SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
4 septembre 2012 4 september 2012
________________
Question écrite n° 5-6984 Schriftelijke vraag nr. 5-6984

de Bart Tommelein (Open Vld)

van Bart Tommelein (Open Vld)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Lutte contre le financement du terrorisme - Cellule de traitement des informations financières (CTIF) - Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS) - Sûreté de l'État - Finances - Coordination et échange d'informations entre les services - M Strijd tegen de financiering van terrorisme - Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) - Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) - Staatsveiligheid - Financiën - Coördinatie en informatie-uitwisseling tussen diensten - Middelen - Info 
________________
service secret
échange d'information
terrorisme
administration fiscale
blanchiment d'argent
sûreté de l'Etat
Cellule de traitement des informations financières
geheime dienst
uitwisseling van informatie
terrorisme
belastingadministratie
witwassen van geld
staatsveiligheid
Cel voor financiële informatieverwerking
________ ________
4/9/2012Verzending vraag
19/12/2012Antwoord
4/9/2012Verzending vraag
19/12/2012Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6982
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6983
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6982
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6983
________ ________
Question n° 5-6984 du 4 septembre 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-6984 d.d. 4 september 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Selon le président de la Cellule de traitement des informations financières (CTIF), Jean-Claude Delepière, notre pays n'est encore nulle part dans la lutte contre le financement du terrorisme. Étant donné les compétences de l'intéressé, ce point de vue est pertinent.

L'enquête sur l'argent du terrorisme souffrirait d'un manque de coordination entre les divers services : la CTIF, la Sûreté de l'État, le Service général du renseignement et de la sécurité des forces armées SGRS, les Finances, etc. Selon l'intéressé, nous avons de bons services mais pas de vraie culture de l'échange d'informations.

Delepière demande au législateur de faciliter la collaboration entre les divers départements.

J'aimerais dès lors poser les questions suivantes au ministre.

1) Comment les ministres respectifs réagissent-ils aux observations du président de la CTIF à propos du manque d'échange d'informations entre les divers services compétents (CTIF, Sûreté de l'État (VSSE), le Service général du renseignement et de la sécurité des forces armées SGRS, les Finances) ?

2) Quelles démarches concrètes seront-elles entreprises dans les services respectifs (la CTIF, la VSSE, le SGRS et les Finances) pour améliorer le traitement des informations financières relatives au terrorisme et à l'extrémisme ? Quels moyens humains et budgétaires sont-ils dégagés à cet effet ?

3) Dans quelle mesure le manque d'échange d'informations est-il une conséquence de l'absence de systèmes informatiques uniformes et d'une plateforme de communication tel qu'observé dans le rapport du Comité R ? Le ministre peut-il donner des explications ?

 

Luidens de voorzitter van de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), Jean-Claude Delepière staat ons land nog nergens in de strijd tegen de financiering van terrorisme. Gezien de bevoegdheden van betrokken voorzitter is dit standpunt relevant.

Het onderzoek naar terrorismegeld zou lijden onder een gebrek aan coördinatie tussen de verschillende diensten: de CFI, de Staatsveiligheid, de militaire inlichtingendienst ADIV, Financiën, enzovoort. "We hebben goede diensten maar geen echte cultuur van informatie-uitwisseling", aldus betrokkene.

Delepière vraagt aan de wetgever om de samenwerking tussen de verschillende departementen te vergemakkelijken.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister:

1) Hoe reageren de respectieve ministers op de opmerkingen van het hoofd van het CFI wat betreft de gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de verschillende bevoegde diensten (CFI, de Staatsveiligheid (VSSE), de militaire inlichtingendienst ADIV, Financiën)?

2) Welke concrete stappen zullen binnen de respectieve diensten worden ondernomen (CFI, de VSSE, ADIV en Financiën) om de financiële informatieverwerking rond terrorisme en extremisme te verbeteren? Welke middelen op het vlak van personen en budgetten worden hiervoor uitgetrokken?

3) In hoeverre is de gebrekkige informatie-uitwisseling een gevolg van het uitblijven van uniforme informaticasystemen en een communicatieplatform zoals vastgesteld in het rapport van het Comité I? Kunt u toelichten?

 
Réponse reçue le 19 décembre 2012 : Antwoord ontvangen op 19 december 2012 :

La Cellule de traitement des informations financières (CTIF) est une autorité administrative indépendante spécifiquement chargée du traitement et de la transmission d'informations en vue de prévenir le blanchiment d'argent et le financement du terrorisme. C'est pourquoi cette autorité est composée d'experts judiciaires, d'experts financiers et d'un officier supérieur détaché de la police fédérale et est placée sous la direction d'un magistrat détaché du parquet. La CTIF est chargée de la réception et de l'analyse d'informations provenant d'un grand nombre de partenaires énumérés dans la loi.

