SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
10 janvier 2019 10 januari 2019
________________
Question écrite n° 6-2076 Schriftelijke vraag nr. 6-2076

de Lode Vereeck (Open Vld)

van Lode Vereeck (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et Ministre de la Coopération au développement

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking
________________
Pays-Bas - Personnes domiciliées en Belgique - « Algemene Ouderdomswet » (AOW - Loi générale sur les pensions de vieillesse ) - Allocation - Traitement fiscal - Points de vue contradictoires des Pays-Bas et de la Belgique Nederland - Personen die in België gedomicilieerd zijn - Algemene Ouderdomswet - Uitkering - Fiscale behandeling - Tegenstrijdige standpunten van Nederland en België 
________________
Pays-Bas
régime de retraite
double imposition
Nederland
pensioenregeling
dubbele belasting
________ ________
10/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
10/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1037 Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1037
________ ________
Question n° 6-2076 du 10 janvier 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-2076 d.d. 10 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Me référant à ma question écrite n 6-971, je remercie le ministre pour la réponse qu'il m'a fournie le 27 juin 2016. Il y indique que : « Les habitants du Royaume de Belgique qui, en raison de l’exercice de leurs activités professionnelles aux Pays-Bas, ont droit à une pension AOW du gouvernement du Royaume des Pays-Bas, complète ou partielle, sont imposés en Belgique sur leur allocation AOW. » La base légale, et par conséquent, le pouvoir d’imposition de ce revenu, revient, selon le ministre, à la Belgique, conformément à l’article 18, § 1er, b, de la convention préventive de la double imposition entre la Belgique et les Pays-Bas. Le ministre indique également dans sa réponse que : « Étant donné qu’en l’espèce, l’allocation AOW est liée directement ou indirectement à l’activité professionnelle, il s’agit en droit interne d’une pension imposable au sens de l’article 34, § 1er, 1°, du Code des impôts sur les revenus 1992.».

Sur le site web de la « Sociale Verzekeringsbank », l'instance qui garantit, aux Pays-Bas, le paiement de l'AOW, celle-ci est définie comme suit : « L'AOW est une pension de base pour les personnes qui ont atteint l'âge légal de la retraite AOW. Si vous habitez ou que vous travaillez aux Pays-Bas, vous êtes certainement assuré pour l'AOW.». Il ressort de cette description que l'AOW concerne une allocation liée à l'âge et non au travail, comparable en ce sens avec les allocations familiales en Belgique qui ne sont pas non plus taxées fiscalement. En d'autres termes, l'AOW est versée en raison de l'âge atteint, indépendamment de l'activité professionnelle exercée par le bénéficiaire de l'AOW. Toute personne ayant atteint l'âge AOW et qui habite, ou a habité, aux Pays-Bas, a droit à une allocation AOW; peu importe à cet égard le pays dans lequel le bénéficiaire vit actuellement.

Les deux points de vue donnent une interprétation différente et contradictoire de l'AOW, avec pour conséquence un traitement fiscal dérogatoire de cette allocation de base en Belgique.

Je souhaite poser les questions suivantes au ministre:

Contrairement à la position prise par le ministre et à l'interprétation qu'il a faite, l'AOW n'est pas, selon la « Sociale Verzekeringsbank », liée, directement ou indirectement, à l'activité professionnelle.

Le ministre peut-il donner des explications sur les deux visions et points de vue opposés en ce qui concerne l'AOW et le traitement fiscal qui en résulte ? Quel point de vue prédomine et pourquoi ? En d'autres termes, comment une allocation de base néerlandaise qui est octroyée sur la base de l'âge, peut-elle être abordée par le fisc belge comme une pension qui résulte de l'exercice d'une activité professionnelle ?

 

Verwijzend naar mijn schriftelijke vraag nr. 6-971 dank ik de geachte minister voor het antwoord dat ik hierop op 27 juni 2016 mocht ontvangen. Hij stelt in voormeld antwoord : « De Belgische rijksinwoners die wegens hun geleverde beroepsactiviteiten in Nederland recht hebben op een volledig of gedeeltelijk AOW-pensioen van de Nederlandse Rijksoverheid worden in België belast op hun AOW-uitkering. » De rechtelijke grond en bijgevolg de heffingsbevoegdheid over dit inkomen vanwege België ligt, aldus de geachte minister, vervat in artikel 18, § 1, b, van het dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland. Verder stelt hij in zijn antwoord : « Aangezien de AOW-uitkering in het voorliggende geval rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid gaat het internrechtelijk om een belastbaar pensioen in de zin van artikel 34, § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. »

Op de website van de Sociale Verzekeringsbank, de instantie die in Nederland instaat voor de uitbetaling van de AOW, wordt de AOW echter gedefinieerd als volgt : « De AOW is een basispensioen voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt. Woont of werkt u in Nederland, dan bent u zeer waarschijnlijk verzekerd voor de AOW.» Uit deze omschrijving blijkt dat de AOW een leeftijdsgebonden en geen arbeidsgebonden uitkering betreft, in die zin vergelijkbaar met de kinderbijslag in België die ook niet fiscaal wordt belast. De AOW wordt met andere woorden uitgekeerd wegens de bereikte leeftijd, onafhankelijk van de uitgeoefende beroepsactiviteit van de AOW-uitkeringsgerechtigde. Iedereen die de AOW-leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont of gewoond heeft, heeft recht op de AOW-uitkering ; het maakt hierbij niet uit in welk land de uitkeringsgerechtigde thans woont.

Beide standpunten geven een verschillende en tegenstrijdige interpretatie van de AOW, met een afwijkende fiscale behandeling van deze basisuitkering in België tot gevolg.

Ik heb volgende vragen voor de geachte minister :

In tegenstelling tot zijn standpunt en zijn interpretatie heeft de AOW volgens de Nederlandse Sociale Verzekeringsbank noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks betrekking op een beroepswerkzaamheid.

Kan hij nadere toelichting geven bij beide tegengestelde visies en standpunten omtrent de AOW en bij de fiscale behandeling die hieruit voortvloeit ? Welk standpunt primeert en waarom ? Met andere woorden : hoe kan een Nederlandse basisuitkering, die wordt toegekend op basis van ouderdom, door de Belgische fiscus worden benaderd als een pensioen dat voortvloeit uit een uitgeoefende beroepswerkzaamheid ?