SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
23 juin 2009 23 juni 2009
________________
Question écrite n° 4-3655 Schriftelijke vraag nr. 4-3655

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

au ministre du Climat et de l'Energie

aan de minister van Klimaat en Energie
________________
Droits des enfants - Intérêt - Budget - Objectifs stratégiques pour 2009 Kinderrechten - Aandacht - Begroting - Strategische doelstellingen voor 2009 
________________
droits de l'enfant
budget de l'État
rechten van het kind
rijksbegroting
________ ________
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
3/8/2009Antwoord
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
3/8/2009Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3645
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3646
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3647
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3648
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3649
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3650
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3651
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3652
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3653
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3654
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3656
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3657
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3658
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3659
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3660
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3661
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3662
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3663
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3664
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3665
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3666
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3645
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3646
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3647
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3648
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3649
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3650
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3651
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3652
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3653
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3654
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3656
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3657
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3658
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3659
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3660
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3661
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3662
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3663
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3664
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3665
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3666
________ ________
Question n° 4-3655 du 23 juin 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3655 d.d. 23 juni 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La Convention des Nations unies relative aux droits de l'enfant de 1989 fut ratifiée par la Belgique le 16 décembre 1991 et est entrée en en vigueur le 15 janvier 1992.

La Convention fut suivie en 2002 par un plan d'action des Nations unies (ONU) appelé « A world fit for children ». Ce document qui énonce dix points d'action concrets, demande à tous les États membres, entre autres, de réaliser d'urgence un plan national d'action.

En exécution de ces engagements internationaux, la Belgique a adopté, le 4 septembre 2002, une loi sur l'application de la Convention relative aux droits de l'enfant.Le gouvernement devait informer chaque année le parlement de sa politique.

En outre, le conseil des ministres a approuvé le 8 juillet 2005 le plan national d'action consacré aux droits de l'enfant (2005-2012) en vue de l'application de la Convention.

La Belgique s'est ainsi engagée concrètement à prendre les mesures nécessaires pour réaliser les droits de l'enfant. Cette tâche exige une volonté politique constante ainsi que la libération des moyens financiers nécessaires.

La politique fédérale des droits de l'enfant est une politique horizontale. Tous les domaines de la politique touchent en effet aux droits et intérêts des enfants et des jeunes.

Chaque ministre fédéral, membre du gouvernement, secrétaire d'État et service public a, dans ses compétences, la responsabilité de veiller à la politique en matière de droits de l'enfant et de réaliser une politique favorable à l'enfant.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes:

1. Quels étaient les objectifs stratégiques en 2008 en matière de droits de l'enfant ?

2. Quels moyens a-t-on inscrits dans le budget 2008, globalement et par poste, pour réaliser une politique favorable à l'enfant ?

 

Het Verdrag voor de rechten van het kind van 1989 werd door België op 16 december 1991 geratificeerd en trad er in werking op 15 januari 1992.

Het Verdrag werd in 2002 gevolgd door een Verenigde Naties (VN) Actieplan onder de naam “ A World fit for Children “. Dit document, dat tien concrete actiepunten formuleert, vraagt onder andere aan alle Lidstaten dringend werk te maken van een nationaal actieplan.

Ter uitvoering van deze internationale engagementen nam België op 4 september 2002 een wet aan tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het VN-Kinderrechtenverdrag. De regering dient zo het Parlement jaarlijks op de hoogte te houden van haar beleid.

Daarnaast keurde de Ministerraad op 8 juli 2005 het nationale actieplan inzake de rechten van het kind (2005–2012) goed met het oog op de toepassing van het Verdrag.

Hierdoor heeft België er zich concreet toe geëngageerd de nodige maatregelen te nemen om de rechten van kinderen daadwerkelijk te realiseren. Deze opdracht vergt een volgehouden politieke wil en ook het vrijmaken van de nodige financiële middelen.

Het federaal kinderrechtenbeleid is een horizontaal beleid. Alle beleidsdomeinen hebben immers raakvlakken bij de rechten en belangen van kinderen en jongeren.

Elke federale minister, regeringslid, staatssecretaris en overheidsdienst heeft binnen het eigen bevoegdheidspakket de verantwoordelijkheid om het kinderrechtenbeleid te bewaken en een kindvriendelijke dimensie toe te passen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1.Welke waren de strategische doelstellingen inzake kinderrechten in 2009?

2.Hoeveel middelen werden ingeschreven in de begroting voor 2009, in globo en per post, ter verwezenlijking van de kindvriendelijke dimensie van het beleid?

 
Réponse reçue le 3 aôut 2009 : Antwoord ontvangen op 3 augustus 2009 :

En 2009, la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité a mené trois campagnes de contrôle différentes en matière de bien-être des enfants.

- détection du CO2 : 25.000 euros et 80 jours par homme ;

- vélos pour enfants : 19.000 euros et 140 jours par homme ;

- chaises pour enfants : 25.000 euros et 120 jours par homme.

Par ailleurs, des mesures ont été prises en 2009 pour interdire des jouets dangereux. Au 1er juillet 2009, 80 types de jouets ont été interdits, ce qui a requis environ 50 heures par homme.