La CTIF peut exiger des partenaires belges qu'ils lui fournissent, dans les délais fixés par elle, toutes les informations qu'elle considère nécessaires à l'accomplissement de sa mission. Les autorités judiciaires, les services de police et les services administratifs de l'Etat ainsi que les curateurs et les administrateurs provisoires d'une faillite peuvent prendre l'initiative de fournir à la CTIF les informations qu'ils considèrent nécessaires pour l'accomplissement de sa mission.

La CTIF ne doit donc en principe rencontrer aucun problème pour établir, sur la base de cette réglementation, les contacts nécessaires et des accords avec les services en vue d'obtenir les informations nécessaires à l'accomplissement de sa mission.

Par exemple, la collaboration entre la CTIF et la Sûreté de l’État existe depuis des années et a été confirmée en mai 2011 dans un protocole d’accord. Un officier de liaison a en outre été désigné pour faciliter cette collaboration.

La CTIF estime que de tels accords bilatéraux et de telles formes de coopération sont encore insuffisants. Concrètement, la CTIF souhaite réaliser, conjointement avec tous les partenaires concernés, une analyse intégrée des informations disponibles afin de pouvoir ensuite informer les autorités politiques par le biais d'une analyse globale et éviter que les différents services fournissent leurs propres analyses fragmentaires à leurs autorités. La crainte est en effet que ces analyses puissent être incomplètes.

Des analyses globales peuvent d'ores et déjà être réalisées sur la base de la circulaire commune du 15 juillet 2005 du ministre de la Justice et du Collège des procureurs généraux relative à l’approche judiciaire en matière de terrorisme (COL 9/2005). Cette circulaire règle la collaboration et l'échange d'informations entre services concernés par la lutte contre le terrorisme (donc également la CTIF).

La CTIF doit poursuivre les discussions avec les différents services afin de développer la structure adaptée pour l'analyse continue du risque et des menaces en matière de terrorisme et d'extrémisme.

L'absence d'un système informatique uniforme ou d'une plate-forme de communication ne constitue dès lors pas un obstacle à l'échange efficace d'informations entre les services concernés.

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) is een onafhankelijke administratieve overheid specifiek belast met het verwerken en doormelden van informatie met het oog op de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Deze overheid is daarom samengesteld uit gerechtelijke en financiële deskundigen en een hoger officier gedetacheerd van de federale politie en staat onder de leiding van een magistraat afgedeeld van het parket. De CFI is belast met de ontvangst en ontleding van de informatie afkomstig van een groot aantal partners die zijn opgesomd in de wet.

De CFI mag eisen dat de Belgische partners haar alle inlichtingen verstrekken die zij voor de vervulling van haar opdracht nuttig acht, binnen de door haar bepaalde termijn. De gerechtelijke overheden, de politiediensten en de administratieve diensten van de Staat, de curatoren en de voorlopige bewindvoerders van een faillissement mogen de CFI op eigen initiatief informatie bezorgen die zij nuttig achten voor de vervulling van haar opdracht.

Het mag dus in principe geen probleem zijn voor de CFI om op basis van die regelgeving de noodzakelijke contacten te leggen en afspraken te maken met de diensten om de informatie te bekomen noodzakelijk voor de uitvoering van haar opdracht.

De samenwerking tussen de CFI en de Veiligheid van de Staat, bijvoorbeeld, bestaat al jaren, en is in mei 2011 in een protocolakkoord bevestigd, bovendien werd er verbindingsofficier aangesteld om deze samenwerking te vergemakkelijken.

Dergelijke bilaterale afspraken en samenwerkingsvormen zijn volgens de CFI nog onvoldoende. Feitelijk wenst de CFI een geïntegreerde analyse van de beschikbare informatie uit te voeren samen met alle betrokken partners, om dan nadien de politieke overheden via een globale analyse te kunnen inlichten en te vermijden dat de verschillende diensten eigen fragmentaire analyses bezorgen aan hun overheden. De vrees is immers dat die analyses onvolledig kunnen zijn.

Globale analyses kunnen nu al worden uitgevoerd op basis van de gemeenschappelijke omzendbrief van 15 juli 2005 van de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme (COL 9/2005). In die omzendbrief worden de samenwerking en uitwisseling van informatie van diensten betrokken bij de aanpak van het terrorisme (dus ook de CFI) geregeld.

De CFI moet de besprekingen met de verschillende diensten verder zetten om de gepaste structuur op te zetten voor de voortdurende analyse van het risico en de dreigingen op vlak van terrorisme en extremisme.

Het ontbreken van een uniform informaticasysteem of van een communicatieplatform vormt dan geen beletsel voor de efficiënte uitwisseling van informatie tussen de betrokken diensten.