Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4722

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

Wetenschapsbeleid - Samenwerking met gemeenschappen en gewesten - Innovatiescore van België en Europa - Resultaten van het Belgische voorzitterschap

onderzoeksbeleid
vernieuwing
gewesten en gemeenschappen van België
voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
27/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-1197

Vraag nr. 5-4722 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op het laatste Europese scorebord voor innovatie bekleedt België een plaats bij de middenmoot. De Europese commissaris voor Innovatie, mevr. Maire Geoghegan-Quinn, gebruikte dit scorebord om het Europese niveau van innovatie te problematiseren. Zowel de Verenigde Staten (VS) als Japan bouwden een grote voorsprong op. Europa slaagt er niet in deze te verkleinen. Tegelijkertijd naderen de zogenaamde groeilanden, die er duidelijk voor kiezen om van innovatie een speerpunt te maken.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe evalueert en duidt de geachte minister de plaats van België bij de middenmoot op het Europese innovatiescorebord? Komt deze score tegemoet aan de verwachtingen van de minister en bereikte ze daarmee haar doelstellingen? Zo ja, hoe verklaart zij haar bescheiden aspiratie? Zo niet, hoe verklaart zij deze onderscore?

2) Welke sterkte / zwakte-analyse maakt zij van haar beleid inzake innovatie? Waar scoort België sterk en waar zwak, en waarom? Welke maatregelen ondernam of plant zij om aan deze zwakke punten te verhelpen?

3) Maakt het onderwerp innovatie onderwerp uit van een systematische en slagkrachtige samenwerking met de gemeenschappen en gewesten? Zo ja, hoe kan zij dit illustreren en evalueren? Zo niet, hoe verklaart zij de ontstentenis van dit forum? Ondernam of plant zij hieromtrent concrete maatregelen?

4) Vormde innovatie een prioriteit binnen het Belgische EU-voorzitterschap? Zo ja, kan zij hier concrete resultaten voorleggen en deze illustreren? Zo niet, hoe verklaart zij dat dit cruciale onderwerp zo weinig aandacht kreeg?

Antwoord ontvangen op 27 maart 2012 :

Het geachte lid vindt hierna het antwoord op zijn vraag.

1. Het Europese innovatiescorebord (EIS) 2010 rangschikt de verschillende EU-lidstaten in vier groepen, te weten de innovatieleiders ("innovation leaders"), de innovatievolgers ("innovation followers"), de gematigde innovatoren ("moderate innovators") en de landen in de inhaalfase ("modest innovators"). Volgens het Summary Innovation Index (SII), die uitgaande van 29 indicatoren werd uitgewerkt, behoorde België altijd tot de tweede categorie, dat wil zeggen de "innovation followers", met innovatieprestaties die boven of dicht bij het gemiddelde van de EU-27 liggen, maar onder die van de "innovation leaders" zoals Finland en Denemarken, met zeer specialistische hightech-bedrijven zoals Nokia. Sinds jaren stijgen de prestaties van België wel. Ons land bekleedde in 2008 de vierde plaats in de rangschikking, in 2009 de derde en in 2010 de tweede van de "innovation followers", net na het Verenigd Koninkrijk en vóór Frankrijk, Nederland of Oostenrijk bijvoorbeeld. Het lijkt ons dan ook niet terecht om te spreken van een matige prestatie van ons land, integendeel.

2. Het EIS onderstreept de punten waarop België excelleert, in de eerste plaats de kwaliteit en het HR-opleidingsniveau en vervolgens de kwaliteit, het excellerende karakter en de openheid van ons onderzoekssysteem, gemeten aan de hand van het aantal internationale wetenschappelijke publicaties door Belgische onderzoekers uit de publieke en/of particuliere sector. Het ondernemingsdynamisme wordt in het licht gesteld, te weten het aantal kmo's die in onderzoek investeren of de samenwerking met andere kennisinstellingen. Uit het EIS blijkt ook dat er meer in innovatie wordt gefinancierd, vooral met "risicokapitaal". Als zwakke punt van het innovatiesysteem wijst het EIS in de eerste plaats op de ontoereikende publieke investeringen op het gebied van innovatie; alsook op ontoereikende innovatie-uitgaven van de bedrijven.

Het zwaartepunt van het wetenschapsbeleid ligt uiteraard bij de Gemeenschappen en de Gewesten. In drie Gewesten zijn er om die reden in de laatste jaren verschillende initiatieven op het gebied van innovatie opgezet, te weten het "Marshallplan" in Wallonië, het plan "Vlaanderen in Actie" (VIA) et het "Regionale plan voor Innovatie" in Brussel.

De federale overheid heeft van haar kant zowel publieke als particuliere onderzoeksactiviteiten ondersteund met een aantal fiscale maatregelen, met als belangrijkste de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing. Volgens de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën (cf. Het Belgische rapport voor wetenschap, technologie en innovatie, editie 2010), vertegenwoordigden die ondersteunende maatregelen in 2009 een bedrag van +/- 460 miljoen euro, met een aanzienlijke stijging van de Belgische overheidsbestedingen voor O&O tot gevolg. De middelen die door de Belgische overheden ter beschikking gesteld worden voor onderzoek in de private sector zijn door deze fiscale maatregelen meer dan verdubbeld.

3. Het overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten vindt plaats in de Commissies "Federale samenwerking"(CFS) en "Internationale samenwerking" (CIS) van de Interministeriële Conferentie voor Wetenschapsbeleid (IMCWB). In november vergaderde de IMCWB op ministerieel niveau. De verschillende ministers van wetenschapsbeleid hebben toen samen overlegd rond punten als : de ondersteuning van de onderzoeksinfrastructuur; joint programming, enz. Tevens namen ze kennis van een "peer review" van het Belgische wetenschapsbeleid. Deze peer review kwam tot stand op initiatief van de Europese Commissie.

Immers, de Europese Commissie nodigde haar lidstaten uit hun eigen onderzoeks- en innovatiebeleid zelf te evalueren. Voor België werd die zelfevaluatie voorbereid door de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid in samenwerking met de Gemeenschappen en de Gewesten. Het resultaat van die zelfevaluatie is beschikbaar op de website van het Federale Wetenschapsbeleid.

Tevens wens ik te herinneren aan enkele krachtlijnen van het programma van de nieuwe federale regering, als de bedoeling te komen tot een interfederaal plan voor wetenschap en innovatie in de komende maanden.

4. Hiervoor verwijs ik naar het antwoord van mijn voorganger vorig jaar op dezelfde vraag: "De Europese innovatiestrategie (cf. het document "Innovatie-Unie", beschikbaar op het internet) werd goedgekeurd op 26 november 2010 en ter uitvoering gebracht onder het Belgische voorzitterschap. Het huidige (en toekomstige) voorzitterschap heeft als taak de werkzaamheden voort te zetten uitgaande van de geboekte resultaten in het kader van het Belgische voorzitterschap, een echt succes voor België." Het innovatiebeleid kreeg dus bijzonder veel aandacht.