Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3671

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 16 november 2011

aan de minister van Justitie

De kritiek van topmagistraten bij de opening van het gerechtelijk jaar

magistraat
regeringsbeleid
rechterlijke macht

Chronologie

16/11/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1217

Vraag nr. 5-3671 d.d. 16 november 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het ligt nog vers in ons geheugen, bij de opening van het gerechtelijk jaar klonken de traditioneel al kritische stemmen van de topmagistraten wel bijzonder hard en veroordelend. Diverse aspecten van het federale beleid mochten het in weinig tot niet verbloemde termen ontgelden: de krakkemikkige en falende aanpak van de immigratie en de mensenhandel maar ook de plannen voor de reorganisatie maar ook de ondraaglijke overbevraging en onderwaardering van justitie tot en met de bedreiging van de zeevaart door een onoordeelkundige staatshervorming.

Ik wil niet in detail elk van deze kritieken overlopen, maar de minister bevragen over zijn algemene appreciatie en verdere aanpak van deze soms ronduit balorig klinkende topmagistraten. De minister reageerde ook. In diverse media klonk hij geprikkeld en tot handelen bereid. Hij zou deze magistraten confronteren met de stijl en ook wel de inhoud van hun openingsspeeches.

Hoe apprecieert de minister de diverse uitingen van kritiek door diverse topmagistraten? Scheert hij ze over één kam en gewaagt hij van een bijna georkestreerde probleemstelling? Of maakt hij onderscheid tussen wat diverse magistraten verkondigden en zo ja, welk onderscheid en om welke redenen? Vindt hij ten gronde begrip voor deze uiteenlopende uitingen van kritiek op zijn aanpak en op deze van de regering waarin hij zetelt? Kan hij zich vinden in de inhoudelijke afwegingen en afwijzigingen maar hekelt hij de expliciete stijl waarin deze boodschappen worden gebracht? Of wijst hij ook de inhoud van deze kritiek af. Zo ja, welke tegenargumenten hanteert de minister voor welke kritiek?

Heeft de minister ondertussen maatregelen genomen naar aanleiding van deze kritiek? Zo ja, welke en voor welke magistraten? Zo niet, plant de minister nog een vervolg of laat hij deze episode overwaaien?

Zou de minister de evolutie waarin topmagistraten zich steeds explicieter kritisch t.o.v. de twee andere machten opstellen als ongewenst of ontoelaatbaar of beangstigend bestempelen? Zo ja, waarom? Zo niet, waar liggen welke grenzen waarbinnen de kritiek van de rechtelijke macht op de twee andere machten zich moet beperken?