En ce qui concerne le Service public fédéral (SPF) Santé publique

Il existe un lien direct entre les droits de l’enfant et les droits des générations futures. Ces droits occupent notamment une position centrale dans le cadre du dossier relatif aux changements climatiques. En ratifiant la Convention-cadre des Nations Unies sur les changements climatiques (CCNUCC), la Belgique s’est en effet inscrite dans l’objectif visant à préserver le système climatique dans l’intérêt des générations présentes et futures.

Les objectifs de la politique climatique au niveau fédéral pour 2009 et les prochaines années dépendent de la poursuite de la politique axée sur la réalisation de l’objectif belge de Kyoto de réduire les émissions de gaz à effet de serre de 7,5 % à l’horizon 2008-2012, mais sont aussi définis de plus en plus en fonction de la politique climatique à moyen (2020) et long termes (2050), de la transition vers une société « pauvre en carbone » et donc des générations futures.

Une des tâches des autorités fédérales dans la politique climatique nationale belge à court terme consiste à acheter 12,2 millions de quotas d’émissions. Mes Services imposent à cet égard une série de critères de durabilité aux projets qui génèrent ces droits d’émissions. Lesdits critères comprennent entre autres une déclaration par le développeur du projet ou vendeur que la mise en œuvre du projet respectera les dispositions des Conventions 138 et 182 de l’Organisation internationale du travail (OIT) en matière de lutte contre le travail des enfants.

Malheureusement, même en adoptant une politique ambitieuse de réduction des émissions, nous devons nous attendre à ce que les changements climatiques aient de grandes conséquences et que les groupes sociaux plus vulnérables, comme les enfants, en souffrent plus particulièrement. Mes services contribuent dès lors activement au développement des politiques belge, européenne et internationale, dans le cadre respectivement du Plan national Climat, du Livre blanc de la Commission européenne sur l’adaptation au changement climatique et du Plan d’action de Bali de la CCNUCC.

En outre, l’article 6 de la Convention des Nations Unies sur le climat contient une série de dispositions en matière d’enseignement et de formation. Dans ce cadre, mes services financent et développent notamment un dossier éducatif destiné à aider enseignants et élèves à aborder à l’école le thème du changement climatique.

En ce qui concerne le Service public de programmation (SPP) Développement durable

Aucune action stratégique en matière de droit des enfants n’a été menée en 2009.

In 2009 voerde de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid drie verschillende controlecampagnes op het vlak van kinderwelzijn.

- Controlecampagne CO-2 detectoren: 25 000 euro en 80 mandagen ;

- controlecampagne kinderfietsen: 19 000 euro en 140 mandagen ;

- controlecampagne kinderstoelen: 25 000 euro en 120 mandagen.

Bovendien werden er in 2009 maatregelen genomen om gevaarlijk speelgoed te verbieden. Op 1 juli 2009 werden 80 soorten speelgoed verboden, wat ongeveer 50 manuren in beslag nam.

Wat de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid betreft

Er is een direct verband tussen de rechten van het kind en de rechten van de toekomstige generaties. Deze staan onder meer centraal in het dossier klimaatverandering. Door de ratificatie van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering (UNFCCC) heeft België zich immers ingeschreven in de doelstelling om het klimaatsysteem te beschermen ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties.

De doelstellingen van het federale klimaatbeleid voor 2009 en de volgende jaren staan in functie van het verder uitvoeren van het beleid gericht op het behalen van de Belgische Kyoto-doelstelling om de emissies van broeikasgassen met 7,5 % te reduceren tegen 2008-2012, maar steeds meer ook in functie van het klimaatbeleid op de middellange (2020) en lange termijn (2050), een transitie naar een 'koolstofarme' samenleving en dus de toekomstige generaties.

Eén van de taken van de federale overheid in het Belgische nationale klimaatbeleid op korte termijn bestaat erin om 12,2 miljoen emissierechten aan te kopen. Mijn Diensten leggen daarbij een aantal duurzaamheidcriteria op aan projecten die deze emissiekredieten genereren. Deze criteria omvatten onder meer een verklaring door de projectontwikkelaar of verkoper dat bij de implementatie van het project de bepalingen van de Verdragen 138 en 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) inzake de bestrijding van kinderarbeid zullen worden gerespecteerd.

Zelfs met een ambitieus emissiereductiebeleid valt helaas te verwachten dat klimaatverandering een aantal ingrijpende gevolgen kan hebben en dat de meer kwetsbare groepen in de samenleving, zoals kinderen, daar in het bijzonder onder te lijden zullen hebben. Daarom dragen mijn diensten actief bij tot de ontwikkeling van het Belgische, Europese en internationale beleid, in het kader van respectievelijk het Nationaal Klimaatplan, het Witboek “Aanpassing aan de klimaatverandering” van de Europese Commissie en het UNFCCC Bali Action Plan.

Artikel 6 van het Verenigde Naties (VN)-Klimaatverdrag bevat bovendien een aantal bepalingen inzake onderwijs en vorming. In dit verband financieren en ontwikkelen mijn diensten onder meer een educatief dossier om leerkrachten en leerlingen te helpen om op school rond klimaatverandering te werken.

Wat de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Duurzame Ontwikkeling betreft

In 2009 werd er geen enkele strategische actie ondernomen op het vlak van kinderrechten.