen hebben ondernomen om via het grondgebied van de staat Israël de Palestijnse gebieden te bereiken.

De Veiligheid van de Staat informeert wel geregeld de bevoegde Belgische instanties over dergelijke vormen van activisme, maar dit gebeurt uiteraard steeds binnen de grenzen van haar wettelijke bevoegdheden, zoals die zijn vastgelegd in de wet van 30 november 1998 Houdende Regeling van de Inlichtingen –en Veiligheidsdienst.

Open bronnen, in casu diverse media, geven aan dat het weren van de Belgische en Europese pro-Palestijnse activisten van vluchten richting Israël inderdaad is gebeurd op basis van een door de staat Israël opgestelde lijst van ongewenste individuen. Deze lijst is vervolgens overgemaakt aan diverse luchtvaartmaatschappijen en de verantwoordelijkheid voor het weigeren van de passagiers die voorkomen op deze lijst valt dan ten laste van de betrokken maatschappijen.

Zoals eerder al is aangegeven, is de Veiligheid van de Staat op geen enkel moment en op geen enkele wijze betrokken bij het samenstellen van deze zogenaamde zwarte lijst. Evenmin ligt ons momenteel informatie voor die wijst op eventuele illegale en heimelijke inlichtingenvergaring (spionage dus) door de staat Israël op het Belgische grondgebied.

Consultatie van deze lijst laat inderdaad toe de hypothese te bevestigen dat de samenstelling ervan louter op basis van open en vrij consulteerbare bronnen is gebeurd. Het feit dat Israëlische autoriteiten deze vormen van activisme sinds geruime tijd monitoren is algemeen geweten, maar de Veiligheid van de Staat heeft geen enkele aanwijzing dat dit gebeurt aan de hand van spionagepraktijken in ons land.